Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 49 van 139

...  37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62  ...
[2] Het zou natuurlijk ook wel wenselijk zijn om een innerlijke blik te kunnen werpen in het wezen van het rijk Gods en de reeds zalige bewoners daarvan; maar omdat Uw genade en liefde ons dat in woorden toch al zo duidelijk uiteengezet heeft dat wij het eenvoudig bijna met onze ogen kunnen aanschouwen, zou ik het als een vermetelheid beschouwen om van U te verlangen dat U ons ook de wereld van de zalige geesten aan gene zijde laat zien - en daarom danken wij U hier nogmaals voor de grote genade die U ons in zo rijke mate hebt geschonken.'
Hoofdstuk 172: De Heer roept Rafaël om de betekenis en het bestaan van het rijk Gods toe te lichten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Ja, Mijn vriend,jullie de werkelijke betekenis van het Godsrijk te tonen, waar zich al sinds voor jullie onvoorstelbare tijden en eeuwigheden talloze zalige geesten bevinden, is bij geen van jullie nog mogelijk; dat zal pas kunnen als het rijk Gods in jullie helemaal ontwikkeld is en tot een lichte en in jullie zelf te aanschouwen waarheid is geworden.
Hoofdstuk 172: De Heer roept Rafaël om de betekenis en het bestaan van het rijk Gods toe te lichten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] De arts was totaal verbaasd over de heldere wijsheid van Rafaël, en zei: '0 heerlijke, onsterfelijke vriend en broeder! Je hebt nu een geweldige blinddoek van mijn ogen weggenomen! Een mens ziet toch altijd het slechtst wat hem vlak voor zijn ogen geplaatst wordt. Ik heb werkelijk datgene gezocht wat ik in mijn hand had. Ik dank je voor het licht dat je mij hebt gegeven. Laat me er nu even over nadenken, dan zullen we deze kwestie nog verder bespreken!'
Hoofdstuk 173: Het wezen van het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Kijk, ik ben zo'n Godskind, maar dat ben ik niet pas in de reine wereld van de geesten geworden, maar nog tijdens mijn aardse leven, en wel zodanig, dat de macht van de goddelijke geest in mij alles tot stand kon brengen wat ze nu kan.
Hoofdstuk 174: Het wezen van Rafaël (26.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Je bent er, want ik zie je en hoor je heldere stem, en toch ben je er voor het gevoel van mijn handen helemaal niet! Maar ook al zie ik je nu meer met de ogen van mijn ziel dan met die van mijn lichaam, ik heb de tweede keer toch net zo met mijn lijfelijke handen aan je gevoeld als de eerste keer, waarbij ikje lichaam heel goed waarnam. Hoe kan dat? Of heb ik soms alleen met de handen van mijn ziel aan je gevoeld, zoals in een droom, wat voor het lichamelijke misschien even onwerkelijk is als het psychische of geestelijke voor het lichamelijke? Maar als dat zo is, wordt het moeilijk voor het menselijke inzicht om zowel in de materiële wereld der lichamen alsook in die van de geesten iets werkelijk bestaands te ontdekken; want de eerste heeft voor de tweede zo goed als geen waarde, en omgekeerd net zo -en toch staan ze voor het gezichtsvermogen en het gehoor als iets bestaands tegenover elkaar!
Hoofdstuk 175: De arts kan geen verklaring vinden voor het wezen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Kijk, als de Heer ook maar één van Zijn kleinste scheppende, goddelijke gedachten en ideeën volledig zou kunnen verdelgen en vernietigen, zou Hij toch ontegenzeglijk iets van Zijn eindeloze volmaaktheid verliezen - wat op zichzelf de reinste onmogelijkheid zou zijn; want Hij is wat Zijn eeuwige geest betreft juist de macht, die de eindeloze scheppingsruimte overal met Zijn alom werkzame aanwezigheid vervult! Waar in Hemzelf zou Hij een uit Hem en lil Hem, door Zijn wil gerealiseerd en eenmaal in een zelfstandig bestaan geplaatst wezen moeten laten, zodat het volledig teniet gedaan zou kunnen worden?
Hoofdstuk 176: Over bestaan en niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Nu is het wezen van het rijk Gods als het ware voor mijn lichamelijke ogen geplaatst en zo aanschouwelijk gemaakt. O, wat is mijn ziel nu blij en opgewekt!'
Hoofdstuk 180: De dank van de arts en de leerlingen voor het onderricht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Ze hebben zich weer tot de twee leerlingen gewend, met de vraag of die hen weer wilden genezen. Maar de leerlingen hebben gezegd: 'Ook al genezen wij jullie weer in naam van de Heer, jullie zullen toch weer opnieuw zondigen; daarom zeggen wij jullie: doe eerst echt boete, en als de Heer ziet dat jullie je leven ernstig en voorgoed hebben gebeterd, zal Hijzelf jullie wel helpen! Sta op en wandel vol berouw, geloof en vertrouwen naar de wonderbron aan het Meer van Galilea, die de Heer Zelf daar heeft geplaatst en gezegend, dan zullen jullie daar genezing vinden; laat de voetreis, die een zware opgave voor jullie is, een boetedoening voor jullie zijn!'
Hoofdstuk 186: De genezing van de zieken uit Joppe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Welnu, vrienden, zodra iemand op die manier spreekt en God hem niet voor iedereen zichtbaar bestraft voor die voor ieder mens zeer zondige aanmatiging, moet zo iemand de volheid van God Zelf in zich hebben en der,halve ook Zelf geheel en al Heer zijn, anders zou het Hem nooit lukken om alle geesten, schepselen en elementen te gebieden, waarop alles gehoorzaamt aan de oneindige macht van Zijn wil! Want dat weten wij uit de mond van Zijn leerlingen, die ooggetuigen zijn geweest van heel veel tekenen en wonderen.
Hoofdstuk 188: De genezenen en hun schippers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Daarna werd alles stil en rustig. Ook de geesten in de lucht, in de aarde en in de wateren werd door Mij in stilte bevolen zich volkomen rustig te houden. En zo werd het in de gehele zichtbare natuur zo volkomen rustig, dat er zelfs niet het kleinste zuchtje wind bewoog, geen vogeltje rondvloog en het water van het meer zo volkomen kalm was, dat men de hoge bergen, die het grote meer omringden, vanuit de waterspiegel even duidelijk en helder te zien kreeg als op natuurlijke wijze, wat alle aanwezigen in hoge mate verrukte, omdat ze zo'n volmaakte rust van het meer nog vrijwel nooit hadden gezien.
Hoofdstuk 192: Het verschijnsel van de luchtspiegeling (24.5.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Hierop werd bij de mensen uit Joppe voor enkele ogenblikken hun innerlijke gezicht geopend en ze zagen als het ware in een zee van licht talloze scharen volmaakte geesten, en uit die scharen engelen Gods klonk als uit één mond een machtige stem: 'Gelukkig degene die de Heer heeft herkend, Hem boven alles liefheeft en getrouw volgens Zijn woord handelt en leeft; want hij is reeds in zijn vlees aan ons gelijk, en wij zijn altijd bereid om hem in alle broederlijke liefde te dienen!'
Hoofdstuk 197: Over de aanwezigheid van de engelen bij de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Daarop zei de commandant nog tegen de overste, en zodoende ook tegen alle aanwezigen: 'Luister, voordat we ons aan een volledige lichamelijke rust overgeven - hier en overal waar we ons ook bevinden is het gewoonte dat wij in ons hart onze oprechte dank uitspreken aan Hem, die wij als de Heer en Meester hebben herkend, voor de meer dan grote genade en ontferming die Hij ons hier in plaats van een terechte straf in rijkelijke mate heeft geschonken. Laten we dus zeggen: O Heer en Meester, die vervuld bent van de volheid der goddelijke liefde, wijsheid, kracht en macht! Wij danken U voor Uw grote goedgunstigheid en genade, die U ons grote zondaars hier in plaats van de verdiende straf hebt geschonken, en wij vragen U voor de hele verdere toekomst of U ons met Uw genade, liefde en erbarmen niet wilt verlaten; want van nu af aan willen ook wij helemaal aan U toebehoren! 0, beste, grote Heer en Meester, aan wie alle geesten, krachten en elementen gehoorzamen, neem ook ons op als onderdanen van het rijk dat U nu voor eeuwig op deze aarde onder de blinde mensen vestigt, en laat in het vervolg ook geen al te grote verzoekingen over ons komen, maar sterk ons met Uw genade en erbarmen! U alleen zij al onze liefde, eer en alle lof! Dat alles wat bestaat, leeft en ademt U prijze! Uw naam zij geheiligd in ons!'
Hoofdstuk 206: Het overleg van de soldaten van Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen Rafaël dat tegen de overste had gezegd, stond deze samen met zijn metgezellen nog meer verbluft, en na een poosje zei hij wat schuchter (de overste): 'Wat - jij bent dus een geest uit de wereld aan gene zijde? -Wij hebben ook over geesten zo nu en dan sprookjesachtige dingen horen vertellen, en ook in de Schrift worden ze verschillende keren vermeld; maar ikzelf en met mij vele duizendmaal duizenden mensen geloven daar nauwelijks meer in en hebben dat ook al lange tijd niet meer gedaan, aangezien niemand van ons zich erop kan beroemen ooit een geest gezien of gesproken te hebben.
Hoofdstuk 213: De Heer bij de soldaten van Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Er zijn wel magiërs naar ons toegekomen, deels uit het morgenland en deels uit Egypte, die zich in hun vak als tovenaar behalve met hun vele bedrieglijke kunsten ook bezighielden met het bezweren van geesten en de mensen ook bepaalde, steeds heel huiveringwekkende gestalten voor ogen stelden; maar men wist maar al te gauw wie er achter die verschijningen zat en zodoende hebben dergelijke magische geestenbezweringen met name bij de meer ontwikkelde en ervaren mensen hun geloof in een bestaan van geesten aan gene zijde onuitsprekelijk veel meer geschaad dan bevorderd.
Hoofdstuk 213: De Heer bij de soldaten van Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Het gewone volk, dat niets begrijpt en niets denkt, omdat het nooit van iemand een verklaring heeft gekregen voor dergelijke bedriegerijen van de op winst beluste magiërs en die ook niet heeft kunnen krijgen, gelooft natuurlijk nog dat er mensen zijn, aan wie de macht gegeven is om geesten van gene zijde op te roepen; maar wij hebben dat geloof steeds als complete dwaasheid beschouwd, hoewel wij het onder het volk graag duldden en om bepaalde begrijpelijke redenen nog steeds dulden.
Hoofdstuk 213: De Heer bij de soldaten van Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62  ...