10915 resultaten - Pagina 485 van 728
... 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 ...
[1] Kijk nu, naargelang het vaartuig de oever nadert, herkent onze woordvoerder zijn tafeldienaar, die hij zich nog goed herinnert, ook steeds beter. Daarom wendt hij zich tot zijn gezelschap en zegt: kijk daar eens, als dat niet onze fraaie tafeldienaar is, dan is onze natte ondergrond geen water. O, hij is het; zijn hele manier van doen, zijn gezicht, zijn lange blonde haren; kort en goed, hoe dichter we bij hem komen des te beter herken ik hem! Had ik nu maar een klein beetje almacht, dan zou ik graag een kleine donderbui op hem afsturen. Aangezien ik dat niet kan, zullen hem toch tenminste als we bij elkaar zijn, enkele goedgekozen, scherpe woorden uit mijn mond treffen. Ik kan toch niet geloven dat er in dit geestenrijk, dat wil zeggen daarboven in die verdachte hemel en hier beneden in dit land, twee geesten te vinden zijn die als twee druppels water op elkaar lijken. We zullen daarom ook niet doen alsof we hem al eerder hadden gezien, maar afwachten wat hij zelf wellicht gaat zeggen als we allemaal aan land zijn. Zegt hij echter niets, dan zal ik wel een gesprek met hem aanknopen en zeker te weten komen of hij de tafeldienaar is of niet! Een ander uit het gezelschap zegt tegen de woordvoerder: luister vriend, stel dat deze geest, die kennelijk op ons staat te wachten, de ons bekende tafeldienaar is, dan denk ik heel anders over de manier waarop we met hem moeten omgaan dan jij, beste vriend en broeder. Kijk, het was toch zonder meer jouw en ons aller wil om uit de vorige zit-, eet- en gaaphemel weg te komen. De dienaar heeft jou dat bij mijn weten ook toegezegd. Dat hij juist daarboven niet meer naar ons toe is gekomen, verbaast me helemaal niet, want, sta me toe, ten eerste ben jij meteen na zijn vertrek vanwege de verkeerde tekst tegen hem van leer getrokken en ten tweede heeft niemand van ons, juist om die reden, zijn raad met betrekking tot onze gedragsregels in acht genomen. Dat hij ons daarom min of meer aan ons lot heeft overgelaten en ons inderdaad in grote verlegenheid heeft gebracht vind ik, in aanmerking genomen dat we hem werkelijk bruut behandeld hebben, zonder meer volkomen terecht. Omdat we zo wonderbaarlijk werden gered en ongedeerd zijn gebleven, en dat zeker alleen aan hem te danken hebben, ben ik van mening dat we onze donderbui, onze scherpe woorden en slimme benaderingswijze beter achterwege kunnen laten. Anders zou hij misschien op het idee kunnen komen ons nog eens te vergeten en dit land dat nu zo dichtbij is, eveneens zo losjes te maken als dat daarboven in de hemel.Hoofdstuk 54: Bevrijding uit de schijnhemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] In navolging van deze orde ontstonden er dan ook nog andere gelijksoortige orden, die zich op dergelijke goede gronden streng van de wereld afzonderden. Ze konden echter geen van allen iets bereiken, ten eerste omdat ze daarbij toch door de uiterlijke kerkelijke ordening geremd werden en ten tweede omdat ze hun regels wel achter gesloten deuren konden beoefenen, maar er in de hun toegewezen pastorale zielzorg geen nuttig gebruik van mochten maken.
Hoofdstuk 65: Een monnikenklooster. Augustijnen en hun geloofsopvatting - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Verder is nog opmerkelijk dat onder de drie-eenheid scharen en nog eens scharen op wolken geknield en biddend zijn afgebeeld. We zien onder deze zaligen alleen maar de oude profeten, de apostelen van de Heer, vlak onder de drie-eenheid Maria en jozef, dan vele ons welbekende martelaren, daarna echter louter pausen, kardinalen, bisschoppen en prelaten, enkele beroemde monniken, keizers, koningen, vorsten, graven en ridders en nog adellijke vrouwelijke gelukzaligen; maar niet één zalige, eenvoudige landman is er onder hen te ontdekken.
Hoofdstuk 66: uitleg over de Inrichting van het augustijnenklooster - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Toen jij echter in mijn nabijheid de onvolmaaktheid en weerzinwekkende dwaasheid van jouw hemel begon te voelen, verhief je je uit het centrum van jouw dwaling en vluchtte met velen die, heimelijk ook door mij aangespoord, jouw inzichten deelden. Op de uiterste grens van jouw dwaling toonde ik jou alles wat jou nog aan je dwaze hemel bond. Daar had je aandacht aan moeten schenken, maar zelfs aan de grens van jouw dwaling bleef je daar nog aan vasthouden en wilde je maar niet inzien wat ik tegen je gezegd had. Daarom wilde je dan ook in je dwaling verdergaan. Niet ik, maar het woord dat ik tot je heb gesproken, heeft ondanks jouw wil om je eigen weg te volgen, jouw dwaling losgeweekt, zodat er op menige plaats een scheur ontstond waardoor je heel gemakkelijk de geheel verkeerde basis van je schijnhemel vermocht in te zien. Ja, tenslotte heeft mijn woord jou helemaal gevangengenomen. Zij die nog te zwak waren, werden daardoor door een nieuwe kloof van jou gescheiden en zo werd jij, zoals gezegd, volkomen gevangen.
Hoofdstuk 54: Bevrijding uit de schijnhemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Omdat daardoor jouw dwaling steeds meer begon in te zakken, vluchtte jij met jouw gezelschap op de muur. Deze muur was het goddelijke Woord, dat weliswaar in jou is blijven hangen, maar in al zijn fragmenten voor jou nog totaal onbegrijpelijk was. Daarom had hij voor jou en jouw gezelschap ook geen draagkracht. Hij leek uiteen te wijken en viel met jullie in de diepte, dat wil zeggen het Woord, dat tot dan toe alleen jullie verstand bezighield, viel voor een klein deel in de levende diepte van jullie harten. Al spoedig zagen jullie een groot water onder je, dat jullie dreigde te verslinden. Maar dit water was niets anders dan de zichtbare wijsheid van inzicht, die in dit geringe fragment van het Woord, dat in jouw diepte viel, verborgen is. Met deze 'woordmuur' in jouw hart bereikte je al gauw de grote, lichte zee van inzicht en het Woord werd voor jou en jullie allemaal een zekere drager over de oneindige stromen van goddelijke wijsheid, die ook in dit kleine Woordfragment verborgen ligt. Toen je heimelijk het Woord steeds meer in je opnam, droeg het jou naarmate je opnamevermogen groeide, steeds dichter naar een vaste levensoever toe. En je kon deze niet bereiken voordat dit woord volkomen zou zegevieren over de eigendunk van jouw hart. Het Woord heeft echter gezegevierd en daarom ben je daarmee ook op de vaste oever beland.
Hoofdstuk 54: Bevrijding uit de schijnhemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Verscheidene uit het gezelschap melden zich en zeggen: vriend en broeder, wij kunnen jouw oprecht verzekeren dat het ons in dit opzicht nooit een haar beter is vergaan. Wij geloofden alles wel plichtmatig, maar we waren vaak vervuld van een geheimzinnig, heilig ontzag, waardoor we volkomen afgestompt raakten, maar dan in de evangelische Christus weer geheel onze rust terugvonden. Om die reden ontvlamde niet zelden in ons hart een grotere liefde voor de allerzaligste moeder van God en ook voor menig andere heilige dan voor de allerhoogste, goddelijke Verhevenheid, die we wel vreesden, en dat vaak tot in een zekere mate van vertwijfeling. Om liefde op te brengen voor datgene wat we zo erbarmelijk vreesden, is echter wel iets meer nodig.
Hoofdstuk 55: Eerste solide woonplaats na de schijnhemel. Onbegrijpelijke drie-eenheid. De evangelische Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Zo verging het mij dan ook, zoals gezegd, met mijn liefde voor de allerheiligste drie-eenheid geen haar beter, integendeel nog veel slechter. Want voor de tot nu toe genoemde liefdesproeven was ik, behalve voor die reusachtige vrouwenverschijning, niet bang. Voor de drie-eenheid was ik echter altijd onuitsprekelijk bang, omdat ik door mijn geloof dit allerhoogste Wezen slechts als een onverbiddelijke, strenge rechter kende, die de mensen tijdens hun korte leven op aarde eigenlijk alleen maar genadig is op grond van een leven van voortdurende strenge boetedoening. Is de mens eenmaal gestorven, dan houdt deze schaarse genade voor eeuwig op en wacht de zondaar niets anders dan eeuwige verdoemenis en in het gunstigste geval het verschrikkelijke vagevuur. Van een hemel is vóór het laatste oordeel al helemaal geen sprake. Wanneer dat eventueel zal plaatsvinden, daarover worden zelfs alle engelen door de wijsheid in de steek gelaten. Er wordt weliswaar achteraf een lange zaligheid beloofd, maar wel een zoals wij die onlangs hebben geproefd.
Hoofdstuk 56: Op weg naar Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Let op, nu gaan ze naar binnen. Laten ook wij meegaan, zodat we er bij dijn als zich zo dadelijk een belangrijk tafereel gaat afspelen. Kijk nu eens naar onze woordvoerder; hij staat met zijn hele gezelschap heel verbluft om zich heen te kijken. Waarom dan? - Jullie kunnen het gemakkelijk raden, omdat onze brave woordvoerder niets meer van het hele paleis ziet, want hij bevindt zich nu aan de zijde van de vermeende tafeldienaar in een grote, tienzuilige tempel. De zuilen bestaan uit louter diamanten, de voetstukken zijn van goud, de kapitelen van doorzichtig goud, het dak van robijnen en de vloer van louter amethisten tegels. Als men vanaf de tempel naar alle richtingen kijkt, ziet men rondom een eindeloos uitgestrekte vlakte, die hier en daar onderbroken wordt door heuvels, die met gelijksoortige tempels versierd zijn. De vlakte zelf is echter overal begroeid met prachtige fruitbomen van allerlei soort. Alles is zo mooi geordend als was het door een heel beroemde tuinarchitect aangelegd.
Hoofdstuk 57: Het levenspaleis van het gezelschap. Het zaad voor het hemelrijk, Gods Woord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] O ja, dat kan ik wel doen. Vraag je eens af waar men hier doorheen zou moeten gaan om bij het brood des levens te komen? Vooreerst door de edelstenen Christus. Deze stelt echter niets anders voor dan het dode kerkgebouw. Wie niet in deze kerk gedoopt en gevormd is, kan niet bij de kerkelijke, levende genadeschatten komen, maar wie zich eenmaal in de gevestigde kerk bevindt, mag dan zeker het goud en zilver niet vergeten, want van zilver en goud zijn de sleutels van Petrus gemaakt. Brengt iemand zilver en goud mee, dan wordt hij ook tot het brood des levens toegelaten.
Hoofdstuk 66: uitleg over de Inrichting van het augustijnenklooster - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Jullie vragen nu waarom de Heer dan niet vlug en afdoende een eind maakt aan zulke dwalingen en waarom Hij zoiets van begin af aan heeft toegelaten. Ik zeg jullie echter dat de wegen van de Heer altijd ondoorgrondelijk zijn en Zijn raadsbesluiten eeuwig onnaspeurlijk. Het moge voor jullie genoeg zijn te weten, hoe oneindig goed, geduldig en barmhartig de Heer is, en hoe Hij als allerhoogste liefde en wijsheid heel goed en onfeilbaar in staat is om alle gewassen tot rijpheid te brengen. Als zij rijp zijn geworden, dan weet Hij hen voor Zijn eeuwig liefdevolle en wijze doeleinden allerbekwaamst en opperbest te gebruiken.
Hoofdstuk 66: uitleg over de Inrichting van het augustijnenklooster - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Wanneer jullie zonder enige twijfel ook tot deze kerk behoren, kunnen jullie ook enkel en alleen hier de poort van de hemel vinden. Behoren jullie echter niet tot deze kerk, dan zullen jullie daaruit gemakkelijk kunnen opmaken welk lot jullie hier te wachten staat, want er staat eveneens in de Schrift: `Wie namelijk niet in deze kerk gelooft en in haar gedoopt wordt, zal verdoemd worden!'
Hoofdstuk 67: Heeft Petrus de roomse kerk gesticht? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Laten we nu echter eens luisteren naar hetgeen onze woordvoerder gaat zeggen en wat voor antwoord hij geeft wanneer de vermeende tafeldienaar hem vraagt hoe hem het paleis bevalt. Zijn antwoord luidt: maar beste vriend en broeder, wat is dat nu weer voor een nieuwe, hemelse fopperij? Ik heb mij in mijn fantasie reeds de mooiste kamers van het paleis voorgesteld, maar nauwelijks door de poort naar binnen getreden, was het hele paleis als weggeblazen! Op de plaats van het paleis staat hier nu inderdaad deze onuitsprekelijk prachtige tempel en er omheen eindeloos ver naar alle richtingen ziet men in plaats van de door mij gefantaseerde paleiskamers, dit landschap van onuitsprekelijke schoonheid. Nee, dit lijkt me alweer onverklaarbaar! Wie zoiets kan verklaren, moet minstens tienduizend jaar voor Adam geboren zijn, want van Adams kinderen is er waarschijnlijk niet één tegen deze verschijning opgewassen. Zeg me eens, beste vriend en broeder, kun jij daar iets van begrijpen?
Hoofdstuk 57: Het levenspaleis van het gezelschap. Het zaad voor het hemelrijk, Gods Woord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] We gingen door de poort; wat wil dat zeggen? Kijk, niets anders dan: we zijn het innerlijk van jou en van jullie allen binnengegaan, ofwel we zijn de innerlijke betekenis van het Woord binnengegaan. Het Woord is echter niet zomaar een leeg woord, en het is niet waar op dezelfde manier als wanneer iemand zegt: een en een is twee, maar het Woord is wezenlijk waar! En alles wat je hier ziet en nog oneindig veel meer en diepere dingen zijn in het god-delijke Woord reeds zo geschapen aanwezig, als talloze planten of bomen met hun vruchten reeds in één enkele zaadkorrel aanwezig zijn. Het enige verschil is, dat een zaadkorrel voortdurend hetzelfde voortbrengt wat al in aanleg aanwezig is, zonder bijzondere verandering van vorm, terwijl het Woord van God zich als zaad uit de hemel in een onnoemelijke verscheidenheid uit. Waarom? Omdat het Woord van God een volmaakt zaad is. Ik denk, beste vriend, dat je, wanneer je hier goed over nadenkt, deze nu aanwezige verschijningsvorm zeker zonder enige moeite zult begrijpen.
Hoofdstuk 57: Het levenspaleis van het gezelschap. Het zaad voor het hemelrijk, Gods Woord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Onze woordvoerder zegt: vriend, dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Leg in mijn hart nog een tweede liefde, die de Heer zeker waardiger zal zijn dan deze waarin ik nu leef, dan zal ik deze terstond laten varen. Maar ik denk, wanneer ik nu al mijn liefde in mijn hart heb verenigd, ook die welke ik eens voor mijn vrouw voelde, en deze verenigde liefde reeds heel lang heimelijk op de Heer heb gericht, en wel zodanig dat ik nu uit de grond van mijn hart kan zeggen: ik heb voor Christus alles wat ik maar had, gegeven, dan kan ik voorlopig toch niet méér doen. Wanneer echter al deze liefde de Heer onwaardig is, dan wil ik haar, zoals ik al zei, op elk moment aanbieden in ruil voor een andere, die de Heer waardiger is. Maar ik kan nauwelijks geloven dat de Heer door ons met een andere liefde bemind wil worden dan niet die, welke Hijzelf in ons hart heeft gelegd.
Hoofdstuk 58: Vurig verlangen naar de Heer. Een examen in liefde. Het heilige doel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[28] Kijk, nauwelijks heb ik het uitgesproken of we staan alweer vlak bij een klooster. Jullie zeggen: lieve vriend, hoewel het ons verschrikkelijk spijt dat we zo plotseling die prachtige stad Gods moesten verlaten, zouden we, daar we ons nu alweer hier bevinden, toch willen vragen welke orde er in dit klooster thuis hoort. Geliefde vrienden en broeders, hier zullen we eerst een vrouwenklooster leren kennen en wel een van de karmelietessen. Hier zullen jullie heel levendig ervaren hoe het met zo'n klooster gesteld is. Denken jullie van tevoren echter zelf eens na over deze orde, zodat jullie dan des te gemakkelijker inzien in hoeverre deze orde de Heer welgevallig of onwelgevallig is. En zodoende laten we het hierbij voor vandaag.
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)