Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 480 van 1490

...  468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493  ...
[14] En zo waren in deze tijd Zacharias en zijn zoon Johannes goede arbeiders in de wijngaard van de Heer, ofschoon elk van beiden in het begin van hun innerlijke roeping weigerde dit ambt op zich te nemen, omdat zij de grote traagheid en gloeiende afgunst wel kenden van degenen die God wel de gelofte deden pm in de wijngaard te werken, maar dan trots hun handen in hun luie schoot legden en niet alleen zelf niet werkten maar ook nog de goede en ijverige arbeiders te vuur en te zwaard verboden om te werken.
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Ik zeg jullie dat, omdat Ik het recht en de macht daartoe heb en geen vrees koester voor de mensen van deze wereld, zoals jullie. Want Ik ken God en de macht van Zijn wil, die nu in Mij is en wil en handelt. Maar jullie kennen God niet en Zijn wil is niet in jullie! En daarom vrezen jullie dan ook de wereld en handelen overeenkomstig hetgeen die jullie in je hart voorschrijft. En omdat jullie dat doen, zorgen jullie ook zelf voor jullie eigen gericht, jullie verdoemenis en daarmee de ware, eeuwige dood. En die bestaat eruit dat jullie voortdurend slaven blijven van jullie almaar groeiende traagheid en zinnelijkheid en de snode en vreselijke vruchten daarvan zullen plukken.'
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Ik zei: 'God heeft ieder mens een volkomen vrije wil gegeven en een verstand en een geweten dat altijd waarschuwt en terechtwijst; zonder deze drie zaken zou de mens niet meer dan een dier zijn.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar ter beproeving van zijn vrije wil is de mens ook de traagheid en de eigenliefde aangeboren in zijn vlees, waarin de mens zich op deze wereld het meest behaaglijk voelt.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Maar omdat God de mensen nu juist alleen maar voor het eeuwige leven heeft geschapen en niet voor de eeuwige dood, blijft Hij steeds maar allerlei boodschappers sturen om de trage en zinnelijke mensen wakker te schudden, opdat deze zullen opstaan om aan het ware werk te beginnen dat hun ziellevend maakt.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Daarop zei het tweetal: 'Waar zijn dan degenen die jou, als je waarachtig de erfgenaam bent, trachten te doden? Wij zijn niet hier naartoe gekomen om je gevangen te nemen en te doden, maar wij zijn gekomen om ernstig te onderzoeken of jij welovereenkomstig de volle waarheid degene bent die ons werd beloofd, Wij moeten op de drempel van de oude kerkdeur de wacht houden, opdat in deze .wonderzuchtige tijd, waarin de Essenen en ook andere magiërs hun goede oogst binnenhalen, niet ook hier een valse Christus binnensluipt en het blinde en lichtgelovige volk met zijn valse leer en wonderdaden betovert en verleidt. En wie derhalve onze vuurproef niet doorstaat, is een indringer en een bedrieger, en wij hebben het recht hem beet te pakken en naar buiten te gooien.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[29] En als jullie al deze dingen doen -wat jullie nooit kunnen loochenen -, is het toch voor iedereen overduidelijk dat jullie de slechte wijngaardeniers zijn, waarover Ik heb gesproken!'
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Nadat Ik deze uitleg had gegeven begonnen ook de andere aanwezige hogepriesters en Farizeeën pas te begrijpen, dat zij degenen waren die vermorzeld zouden worden door de hoeksteen die op hen zou vallen. Ze werden toen erg verstoord en gingen met elkaar overleggen hoe ze Mij misschien toch konden pakken en te gronde richten
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Nadat ze dit besluit hadden genomen, richtten ze zich weer tot Mij, in een soort goedmoedigheid, omdat ze zeer bevreesd waren voor het volk, en vroegen (de Farizeeën) Mij: 'Van een meester, die zo buitengewoon goed thuis is in de Schrift zouden we ook nog graag willen horen, waaruit eigenlijk het rijk Gods zal bestaan, dat ons ontnomen en aan de heidenen gegeven zal worden en bij hen de gewenste vrucht zal dragen. Wat is eigenlijk het rijk Gods? Wat versta je daaronder? Is het de hemel, waar alle gelovigen hopen te komen na de dood van hun lichaam of bestaat het al ergens op deze aarde, wat volgens jouw woorden het geval schijnt te zijn, omdat het anders niet aan de heidenen gegeven zou kunnen worden. Er kan van hen in de ware geestelijke hemel toch geen sprake zijn, want er staat nergens geschreven dat ook de duistere heidenen ooit in Gods hemel opgenomen zullen worden? Deze woorden kwamen ons uit jouw profetenmond een beetje raadselachtig voor, waarom wij je verzoeken om ons dit nader te verklaren! ,
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Hier juichten ze al heimelijk; want ze dachten dat Ik Mij met deze woorden al klem had gezet en hun op zo'n slimme vraag een goed antwoord schuldig zou blijven. Ook het volk keek hier en daar al bedenkelijk en wachtte vol spanning hoe Ik Mij uit deze val zou redden.
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Maar opdat niemand zich ooit zal kunnen verontschuldigen door te beweren dat hij niet heeft geweten waarin de ware hemel dan wel bestaat, zal Ik jullie omwille van het volk in beelden tonen, waarin de ware hemel overal in de hele oneindigheid en hier op deze aarde, in en boven alle sterren, overal op dezelfde manier bestaat. Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Toen de koning dat hoorde, stuurde hij in zijn gerechtvaardigde toorn dadelijk zijn legers er op uit en bracht al deze moordenaars om het leven, stak hun stad in brand en liet deze met de grond gelijk maken.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Toen de tafels nu op deze manier vol waren, kwam de koning de grote eetzaal binnen om de gasten te zien. Daar zag hij iemand die in de verste verte niet voor een bruiloft gekleed was, terwijl toch alle anderen, toen ze werden uitgenodigd, snel naar huis waren gegaan om zich vlug zo goed mogelijk mooi te maken voor de bruiloft.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen de koning dat van de knechten hoorde, ging hij naar degene toe die geen bruiloftskleed aanhad en hij zei tegen hem: 'Hoe kon je nu hier naartoe komen zonder een bruiloftskleed aangetrokken te hebben? Zie, de tafels zijn nu vol bezet met arme mensen, van wie een deel slecht en maar een heel klein deel goed is; maar allen hebben zich zo mooi gekleed dat mijn oog nu echt behagen in hen schept! Jij was de eerste keer al uitgenodigd en wilde geen gehoor geven aan de uitnodiging; en nu bij de derde, algemene uitnodiging heb je je er toch toe laten bewegen om binnen te komen, maar wel zonder je ook maar enigszins mooi voor de bruiloft te kleden, terwijl je toch vermogend genoeg bent om een bruiloftskleed te bezitten. Waarom heb je me dan deze schande aangedaan?
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Na deze vragen werd de man erg stuurs tegen de koning, hij wilde zich ook niet eens verontschuldigen en de koning om vergeving vragen, maar hij bleef zwijgen en gaf geen enkel antwoord, ofschoon de koning hem eerder wel als vriend had aangesproken.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493  ...