Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 488 van 1166

...  476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501  ...
[7] Degenen aan wie hij dat vroeg zeiden dat Ik, de beroemde heiland Jezus van Nazareth in Galilea, weldra met Mijn leerlingen langs deze weg naar Nahim zou reizen en dat ze Mij wilden zien.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Toen Zacheüs dat hoorde, zei hij: 'O, zoveel te meer moet ik hem zien! Want ik heb heel grote wonderbaarlijke dingen over hem gehoord van mijn vriend Kado, de oude en de jonge, en van zijn oude dienaar Apollon, en ook van een blinde die een paar dagen geleden door die heiland ziende is gemaakt; en het speet mij verschrikkelijk dat ik hem niet te zien kreeg, omdat hij direct na zijn aankomst in Jericho reeds de volgende morgen naar Essea was gegaan. Maar nu hij nogmaals via Jericho en juist over deze weg verder zal reizen, moet ik hem zien, koste wat kost!'
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Nu zei Nojed volkomen verbaasd: 'O grote en onbegrijpelijk wijze vriend! Deze woorden klonken wonderlijk in onze oren en ons hart! Uit je woorden hebben we begrepen dat jij meer bent dan een profeet; want behalve Mozes en Elia heeft geen profeet het zover gebracht, en zelfs zij spraken nooit over hun eigen heerlijkheid, maar altijd alleen maar over de heerlijkheid van God. Maar jij zei dat je een geheel eigenmachtig heer bent, dat je kunt doen wat je wilt en dat geen God en nog minder een mens jou ter verantwoording kan en mag roepen en vragen: 'Waarom doe jij dit of dat?' Luister, als dit getuigenis dat jij ons over jezelf geeft zonder twijfel waar blijkt te zijn, dan bestaat er tussen jou en God geen ander verschil meer dan dat jij net als wij een in de tijd ontstane God bent, en Jehova daarentegen sinds eeuwigheid God is! Welnu, dat is voor ons verstand toch echt wel wat te hoog gegrepen, ofschoon ook wij wel weten dat God door de mond van de grote profeet tot de toenmalige vrome Joden heeft gezegd: 'Jullie zijn goden, als jullie Mijn geboden nauwkeurig houden en zodoende Mijn wil tot die van jullie maken! ,
Hoofdstuk 24: De bedenkingen van Nojed over de goddelijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Terwijl het volk vanwege Mij reeds de straten van de stad en meer nog de grote weg tot voorbij het tolhuis had bezet en Ik Mij met Mijn leerlingen nog in het voorhuis van Kado bevond, omdat Ik wel wist hoe de al te dienstvaardige huisdienaren van Kado Mij zonder opdracht bekend hadden gemaakt, zei Ik tegen de waard, die nog naast Mij stond, wat daar in zeer korte tijd gebeurd was, waarop hij Mij beloofde zijn knechten streng ter verantwoording te roepen.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Mijn leerlingen echter bedreigden het lawaaierige volk en bevalen het te zwijgen.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Toen klom Zacheüs snel uit de boom en ontving Mij en Mijn leerlingen met zeer grote vreugde.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[21] Toen Zacheüs echter merkte dat het volk zulke opmerkingen over Mij maakte, raakte hij vanwege Mij geërgerd over het volk; hij kwam naar Mij toe en zei hardop: 'Kijk, o heer, ook zonder het getuigenis van het volk weet ik wel dat ik een zondaar ben, en ik ben het dus ook echt niet waardig dat u, als zeer rechtvaardige, bij mij wilt verblijven; maar omdat u mij in uw grote genade toch hebt gezien en mij zo'n grote en onschatbare vriendschap betoont, wil ik de helft van mijn vele goederen aan de armen geven -en mocht ik iemand bedrogen hebben, laat die dan bij mij komen, dan zal ik het hem viervoudig terugbetalen!'
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ik bevind Mij nu in jullie aanwezigheid werkelijk in de buurt van het blinde Jeruzalem, dat met open oren niets hoort en met wijd opengesperde ogen niets ziet! Hoe vaak ben Ik al niet in Jeruzalem geweest en heb jullie onderwezen en voor jullie ogen tekenen gedaan als getuigenis van de ware reden van Mijn komst in deze wereld, en nog zeggen jullie dat jullie niets weten van het feit dat het rijk Gods en de gerechtigheid ervan wordt teruggebracht, en verlangen nu van Mij, als Ik degene ben die het rijk Gods en zijn gerechtigheid opnieuw breng, dat Ik het rijk Gods en zijn gerechtigheid in jullie bijzijn nu direct zal openbaren. Goed dan! Ik zal het doen, luister dus naar het volgende beeld:
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Nu werd er ook een derde knecht speciaal geroepen, die eigenlijk de minste was; maar deze kwam en zei: 'Kijk, heer, hier is uw pond, dat ik in een zweetdoek heb bewaard! Ik was bang voor u, omdat ik wel wist dat u een harde man bent, die neemt wat hij niet ingelegd heeft en oogst, waar hij niet gezaaid heeft.' De heer sprak tot hem: 'Ik oordeel je met je eigen woorden, arglistig mens! Als je wist dat ik een harde man ben en neem waar ik niet heb ingelegd en oogst waar ik niet gezaaid heb, waarom heb je mijn geld dan niet op de bank gezet, zodat het mij ruime winst opgeleverd zou hebben?' Toen verstomde de knecht, omdat hij zich daarvoor niet meer kon verontschuldigen.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Maar de heer zei tegen de knechten: 'O, waarlijk, Ik zeg jullie: aan wie heeft, zal nog meer gegeven worden, zodat hij dan overvloed heeft; maar van wie niet heeft - zoals jullie in Jeruzalem - zal binnenkort ook nog worden afgenomen wat hij misschien nog heeft! Maar die vijanden van Mij, die niet wilden dat Ik over hen zou heersen (namelijk de Farizeeën), breng ze hier en wurg ze in Mijn bijzijn!'
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Toen Mijn leerlingen die praatjes hoorden, zeiden ze tegen Mij: 'Heer, hoort U niet wat die mensen zeggen? Laat U ze nu ongestraft hier vandaan gaan?'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Niemand heeft nog zijn hand naar Mij uitgestrekt om Mij te grijpen; waarom zou Ik hen dan straffen? Ik heb eerst gesproken, en nu praten zij onder elkaar en beginnen zich uit de voeten te maken; want Mijn woord heeft hun niet gesmaakt en daarvoor straf Ik die blinden niet. Wanneer ze echter eenmaal hun handen naar Mij zullen uitstrekken, zal ook de straf over hen komen, zoals Ik jullie al verscheidene keren heb getoond. Laat ze nu dus maar ongestraft praten en huns weegs gaan! Maar laten wij nu het huis van vriend Zacheüs binnengaan, dan zal hij een middagmaal voor ons klaarmaken.'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Toen gingen de knechten de zoon halen, en al Mijn leerlingen schrokken van hem en zeiden: 'Hij is er nog erger aan toe dan wat wij gezien hebben in het land van de Gadarenen!'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Maar zo'n bezetenheid wordt toegelaten opdat de mensen, bij wie het geloof in God en in de onsterfelijkheid van de ziel bijna helemaal verdwenen is, toch weer aan geestelijke dingen beginnen te denken en daar ook in gaan geloven. Want ook jullie zijn al zwak geworden in het geloof, en daarom was deze les vóór Mijn komst naar dit huis ook heel noodzakelijk.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Toen werd jouw geloof in God ook sterker en intenser, omdat je van de oude en de jonge Kado een getuigenis over Mij kreeg, dat er in jou geen twijfel aan liet bestaan dat Ik niet enkel een profeet, maar de Heer Zelfben. en kijk, zo ben je er rijp voor geworden dat Ik nu bij je ben gekomen en jouw zoon met Mijn macht heb geholpen.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501  ...