Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 479 van 1490

...  467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492  ...
[6] In deze wereld gaan jullie daar minder onder gebukt, omdat jullie je zelf heel goed weten te troosten met alle dingen van de wereld; maar als jullie ziel zich weldra zonder aards lichaam, in de geestelijke wereld in haar eigen sfeer zal bevinden, die uit haarzelf voortkomt en die zonder liefde en zonder licht in zich zelf is, -hoe zal het haar dan vergaan?!
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik weet dat zeer goed en weet ook maar al te goed hoezeer jullie allemaal geheel en al afgeweken zijn van Gods woord, -en daarom ben Ikzelf nu in het vlees van een mens, zoals beloofd, naar deze wereld gekomen, Ik, die in de geest Dezelfde ben die op de Sinaï aan Mozes de wetten gaf, evenals eens aan Adam en later na de zondvloed aan Noach, Abraham, Isaak en Jacob, en zoals na Mozes ook aan de vele profeten. Ik ben gekomen om jullie allen door Mijn leer en daden uit jullie gericht en dood te verlossen, omdat jullie ondanks alle vaderen, ondanks Mozes en alle profeten in de harde gevangenschap van de zonde en de dood terecht zijn gekomen.
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Jij denkt dat de mensen die vóór Mij geleefd hebben het woord dat Ik nu aan jullie richt niet konden horen en daarom ook niet aan Mij konden geloven en derhalve het eeuwige leven ook niet konden verkrijgen, evenals degenen die nu in verre landen leven en meestal heidenen zijn. O jij blinde Farizeeër! Kijk hier eens, deze zeven mannen uit het verre Opper-Egypte kennen Mij, leven overeenkomstig Mijn wil, en hun zielen hebben reeds lang het eeuwige leven en zijn onuitputtelijke kracht en macht verkregen. Zij zullen jou een teken geven!'
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] De geest zei: 'Jawel, als we dat willen; maar wij hebben niet de wil daartoe, zoals ook jij die in deze wereld niet hebt en Hem vervolgt die je zou kunnen helpen, - en wij doen hetzelfde!'
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Toen zei de Farizeeër: 'Jullie zijn allemaal tovenaars en magiërs, en deze verschijning hebben jullie te voorschijn getoverd! Daarom wil ik me niet meer met jullie inlaten en me terugtrekken!'
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Door enkele spionnen die zich onder het volk verscholen hadden, kwam het de Farizeeën ter ore dat Ik het volk aldus onderwees. Deze beraadslaagden toen onder elkaar wat ze tegen Mij moesten ondernemen om Mij gevangen te nemen en te gronde te richten.
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Een aartsfarizeeër van Kajafas' partij zei nu: 'Als het dan allemaal zo is als jullie nu welmenend naar voren hebben gebracht, wat kunnen we volgens jullie dan het beste doen? Want we kunnen deze dingen, die onze ondergang zullen bewerkstelligen, toch niet zomaar zonder in te grijpen laten gebeuren!'
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Daarop zei de aartsfarizeeër: 'Dit advies klinkt goed en we kunnen inderdaad een poging wagen; want slimme, verstandige en goede redenaars hebben we nog genoeg, ofschoon we de laatste tijd al een flink aantal uiterst bekwame sprekers zijn kwijtgeraakt, wat we waarschijnlijk aan die beruchte Nazarener te danken hebben. Wie van ons denkt deze taak dan voor een grote beloning op zich te kunnen nemen?'
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Hierop namen een schriftgeleerde en een Farizeeër, die ook de Romeinse wetten goed kende, het woord en beiden zeiden: 'Laat ons deze taak uitvoeren, dan zullen we hem gauw en gemakkelijk gevangen kunnen nemen; want ons is nog niemand te slim af geweest!'
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Goed dan. Zeg Me dan vrij en openlijk in bijzijn van heel het volk: vanwaar was de doop van Johannes, de zoon van Zacharias die in deze tempel door jullie tussen het altaar en het allerheiligste is gewurgd? Was die doop van deze Johannes vanuit de hemel of slechts van de mensen? Want het is aan jullie om hierover ten aanschouwe van al het volk een beslissende uitspraak te doen. Jullie hebben wel andere kleren aan en zijn tegelijk met andere pelgrims bij de grote volkspoort de tempel binnen gekomen, maar toch heeft men jullie snel herkend. Voer jullie taak goed uit, want anders schiet het loon erbij in, dat jullie beloofd is en datje kunt krijgen als je Mij kunt vangen op hetgeen Ik zeg!'
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Dat gaf hun te denken en stilletjes zeiden ze onder elkaar (de Farizeeën): 'Dat is een akelig geraffineerde vraag! Want zeggen we met het oog op het volk: Johannes' doop was van de hemel, dan zullen hij en het volk tegen ons zeggen: ' Als dat zo is, waarom hebben jullie hem dan niet geloofd, en waarom hebben jullie hem vervolgd en ervoor gezorgd dat Herodes hem eerst in de kerker liet gooien en hem daarna liet onthoofden?' Maar als wij zeggen dat die doop van de mens uitging, dan zal al het volk tegen ons in opstand komen; want het volk houdt Johannes nog altijd voor een ware profeet en het zou ons aanvallen als we zoiets over Johannes zouden zeggen. Daarom is het moeilijk om deze man een goed antwoord te geven! ,
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Nu ging de vader naar zijn tweede zoon en zei ook tegen hem wat hij tegen de eerste had gezegd. En deze antwoordde: 'Heer en vader! Ja, ik zal er onmiddellijk heengaan om er te werken!' Maar toen de vader wegging, bleef zijn zoon thuis en ging niet naar de wijngaard om te werken. -Wie van de beide zonen heeft hier nu de wil van de vader vervuld?'
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Het tweetal zei: 'Dat is werkelijk een kinderlijke vraag! Het is toch duidelijk dat de eerste zoon de wil van zijn vader heeft vervuld! Want door te antwoorden dat hij het niet wilde, heeft hij zijn vader vast alleen maar aangenaam willen verrassen; want wat men zegt, is toch onmiskenbaar minder belangrijk dan wat men doet. Maar waar dient deze gelijkenis toe, wat heb je ons hiermee willen zeggen en aantonen?'
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei: 'Ik zal het jullie wel uitleggen, als je zo blind bent dat je dat zelf niet ziet! De Vader is de God van Abraham, Isaak en Jacob. En van de beide zonen betekent de eerste: de door God geroepen ware profeten, die echter aanvankelijk niet blij waren met hun roeping, zoals Mozes maar al te duidelijk liet blijken door te weigeren dit hoge ambt te aanvaarden omdat hij zo moeilijk sprak, en daarom aan God vroeg om hem zijn broer Aäron als tolk te geven. Maar gewerkt heeft toen toch alleen Mozes. De tweede geroepene voerde wel het woord, maar gewerkt heeft alleen Mozes. En zo ging het dan tot aan deze tijden steeds bergafwaarts.
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Omdat de tweede categorie, die de gelofte aflegde om in Gods wijngaard te werken, steeds alleen maar beloofde te zullen werken, maar dan toch niets deed, moest God zich weer tot degenen richten die niet zo gewillig waren met hun tong. Deze deden Hem weliswaar geen belofte, maar werkten wel; en als zij dan werkten viel de tweede groep hen aan en vervolgde hen uit jaloezie en wilde verhinderen dat zij dit goede werk deden, opdat de ware arbeiders niet door de Vader van de wijngaard als zodanig gezien zouden worden.
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492  ...