Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 486 van 1166

...  474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499  ...
[4] De Griek zei: 'Vriend, geef mij een praktisch bewijs, dan zal ik met al mijn metgezellen in de God van de Joden geloven en ook de geboden houden die Hij, naar men zegt, gegeven heeft, en bovendien nog vele duizenden tot mijn geloof bekeren!'
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] De harpspeler zei: 'Ja, goede en werkelijk ook zeer wijze heer, ik noem u niet voor niets wijs! Want tijdens mijn omzwervingen op Gods goede aardbodem heb ik herhaaldelijk ervaren dat werkelijk goede mensen ook steeds wijze mensen waren. Maar dat de goede mensen wat hun aardse geluk betreft achtergesteld zijn bij de harde en slechte mensen is niet de schuld van de schranderheid die ze uit hun wijsheid putten, alsof die minder zou zijn dan de sluwheid van de harde en slechte mensen, maar het komt door de goedheid van hun hart, het daaruit voortvloeiende geduld en de liefde voor de waarheid, voor God en zelfs voor hun vijanden, die tenslotte toch ook nog mensen zijn, ook al zijn ze blind en doof; en uit dat alles komt pas de echte en ware wijsheid voort, die de vergankelijke goederen van deze wereld nooit hoger aanslaat dan alle grote en waarachtig wijzen altijd gedaan hebben. Kijkwaarachtig goede Heer, ik noemde u dan ook een wijze omdat ik zoveel goedheid in u aantrof!'
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Na een paar van dergelijke nietszeggende opmerkingen stond dezelfde vreemdeling op die Ik zojuist een advies voor zijn maag had gegeven, kwam naar onze tafel en zei, nadat hij de zanger nog een keer hoog geprezen had: 'Vergeef mij als ik jullie misschien stoor; maar omdat wij elkaar nu eenmaal als gasten in deze eetzaal getroffen hebben en echt geen reden hebben om elkaar vijandig te bejegenen, laat het ons dan ook over en weer vergund zijn om bij deze echt onverwacht prachtige gelegenheid enkele vriendelijke woorden te wisselen! Want of wij nu heidenen en jullie Joden zijn, doet althans bij mij absoluut geen afbreuk aan onze echte menselijke waarde, en jullie schijnen wat dat betreft mijn mening en levensbeschouwing te delen!'
Hoofdstuk 10: De Griek stelt de Heer een vraag over de scheppingsgeschiedenis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] De Griek zei: 'O vriend, als je dat zonder geneesmiddel kunt, geloof ik niet alleen in jullie God en zal ik Hem ook direct samen met mijn metgezellen alle eer bewijzen, maar dan wil ik je ook de helft van mijn niet geringe vermogen schenken!'
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Ik zei: Vriend, dat heb Ik niet nodig; want Mijn enig ware en almachtige God geeft Mij en ons allemaal altijd wat wij nodig hebben. En dus hebben wij niet zoals jullie heidenen aardse schatten nodig; want de schatten van Gods geest in ons staan eindeloos veel hoger dan wat de hele aarde en de hele zichtbare hemel waard is, waarvan jij je direct zult overtuigen. Kijk, nu roep Ik in Mijzelf in stilte God de Heer aan, opdat Hij jou geneest en je maag sterkt -en zeg Mij nu of je maag al beter is!'
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Nu stond de Griek buitengewoon verbaasd en zei: 'Ja, nu geloof ik zonder enige twijfel dat alleen jullie God de enig ware is! Want toen jij, vriend, de woorden tot jullie God nog maar nauwelijks had uitgesproken, voelde mijn maag plotseling heel goed, zelfs beter dan ik mij in mijn gezondste jonge jaren ooit gevoeld heb, en dit welbevinden voel ik nog steeds en ik heb nu pas echte honger en echte dorst. Uw enig ware God zij vanaf nu tot aan het einde van mijn leven al mijn dank, alle eer en al mijn diepste hoogachting en overgave aan Zijn heilige, oppermachtige wil! O, moge Hij ons heidenen verlichten zoals Hij jullie heeft verlicht, opdat wij Hem steeds grondiger kunnen leren kennen en Hem alleen de juiste, Hem welgevallige eer geven!
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Maar jou, dierbare, van Gods geest vervulde vriend, dank ik ook, omdat jij mij in deze zo belangrijke levenskwestie zo getrouwen naar waarheid hebt onderwezen, waardoor ik bijna nog meer geholpen ben dan door het genezen van mijn maag die er zo slecht aan toe was. Maar omdat ik nu echt trek heb in spijs en drank, zal ik nu weer aan onze tafel gaan zitten en mijn lichaam met mate verkwikken en sterken!'
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Maar als jullie, zoals je zegt, reeds de halve wereld rondgereisd hebben en vast ook al grote schatten en rijkdommen hebben vergaard, reis dan als echte halfgoden ook nog door de andere helft van de wereld en Iaat je hoog eren, zoals jullie willen, maar laat ons met rust! Maar als jullie hier ruzie willen maken omdat niemand hier iets van jullie kunst wil zien, dan zou dat jullie wel eens duur te staan kunnen komen; want hier aan mijn tafel bevindt zich een zeer machtige heer, voor wie niets onmogelijk is. Hij zou zeker in staat zijn om jullie voor je opdringerigheid heel gevoelig te tuchtigen! Ga nu dus liever maar goedschiks mijn huis uit!'
Hoofdstuk 13: De brutale acrobaten en hun terechte bestraffing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Maar Ik waarschuwde hem nog een keer, en omdat hij nog niet weg wilde gaan, zei Ik tegen hem: 'Omdat je op Mijn bevel niet weg wilt gaan, zal Ik jou en je gezelschap door de kracht en macht van de God der Joden nu op ditzelfde moment verwijderen naar honderd dagreizen ver hier vandaan; daar kun je je dan als de god Mars door de Moren laten aanbidden! En nu dus weg met jullie!'
Hoofdstuk 13: De brutale acrobaten en hun terechte bestraffing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Ik zei: 'We zijn nu al bijna tweeënhalf jaar samen, en jullie hebben weinig anders te doen gehad dan Mij overal te begeleiden, naar Mij te luisteren en vol verbazing naar Mijn daden te kijken, en daarbij hebben jullie nooit honger of dorst geleden en hebben nooit naakt rondgelopen. Als jullie het al zolang hebben uitgehouden zonder iets bijzonders te doen, dan zullen jullie het waarschijnlijk ook vandaag tot de middag wel uithouden zonder iets bijzonders te doen!
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Als Ik niet meer lichamelijk bij jullie zal zijn en Mijn ambt aan jullie zal overdragen, zullen jullie nog genoeg te doen hebben; nu is het jullie werk om overal Mijn getuigen te zijn. Het zal echter niet zo lang duren voor wij ook hier in huis iets te doen krijgen, en dan zal de tijd voor jullie maar al te snel vergaan!'
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Mijn leerling Johannes nam zijn schrijfmateriaal uit de reistas die hij steeds bij zich gedragen had en maakte heel korte aantekeningen over onze reis en onze daden van Jericho naar Essea en vandaar weer naar Jericho.
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Terwijl wij zo een uur lang met elkaar spraken, ontstond er op het plein voor het huis van onze waard een ongewoon groot lawaai, en binnen enkele ogenblikken had zich daar veel volk verzameld. Dat lokte ook enkelen van Mijn leerlingen naar de ramen van de zaal.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Zo leden wij vijfjaar lang meer dan menige heidense slaaf, en omdat men ons nergens een loon in geld gaf en wij ook zagen hoe schandelijk wij door de tempeldienaren van al onze goederen beroofd waren onder het mom 'ter ere van Jehova', en ook steeds duidelijker begonnen in te zien dat de tempel in Jeruzalem geen godshuis, maar werkelijk een rovershol en een moordkuil is, verloren wij ook al ons geloof in een God, en de hele leer van Mozes en de profeten beschouwden wij slechts als mensenwerk, waarmee de slimmere en luie mensen door middel van de handen van arme en lichtgelovige blinde mensen een stevige burcht voor zichzelf gebouwd hadden, om van daaruit de mensen te knechten, voor zich te laten werken en zichzelf daarbij in een leven vol genot vet te mesten.
Hoofdstuk 16: Het levensverhaal van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen de ene dief dat allemaal tegen Mij gezegd had, sloeg de waard, evenals Kado en de oude Apollon, zijn handen drie keer boven zijn hoofd tegen elkaar en zei: 'Nee, heer en meester, wat ik nu over de Farizeeën in Jeruzalem hoor, vervult mijn hele gemoed regelrecht met woede en drift, en ik begrijp werkelijk niet hoe een God, die u ons op de meest waarachtige en levende wijze hebt leren kennen, zulke gruwelen zoveel jaren lang met een werkelijk onbegrijpelijk geduld kan aanzien én hoe Hij zulke misdaden kan toelaten.Vergeleken bij zulke priesters zijn die straatdieven en rovers nog ware engelen!
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499  ...