17481 resultaten - Pagina 485 van 1166
... 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 ...
[14] Ik zei: 'Dat is onze zaak; maar ga jij de stad in, omdat je de tijd hebt, en vraag aan Kado, wiens vader jullie hoogste gebieder is, of hij naar Mij toe wil komen; want Ik, de Heer, wacht hier op hem!'Hoofdstuk 5: De aankomst bij Jericho De Heer in Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Jouw vriendelijkheid heeft Mijn hart verkwikt, en Ik zal met je meegaan; maar laten we nog een poosje wachten! We zullen de stad binnengaan als het donker begint te worden, zodat we geen opzien baren onder de nieuwsgierige volksmenigte; want omdat hier morgen markt wordt gehouden, zijn er veel vreemdelingen, en die moeten ons niet aangapen en bekritiseren als we de stad binnengaan. Bij jouw vader hebben nu immers ook een paar Farizeeën hun intrek genomen; zij zullen weldra ondergebracht zijn, en dan kunnen we geheelongehinderd jouw huis binnengaan.'
Hoofdstuk 6: Het weerzien met Kado - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Voor de herberg aangekomen, zei Ik tegen Kado: 'Vriend, ga jij nu eerst naar binnen en vertel je mensen dat Ik met Mijn leerlingen uit Essea ben aangekomen! Als Ik de gastenkamer binnenkom, moeten ze niet in vreugde uitbarsten, om de vreemdelingen niet voortijdig op Mij opmerkzaam te maken. En laten zij Mij ook niet met 'Heer' en 'Meester', maar gewoon als een goede vriend aanspreken; want Ik kijk toch immers alleen maar naar het hart en nooit naar de mond. De reden waarom Ik dat nu zo wil hebben zul je later wel inzien en begrijpen. Ga het nu maar doen!'
Hoofdstuk 6: Het weerzien met Kado - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Toen wij binnenkwamen, kwam natuurlijk iedereen vriendelijk naar ons toe. De vader en moeder van Kado en ook zijn vrouwen kinderen begroetten Mij heel vriendelijk en vroegen Mij te gaan zitten, aangezien Ik vast wel moe zou zijn van de lange reis. Deze begroeting was heel goed en maakte dat de vreemdelingen geen acht sloegen op Mij en Mijn leerlingen. Maar bij al die goed gekozen bewoordingen kregen allen tranen in de ogen van grote vreugde, met name de vader van Kado en de oude, trouwe dienaar van Kado, die Apollon heette. Maar Ik sterkte direct hun gemoed en zo konden ze Mijn aanwezigheid verder zonder tranen verdragen.
Hoofdstuk 6: Het weerzien met Kado - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Wij gingen direct aan tafel zitten en de waard, Kado, zijn vrouwen kinderen en op Mijn verzoek ook Apollon gingen het dichtst bij Mij zitten; de moeder van Kado had echter nog bezigheden in de keuken, en zijn broers en zusters moesten de gasten bedienen.
Hoofdstuk 6: Het weerzien met Kado - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Enkele vreemdelingen hadden gemerkt dat Ik de leerlingen dat advies had gegeven, en een van hen, die een koopman uit Sidon was, stond op, kwam naar Mij toe en zei: 'Goede vriend, vergeef mij dat ik als vreemdeling de vrijheid heb genomen om u hier aan te spreken! Aan de woorden die u tot uw vriend richtte merkte ik dat u zonder twijfel een arts moet zijn; ik zou u dus een advies willen vragen, namelijk wat ik moet doen en gebruiken om bevrijd te worden van mijn maagklachten, die ik nu al verscheidene jaren heb.'
Hoofdstuk 7: De Heer en de zieke koopman uit Sidon (27.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ik zei: ' Als je denkt dat ik een arts ben, neem dan ook Mijn raad aan! Eet niet teveel en te vet varkensvlees, zoals je tot nu toe gedaan hebt, en drink niet de hele dag door zoveel sterke wijn, dan zullen je maagklachten wel over gaan! Dat is Mijn advies als arts; als je dat opvolgt, zal het je meer van nut zijn dan jouw aloësap, dat je maag wel leeg maakt, om hem daarna weer des te meer te kunnen vullen. De mens leeft niet om te eten, maar hij eet alleen maar om te leven, en daar is geen volgepropte maag en geen dagelijkse bedwelming van de zenuwen door zo sterk mogelijke wijn voor nodig.'
Hoofdstuk 7: De Heer en de zieke koopman uit Sidon (27.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Mijn leerlingen hoorden deze opmerking van de kant van de vreemdeling ook, en Jacobus de Oudere wilde hem al in de rede vallen.
Hoofdstuk 7: De Heer en de zieke koopman uit Sidon (27.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Maar Ik zei tegen hem, ook min of meer zachtjes: 'Laat ze maar praten en over ons oordelen, want daar berokkenen ze ons echt geen schade mee! Als jullie in Mijn naam aan de mensen over de hele wereld het evangelie zullen verkondigen, zullen jullie niet ontkomen aan allerlei oordelen die de mensen over jullie vellen. Zijn deze blind en dom, laat de mensen dan maar praten, zolang hun oordeel maar geen kwaad in zich draagt! Als het echter een kwaadaardig karakter heeft, dan kunnen jullie degenen die over jullie oordelen voor een rechter ter verantwoording roepen, óf jullie verlaten die plaats en schudden ook het stof van jullie voeten; dan zal Ik in het verborgene wel de rechter zijn over zo'n plaats en de bewoners ervan! We zullen hen nu dus ook over ons laten praten en ons beoordelen zoals ze willen en begrijpen; want geen mens kan over een kwestie of een omstandigheid een oordeel vellen dan zijn eigen begrip, net zo min als een os een psalm van David kan zingen of een blinde een andere blinde kan leiden! Daarom moeten jullie je voortaan door dergelijke voorvallen absoluut niet meer van de wijs laten brengen!'
Hoofdstuk 7: De Heer en de zieke koopman uit Sidon (27.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Daarop boog de zanger en harpspeler diep voor ons, stemde zijn harp zuiver en zei verbaasd: 'Werkelijk, dit is een goede zaal voor muziek en zang; want zo hemels helder en zuiver heb ik de snaren van mijn harp nog nooit horen klinken!'
Hoofdstuk 8: Een harpspeler zingt voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] De zanger zei: 'Heer, wie u ook bent - dat heb ikzelf ook nog nooit zo gedaan! Tijdens het zingen was het mij werkelijk alsof Jehova mij heel nabij was en met welgevallen naar mij luisterde; en ook kwam het mij voor alsof hele engelenkoren met mij instemden. O, als ik die kunst en stem zou mogen behouden, dan zou ik de gelukkigste mens op aarde zijn en alle heidenen door mijn zingen tot onze Jehova bekeren!'
Hoofdstuk 8: Een harpspeler zingt voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[17] Hierop greep hij weer in de snaren en ze klonken nog helderder en zuiverder dan de eerste keer, en zo was het ook met zijn stem. Al Mijn leerlingen, de waard en zijn familie en ook de vreemdelingen waren tot tranen toe geroerd, en de Mijnen aan onze tafel het meest, omdat zij wel wisten op Wie deze psalm betrekking had.
Hoofdstuk 8: Een harpspeler zingt voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] De harpspeler zei: 'Ja, zeer welwillende heer, zo is het, en ik heb dat ook altijd geloofd, hoewel mij dat lange tijd aan aardse beloning niet veel heeft opgeleverd, terwijl ik in deze zin toch al bijna vijftien jaar trouw mijn zwakke kunst beoefend heb. Maar deze keer heb ik een rijke oogst ontvangen en daarvoor zij voor altijd alle lof en eer en al mijn dank aan God de Heer, die mij deze keer in mijn armoede heeft gezien! Maar nu zou ik u, goede heer, toch ook iets willen vragen, als u mij dat genadig wilt toestaan.'
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Toen vroeg de harpspeler aan Mij: 'O goede heer, aan wie ik naast God mijn grote geluk te danken heb, hoe kent u al mijn levensomstandigheden zo precies -terwijl ik mij toch niet kan herinneren dat ik u ooit ergens heb gezien?'
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Er kunnen ook nog wel andere redenen zijn, die je nu echter niet goed zou begrijpen, ook al zou Ik je die vertellen; daarom is het vanwege de vreemdelingen beter om daarover te zwijgen. Maar je hebt zojuist zelf gezegd dat Ik misschien wel een profeet kon zijn, omdat je in Mijn nabijheid veel beter harp gespeeld en gezongen hebt dan ooit tevoren. Als Ik voor jou mogelijkerwijs een profeet ben, dan kan Ik als zodanig vanuit de geest Gods in Mij waarschijnlijk ook wel weten hoe jouw levensomstandigheden zijn. Zo heb je nu een natuurlijke en een bovennatuurlijke reden waarom Ik jou altijd beter kan kennen dan jij Mij of iemand anders van ons. - Is het je nu duidelijk?'
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)