Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 487 van 1088

...  475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500  ...
[3] Het schip dat de oever naderde had Perzen en zelfs enkele Indiërs aan boord, en het had met behoorlijk hoge golven te kampen. De schippers waren Gadarenen en kenden onze oever vol klippen; daarom laveerden ze ook tweehonderd passen van de oever heen en weer, om te zien waar en hoe ze de oever met minder gevaar konden naderen. Maar omdat de tamelijk hevige ochtendwind niet minder werd, gaven de schippers signalen naar de oever dat ze in nood waren en hulp nodig hadden.
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zei: 'Die Perzen en Indiërs kunnen zich met hun dieren en toverspullen best wel even bang laten maken door de golven, totdat wij klaar zijn met het ochtendmaal; als we dan weer naar de oever terugkeren, zal wel duidelijk worden hoe het schip geholpen kan worden.'
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Daarmee was Marcus tevreden, en vervolgens begaven wij ons direct naar huls, naar het welbereide ochtendmaal.
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Na een uur gingen we allemaal weer naar de oever en troffen daar het schip in dezelfde nood en moeilijkheden aan. Nu pas gaf Ik Rafaël een wenk om het schip naar de oever te brengen. Om bij de aankomenden niet op te vallen klom hij nu in een roeiboot en roeide snel naar het grote schip.
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Toen hij daar aankwam vroegen de schippers hem, heel verbaasd over zijn moed: 'Wat wil jij, zwakke jongen, hier eigenlijk? Ben je ons te hulp gekomen? Daar zullen we niet veel aan hebben, want je hebt niet eens een touw of een haak in je boot! Waarmee wil jij ons sterke, grote schip aanjouw lichte roeiboot vastmaken en ons dan helpen het via veilig diep water naar de oever te brengen?'
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Nu greep Rafaël een van het grote schip uitstekende balk en trok het pijlsnel naar de oever; en omdat hij zodoende, maar ook door zijn wil, een grote massa water in zekere zin naar de oever duwde, raakte de bodem van het schip de ondiepe grond niet en leed derhalve ook geen schade.
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Toen de schippers zich nu op de rustige en veilige oever bevonden, prezen ze de moed en de goede wil van de jongeman en heel in het bijzonder zijn uitzonderlijke kracht en handigheid bij het gebruik ervan, die voor hen allemaal aan het echt wonderbaarlijke grensde, en ze vroegen hem hoeveel ze hem als beloning daarvoor moesten geven.
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Dit voorval had groot opzien gebaard, en alle dienaren van Marcus kwamen naar de oever om te zien wat er weer voor groots en ongehoords was gebeurd.
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Toen de zaak hun nader werd uitgelegd, zeiden ze allemaal: 'Ja,ja, als de hemel en de aarde zich door de Heer verenigen, worden wonderen al bijna heel natuurlijke verschijnselen; maar als de Heer eenmaal weer terug zal gaan naar achter alle sterren, zal er weer een groot gebrek zijn aan dergelijke grootse en buitengewone gebeurtenissen onder de mensen op de aarde!'
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Laat echter een goed schip in orde maken, want over een uur moet Ik naar Ebal* (* De waard van een herberg in Genezareth, waar de Heer al eerder was geweest. Zie deel 2, hfdst. 103-154.) in Genezareth! Wie Mij daarheen wil vergezellen kan dat doen. Mijn leerlingen kunnen Mij vergezellen samen met Kisjonah, die evenals Maria en Philopold met Mij mee moet komen naar Genezareth.'
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Na deze woorden stonden allen op, en binnen een uur voeren wij al naar Genezareth. De tocht over het Meer van Galilea duurde ongeveer drie uur, en toen bereikten wij de behoorlijk grote inham van Genezareth, die wij reeds kennen en die ook de naam 'Meer van Genezareth' droeg.
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De vissers antwoordden: 'Vriend, het gaat heel slecht met ons werk vandaag! ' Het meer is al een paar dagen erg onrustig, en dan ziet het er met ons werk altijd slecht en schraal uit. De visbewaarplaatsen van onze heer zijn al leeg, en hij moet nu al vissen uit andere plaatsen laten brengen om de steeds vele gasten enigszins tevreden te kunnen stellen. Als jullie soms naar Genezareth reizen, zullen jullie met vissen heel karig bediend worden.'
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Toen ze klaar waren met dat werk, ontstond er een groot gejuich onder hen waarmee ze Mij prezen, en ze voeren voor ons uit naar Genezareth; daar wachtte Ebal met zijn mensen op de oever hen op, omdat hij sterk hoopte op een rijke vangst, aangezien hij veel gasten had. En deze ochtend hoopte hij des te zekerder op een rijke vangst, omdat zijn dochter Jarah een voorspellende droom had gehad, waarin ze Mij met Mijn leerlingen en vrienden over het water had zien aankomen, en dat de vissers daardoor ook een gezegende vangst zouden doen.
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] De schippers wezen direct naar de schepen die zich nog op enige afstand op het meer bevonden en zeiden: 'Kijk, daar komt Hij met Zijn leerlingen en vrienden! Heilons en het hele dorp, omdat Hij ons weer bezoekt!'
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] op dit bevel van Ebal ging iedereen onmiddellijk aan het werk om uit te voeren wat hij bevolen had. Zelf stapte hij echter samen met Jarah in een klein schip en voer Mij tegemoet; toen hij en Jarah Mij vanuit de verte zagen en naast Mij Mijn moeder Maria, die ze reeds kenden, en Rafaël, Kisjonah, Philopold, Johannes, Petrus, Jacobus en de oude Marcus, die Mij ook naar Genezareth vergezelde, hieven ze van meer dan grote blijdschap hun handen in de hoogte en begroetten ons heel hartelijk met de gebruikelijke tekenen. Toen ze vlak bij ons waren, wilde er maar geen eind komen aan de liefdevolle begroetingen. Ebal en Jarah stapten beiden bij ons in het schip en lieten het aan hun schippers over om hun schip terug te varen.
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500  ...