Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 490 van 728

...  478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503  ...
[8] Wanneer het echter met deze functie zo gesteld is als jij ons zojuist hebt geleerd, dan moet ik je eerlijk zeggen dat de leiding door de Heer van het menselijk geslacht op aarde voor mij een onoplosbaar raadsel is. Voor zover ik mij kan herinneren, is de biecht toch zo ingesteld dat de zondaar door deze boetedoening alleen dan vergeving van zijn zonden verkrijgt, wanneer hij de priester meedeelt dat hij zich ernstig heeft voorgenomen om deze zonden, die hij oprecht betreurt, in de toekomst nooit meer te begaan.
Hoofdstuk 87: Het onderscheid tussen het juist en verkeerd handhaven van de biecht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Je zegt weliswaar bij jezelf: dat is allemaal juist, maar desondanks zie je niet in hoe de biecht in dit voorbeeld past, omdat jij haar eveneens als een heel korte weg beschouwt. Ik zeg je: het valt inderdaad niet te betwisten dat deze functie niet zelden voor sommige mensen een korte weg is geweest, maar waarom? Omdat de Heer zo iemand, die zijn leven echt wilde beteren, tegemoet kwam en hem dan Zelf langs de rechte en kortste weg leidde. Dat is echter nog geen reden om over deze functie een woord van goedkeuring uit te spreken. Er zijn ook duizenden en nog eens duizenden heidenen die de Heer eveneens tegemoet komt en op Zijn eigen manier langs de rechte weg leidt. Dat is enkel en alleen erbarming van de Heer. Moet men daarom het heidendom goedpraten omdat de Heer zich over zulke heidenen ontfermt?
Hoofdstuk 87: Het onderscheid tussen het juist en verkeerd handhaven van de biecht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[22] Wanneer de biechtvader zegt dat niet hij, maar alleen de Heer zonden kan vergeven en zichzelf daarbij slechts als een liefdadig werktuig beschouwt, dat degenen die in geestelijke nood verkeren zowel in de biecht als vanaf de preekstoel de juiste weg naar de Heer wijst, dan is hij een goede biechtvader, dat wil zeggen als zodanig is hij een liefdevolle, waarachtige mensenvriend die het geestelijk welzijn van zijn broeders boven alles ter harte gaat. Zegt hij echter: ik heb de macht om jou al dan niet de zonden kwijt te schelden en het hangt van mij af jou naar de hel of naar de hemel te laten gaan, dan matigt hij zich goddelijk gezag aan.
Hoofdstuk 87: Het onderscheid tussen het juist en verkeerd handhaven van de biecht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Maar omdat we ons niet meer in het tijdelijke kunnen terugplaatsen, is het nu in onze geestelijke situatie dan ook werkelijk de allerhoogste tijd, die eeuwigheid heet, om deze grote waanideeën te onderkennen en in ons binnenste voor de Heer deze onze allergrootste schuld heel berouwvol te bekennen, ten gevolge waarvan we zo lang in de waan leefden ooit iets verdienstelijkst voor God en tot ons eigen zielenheil te hebben gedaan.
Hoofdstuk 89: Het levendige gebed van de prior en de uitwerking ervan - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Aan de overkant van deze kloof zie je nog degenen van onze broederschap die het meeste gevaar lopen. De bode van de Heer heeft mij hierheen gezonden om de arme broeders uit deze gevangenschap weg te leiden. Ik deed reeds al het mogelijke om dit gezegende doel met hen te bereiken, maar er is over deze kloof nog steeds geen oversteekplaats te zien. Ik weet echter wat de bode van de Heer me heeft opgedragen en ben er innerlijk ook volkomen van overtuigd dat ik deze arme broeders van ganser harte zou willen helpen als liet eiaar op een of andere manier mogelijk was.
Hoofdstuk 90: De eenvoudige man. Vrijwillige bekentenis van de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De eenvoudige man zegt: lieve vriend en broeder, ik zeg je, dat jullie dit duidelijk inzien, is aan jou en jouw broeders ook het beste, want zolang iemand denkt dat hij uit zichzelf iets zou kunnen doen, of dat hij de goddelijke genade en erbarming waardig is, zolang kan hij er ook op rekenen dat de Heer hem zal laten wachten totdat dat dwaze zelfbedrog in hem is verteerd. Wanneer hij echter tot jouw nu verworven innerlijke inzicht komt dat hij niets is en tot niets in staat is, maar dat de Heer alles in allen is, de Eerste en de Laatste, de Alfa en de Omega, dan geeft hij zich pas helemaal vrijwillig aan de Heer over en dan neemt de Heer hem op en leidt hem langs de juiste weg.
Hoofdstuk 91: De verlossingsvoorwaarde. Het overbruggen van de kloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] De eenvoudige man zegt: lieve broeder, laat dat maar achterwege, want als het erop aan zou komen, zou ik jou met al jouw medebroeders eerder kunnen dragen zo ver je maar wilt, dan dat jij mij ook maar naar die tafel kunt dragen. Maar dat je mij in jouw hart draagt, o broeder, dat is mij heel wat liever dan dat je mij zou willen dragen en misschien ook op handen gedragen hebt. Je vraagt me nu, wat ik met dat `misschien' bedoel. Ik zeg je echter: bekommer je daar nu niet meer om; te zijner tijd zal je alles wel duidelijk worden. Laten we daarom naar de tafel gaan zodat onze naakte broeders daar hun juiste kledij kunnen nemen.
Hoofdstuk 91: De verlossingsvoorwaarde. Het overbruggen van de kloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, de eenvoudige man gaat naar onze prior toe. Als deze hem ziet gaat hij hem, zoals jullie zien tegemoet en richt zich al spoedig met de volgende woorden tot hem: vriend en broeder, wees duizendmaal gegroet en van ganser harte welkom! Je bent nog wel een vreemde voor mij, want ik kan me niet herinneren jou ooit in mijn gemeenschap te hebben gezien. Op aarde had ik echter reeds veel mensenkennis, waarvan ik, al is het maar een klein deel, vanzelfsprekend slechts door de allerhoogste onverdiende genade en erbarming van de Heer, mee hiernaartoe heb gebracht. Daarom zie ik dat jij een man met een zeer edele inborst moet zijn. Ik zal je dan ook dadelijk vertellen wat ik op het hart heb.
Hoofdstuk 90: De eenvoudige man. Vrijwillige bekentenis van de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De bode van de Heer heeft me trouwens voor deze opdracht uitsluitend naar de hulp van de Heer verwezen. O lieve vriend en broeder, ik ben er diep in mezelf wel van overtuigd dat de Heer als niemand anders in de gehele oneindigheid deze broeders en ook mij kan helpen, maar ik weet ook dat ik die hulp van de Heer maar al te onwaardig ben. Wanneer jij me echter bij het redden van deze armen een beetje zou willen en kunnen helpen, dan ben ik ervan overtuigd dat je zeker voor deze allerarmste broeders een goed werk hebt verricht. En als het ons dan gelukt is om in Naam van de Heer deze armen over deze huiveringwekkende kloof te brengen, dan zal ik mij samen met jou voor het eerst in geest en volle waarheid in mijn nietigheid voor de Heer in het stof werpen en zeggen:
Hoofdstuk 90: De eenvoudige man. Vrijwillige bekentenis van de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Om zich daarvan zelf te overtuigen gaat de prior ook kijken. Als hij echter in de kloof heeft gekeken, heft hij zijn armen omhoog en roept de andere broeders toe: o broeders, kom dichter bij de kloof en overtuig jezelf ervan, hoe oneindig genadig en barmhartig de Heer is! Er zijn nauwelijks nog enkele vonkjes in de diepte te zien. Werp je neer en dank onze enige Heer! Hij alleen heeft dit huiveringwekkende vuur verstikt. Verstikken jullie nu deze vonkjes met tranen van berouw en betuig Hem, de heilige almachtige Helper in iedere nood, de grootst mogelijk dank. Wees er volkomen van overtuigd en verzekerd dat de goede, heilige, liefdevolle Vader, die ons tot zover heeft geholpen, ons zeker ook nog verder zal helpen.
Hoofdstuk 90: De eenvoudige man. Vrijwillige bekentenis van de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Op een andere plaats zegt de Heer echter ook: als gij niet wordt als deze kinderen, zult gij het rijk Gods niet binnengaan. Hoe en waarom dan? Omdat de kinderen werkelijk de geringsten en kleinsten zijn, doordat ze al hun zorgen aan hun enige vader overgeven. Heb jij ooit een kind gezien dat zorgelijk tegen zijn rijke ouders zei: wat zullen we eten en drinken en waarin zullen we ons kleden? Kijk, dergelijke zorgen zijn de kinderen vreemd. Als zij honger of dorst hebben, lopen ze naar hun vader en vragen hem brood en iets te drinken en hun vader geeft het hun. Ze vragen hem zelfs nooit om kleren. Wanneer ze het koud hebben, merkt hun vader dat best en geeft hun niet alleen warme, maar ook mooie en nette kleren, omdat ze zijn lieve kinderen zijn.
Hoofdstuk 91: De verlossingsvoorwaarde. Het overbruggen van de kloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] De prior zegt: o lieve vriend en broeder, dat is natuurlijk weer een andere vraag, en bij de beantwoording daarvan zal ik het heel benauwd krijgen. Maar weet je wat, ik houd me maar aan de waarheid. Ik heb niemand behalve de Heer aangeroepen en toen ik mij volkomen aan de Heer had overgegeven, ben jij gekomen. Kan ik nu iets anders denken, anders doen en anders geloven dan dat de Heer door Zijn eindeloze erbarming genoodzaakt, jou in Zijn Naam naar mij toe heeft gezonden? Ik had toch onmogelijk kunnen verlangen dat de allerheiligste Heer van hemel en aarde Zelf naar mij toe zou komen om mij, alleronwaardigste te helpen! Hem zij daarom echter toch alle lof en eer, daar toch alleen Hij, door jou te zenden, mij en deze broeders geholpen heeft. Zo zal ik het ook tegen de bode zeggen en hij moet dan maar in naam van de Heer met mij doen wat hij wil, want ik zal alles op mij nemen.
Hoofdstuk 92: Drie beproevingen om de dienstvaardigheid van de liefde te toetsen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Personen die op twee, drie, vier, vijf, zes of nog meer plaatsen gelijktijdig kunnen verschijnen hebben iets soortgelijks, daar namelijk een en dezelfde persoon zoals hij ten voeten uit is, ofwel zichzelf nog eens ziet of door iemand anders op een heel andere plaats gezien wordt; soms zelfs ook tegelijkertijd op verschillende plaatsen zonder zich evenwel persoonlijk werkelijk op een van deze plaatsen te bevinden. Dit is dus een soortgelijk geval, dat echter maar zelden voorkomt. Een ander geval dat veel meer op de geestelijke verschijningsvorm hier lijkt dan de vorige, komt veel vaker voor, maar krijgt juist daardoor te weinig aandacht en wordt daarom ook te oppervlakkig beoordeeld en in wezen niet begrepen.
Hoofdstuk 93: Het vermogen om op verschillende plaatsen gelijktijdig te kunnen verschijnen. Uitleg - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Om het nog gemakkelijker te begrijpen moeten jullie goed onthouden dat de van het hoofdindividu afgescheiden verschijningen op tweeërlei manieren tot stand kunnen komen. Ten eerste op de reeds boven meegedeelde manier, ten tweede echter ook door de vastberaden wil van degene die behalve als hoofdindividu nog ergens anders zichtbaar wil optreden. Bij deze tweede manier wordt, als men er dieper over nadenkt, ook het twee- of meervoudig optreden begrijpelijker. Toch kan zoiets op aarde nooit echt duidelijk tot uitdrukking komen, omdat het geestelijke zelfs in de meest gunstige omstandigheden toch onveranderlijk met de materie in conflict is.
Hoofdstuk 93: Het vermogen om op verschillende plaatsen gelijktijdig te kunnen verschijnen. Uitleg - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Hier is echter het spreken van de verschijningsvorm volkomen identiek aan dat van het hoofdindividu. Dat komt omdat de verschijningsvorm geen fantasie is maar de opgeroepen levendige, geestelijke afspiegeling van het hoofdindividu.
Hoofdstuk 93: Het vermogen om op verschillende plaatsen gelijktijdig te kunnen verschijnen. Uitleg - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503  ...