15542 resultaten - Pagina 489 van 1037
... 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 ...
[15] Tegen Pasen zal Ikzelf nog één keer naar Jeruzalem gaan, en dan zal met Mij gebeuren wat Ik jullie uit de profeten omstandig verklaard heb; als jullie daarvan horen, erger je dan niet, en bedenk dat Ik jullie dit van tevoren heb meegedeeld en dat daardoor de Schrift tot de laatste letter vervuld wordt.Hoofdstuk 141: De Heer voorspelt Zijn dood en Zijn opstanding De Heer in nog twee andere steden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[18] Daarop zegende Ik de drie oude Joden en zij trokken naar Afek, zoals Ik al eerder heb aangegeven.
Hoofdstuk 141: De Heer voorspelt Zijn dood en Zijn opstanding De Heer in nog twee andere steden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[22] De zevende dag brak aan, en tegen de avond kwamen Mijn uitgezonden leerlingen weer goed gestemd in het dorp naar Mij toe, en ze raakten maar niet uitgepraat over hoe ze in Mijn naam voor het grootste deel goede zaken hadden gedaan.
Hoofdstuk 141: De Heer voorspelt Zijn dood en Zijn opstanding De Heer in nog twee andere steden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] De waard en verscheidene inwoners vergezelden ons dankbaar een heel eind en keerden toen weer naar huis terug, en wij trokken naar een stad die ongeveer een dagreis ver lag; we bereikten die pas tegen de avond, en werden heel goed opgenomen in een oude herberg.
Hoofdstuk 142: Op doorreis (4.3.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Na enkele dagen verlieten wij onder Mijn zegeningen op een ochtend ook deze stad weer en trokken naar een andere, meer naar het zuiden, en bereikten die eveneens tegen de avond.
Hoofdstuk 142: Op doorreis (4.3.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Reeds Zijn eerste woorden, die Hij tot mij richtte toen ik nog blind en verlamd te bed lag, hebben mij zo opgewekt, dat ik er niet meer aan kon twijfelen dat Hij mij zou genezen, en zo twijfel ik er nu ook niet meer aan dat Hij de Beloofde is; en omdat Hij naar ons toe is gekomen, is ons huis en daarmee ook deze hele plaats een groot heil ten deel gevallen. De tijd zal leren of ik mij vergist heb.'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] De waard, de vader van de genezene, zei: 'Mijn zoon, je zou wel eens heel erg gelijk kunnen hebben; want ook ik ben stil in mijzelf op die gedachte gekomen! Maar laten we niet al te sneloordelen; want deze goede Wonderheiland zal vast wel bereid zijn om ons naar waarheid meer uitsluitsel over Zichzelf te geven!'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[22] Toen de waard die wens van Mij hoorde, werd hij heel verdrietig en zei: 'O wonderbaarlijke Heiland! Daar hebben we het al heel lang zonder moeten doen; want van hier naar het Meer van Galilea is het te ver, evenals naar de rivier de Jordaan, en niet minder naar de Eufraat. Onze twee kleine beken, waarvan we het water in een vijver verzamelen voor onze huisdieren, zijn niet geschikt om vissen in te houden, en zo hebben we in deze stad eerlijk gezegd geen enkele vis.
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Daarop gingen de vrouwen de kinderen aan het werk om de vissen klaar te maken, en de waard kwam vervuld van dankbaarheid weer naar ons toe.
Hoofdstuk 144: Het viswonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Daarna kwam de waardin naar onze kamer en vertelde ons over de wonderbaarlijke vermeerdering van de stukken vis, die zij onder het personeel had verdeeld vanwege hun vlijt.
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Kijk, omdat ons huis steeds in God heeft geloofd en voorzover mogelijk onder de vele heidenen de oude trouw in hart en daad heeft bewaard, heeft Hij aan ons gedacht, is Hij op wonderbaarlijke wijze in deze Heiland zichtbaar naar ons toe gekomen en heeft onze zielen geweldig verkwikt! Laten we dus blijven zoals we waren en steeds rechtvaardig volgens de ons bekende geboden Gods handelen, dan zal Hij voortaan met Zijn genade, liefde, mildheid en erbarmen bij ons blijven!'
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Kijk, heel veel heidenen zoeken nu de waarheid die de ware kinderen Gods vroeger bezaten vanaf Adam tot in deze tijd, en als zij die waarheid vinden, herkennen ze die direct, nemen die met een zeer bereidwillig hart aan en komen geheel en al tot een levend geloof! En dat is immers ook Mijn wil, spreekt de Heer, dat ook de heidenen, die zolang buiten hun schuld in de diepste duisternis van het zeer domme bijgeloof hebben gesmacht onder de tirannen en hun heerszuchtige priesters met hun zucht naar een goed leventje, zalig zullen worden door het geloof in de ene, enig ware God.'
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Als dat nu zo is, dan is het toch ook volkomen in orde dat nu door Mij, evenals door iedere ware Jood, aan de heidenen dezelfde liefde betoond wordt als die zij Mij reeds vanaf Mijn kinderjaren hebben betoond; en de afgelopen tweeënhalf jaar heb Ik tijdens Mijn reizen als leraar steeds wijd en zijd meer geloof en liefde bij de heidenen gevonden dan bij de Joden, die Mij voor een valse profeet, bedrieger, volksopruier en een tovenaar houden die een verbond met de duivel heeft en tegenover het volk beweren zij ook dat Ik dat ben. En hoe meer de gewone Joden in Mij geloven, des te meer staan zij Mij naar het leven.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) 'Kijk, toen Ik bijna drieëndertig jaar geleden in een schapenstal in Bethlehem in deze wereld kwam, geboren uit een zeer zuivere en vrome maagd - die Maria heette en de enige dochter was van Joachim en de oude Anna, die in de tijd van de vrome Simeon altijd in de tempel hun bezigheden hadden -waren het heidenen, die als eersten reeds van verre hadden gezien dat in Mij iets buitengewoons in deze wereld was gekomen. Ze brachten Mij allerlei offers - goud, wierook en mirre -en de machtigste gezagsdragers van Rome in Judea en over alle Romeinse landen in Azië en ook Afrika bewezen Mij alle liefde en verleenden Mij alle hulp, met name bij die treurige gelegenheid, toen het de oude Herodes ter ore was gekomen dat in Mij een zeer machtige koning der Joden geboren was en hij alle mannelijke kinderen tot twaalf jaar wilde laten vermoorden. Mijn aardse moeder en Mijn pleegvader Jozef en zijn vijf zonen, die hij uit een eerder huwelijk had gekregen, moesten toen met Mij naar Egypte vluchten, en de Romeinse commandant Cornelius en zijn broer Cyrenius hebben Mij bij die vlucht veelliefde bewezen en voor een goed onderkomen in een vreemd land gezorgd* .( * Zie voor deze gebeurtenissen ook De jeugd van Jezus van Jakob Lorber. Volgens hfdst. 33:3, 17 ,24-25 was Herodes oorspronkelijk van plan alle kinderen tot 12 jaar om te laten brengen, maar Cornelius wist hem door zijn wijsheid hiervan af te brengen. Volgens hfdst. 41:2 en Matth. 2:16 konden echter de kinderen tot 2 jaar niet gespaard worden.)
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Wie direct met het zwaard en de knuppels van de oude haat op hen in begint te hakken zal bij hen zeker slechte zaken doen; maar wie met alle zachtmoedigheid en liefde naar hen toekomt, die zullen ze al gauw op handen dragen en hem alle wederliefde bewijzen.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)