Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 50 van 215

...  38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63  ...
[11] IK zei: 'Noch in de hemel, noch in het paradijs in specie* (* in het bijzonder) , maar heel eenvoudig en natuurlijk op de aarde! Maar doordat we zowel de hemel alsook het paradijs door de kracht van Gods woord in ons hebben, omdat het waars en goeds bevat, zijn we ook daadwerkelijk in de hemel en het paradijs tegelijk. Dat is het ook wat jullie gemoed doet stralen, en omdat jullie in je gemoed voor Mij stralen, straalde ook Ik zelfs naar buiten toe voor jullie ogen, opdat jullie inderdaad gewaar worden dat jullie tegelijkertijd in het paradijs en in de hemel zijn omdat je innerlijk vol is van het ware van het geloof en daardoor van het goede van de liefde; want de echte hemel en het ware paradijs bestaat alleen hieruit, dat jullie in Mij geloven en datgene doen wat Ik jullie leer en Mij tenslotte in jullie daden met heel je hart liefhebben en zo het ware rijk van God in jezelf hebben, zonder dat het ergens anders op enige plaats bestaat. Als het echter eenmaal in jullie bestaat, is het ook plaatselijk overal in de hele oneindigheid, en waar jullie plaatselijk ook mogen zijn, hier op aarde of in de maan of op een van de vele sterren die louter hemellichamen zijn, zijn jullie door je zalige broeders omgeven, ook al kunnen jullie hen met je lichamelijke ogen niet zien vanwege jullie lichaam:'
Hoofdstuk 234: De verheerlijking van de Heer op de berg Tabor (Ev. Matth. 17, 1-2) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar IK kalmeerde hen en zei: 'Vrees niet; want Mij is alle macht gegeven in de hemel alsook op deze aarde, en deze geest die de knaap zeven jaar lang gepijnigd heeft, zal voortaan nooit meer in de buurt van deze aarde komen!"
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Onder het uitrukken van het oog en het wegwerpen ervan is het werelds verstand van de mens te verstaan. Dit is een oog van de zielom de dingen van de wereld te bekijken en te beoordelen, en ze te vergelijken met de dingen van de geest. Als dit te zeer de richting van de wereld uitgaat en zich geheel afkeert van datgene wat van de geest is, ergert dat de ziel zeer omdat ze daardoor ook geheel in de materie opgaat, en dan is het hoog tijd om geheel van de puur wereldse wijsheid af te zien en het denken alleen te richten op hetgeen met God, de geest en de ziel te maken heeft, omwille van de hemel.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar IK zei: 'Pas op dat jullie niemand van deze kleintjes verachten! Want Ik zeg jullie: Hun engelen in de hemel zien altijd het aangezicht van Mijn Vader in de hemel!" (Matth. 18,10)
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] PETRUS zei: 'Hebben wij dan geen engelen meer in de hemel die ook altijd het aangezicht van Uw Vader in de hemel zien? Ook zei U eens dat Uw Vader in U woont en volledig één is met U, en nu verplaatst U Hem weer naar de hemel die eindeloos ver hier vandaan is! Nee, dat kunnen we nu weer niet met elkaar verenigen! Hoe moeten we dat dan nu weer opvatten? Is Uw Vader dan afwisselend nu eens in U, dan weer in de hemelen? En hoezo bent Uzelf de ene keer de Vader Zelf en de andere keer weer slechts Zijn Zoon? -Wilt U ons hierover ook een helderder licht geven dan wij tot nu toe hadden?"
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] IK zei: 'Natuurlijk hebben jullie ook je engelen in de hemel, en wanneer jullie die niet zouden hebben, zouden jullie Mijn leerlingen niet zijn! Maar die kleintjes hebben ze ook, en daarom moeten jullie hen niet verachten; want ze zijn volledig gelijkwaardig aan jullie! En Ik zeg jullie dat, omdat Ik maar al te goed weet dat jullie geen kindervrienden zijn.
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Daarom zeg Ik jullie, en door jullie alle mensen aan wie dit evangelie gepredikt wordt, nog één keer: Wie zo'n kind opneemt in Mijn naam, neemt Mij op; en heeft hij Mij zo in alle liefde opgenomen, dan heeft hij ook de Vader in de hemel opgenomen en in zijn huis zal het niet aan zegen ontbreken. Want zulke kinderen zijn de echte en ware zegen van God Zelf in een huis waar zij zijn en verzorgd, gevoed en tot ware mensen gevormd worden, en het maakt niet uit of het een jongen of een meisje is; in hun jeugd zijn ze gelijk de engelen van de hemel.
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Maar, Petrus, vanwege jouw vraag over Mijn Vader in de hemel, en over hoe het zit dat Ik de ene keer zei dat Hij in de hemel is en een andere keer dat Hij in Mij woont en één is met Mij, moet Ik echt met je geheugen geduld hebben, omdat Ik anders uiteindelijk boos op je zou moeten worden!
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Wat de hemel is en waar hij is, heb Ik jullie en met name jou, pas nog op de berg precies getoond en volledig helder uitgelegd; en ook over de ondeelbare en onscheidbare verhouding tussen Mij en Mijn Vader heb Ik al bijna te veel en te vaak gesproken, en kijk, nu weet je er al weer niets meer van!
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Is de Vader dan niet de eeuwige liefde in Mij? En waar deze is en woont, is daar niet de hemel en het ware Godsrijk?
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Ben Ik als Mens niet juist de Zoon van deze liefde die in Mijzelf woont, die alles wat bestaat en de oneindigheid vervult heeft geschapen sinds alle eeuwigheden? En omdat deze eeuwige en almachtige Godsliefde in Mij is, ben Ik dan niet volledig één met haar? -Zeg nu, of je dat nog niet inziet!'
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En zie, zo is het ook bij God, ofschoon Hij door Zijn almachtige wil alles wat de oneindige ruimte bevat heeft geschapen uit de eeuwige volheid van Zijn eeuwig talloze gedachten, ideeën en begrippen en het als buiten zichzelf heeft geplaatst door de vastheid van Zijn wil! En als dit alles voor eeuwig zo zou moeten blijven als het nu is, namelijk in het starre gericht en de dood, zou dit alles gelijk zijn aan het verloren schaap, dat echter nooit meer ergens te vinden zou zijn. En wat voor genoegen en vreugde zou een eeuwig dood, materieel schepsel God dan bieden?
Hoofdstuk 247: Het mysterie van Golgotha (Ev. Matth.18, 11-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] En verder zeg Ik jullie, opdat jullie aan alle strijd en alle ongemak op aarde nog gemakkelijker een eind maken: Wanneer slechts twee mensen het samen eens worden over wat ze de Vader in Mijn naam willen vragen, zal hen dat ook gegeven worden door Mijn Vader, in de hemel en ook op aarde. (Matth. 18,19)
Hoofdstuk 248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK zei: 'Beste vrienden, het is wel heel prijzenswaardig om in de natuur wat rond te kijken -want het is een groot boek geschreven door Gods almachtige hand en het geeft iedere rechtschapen onderzoeker de mooiste bewijzen van de liefde en wijsheid en macht van de Vader in de hemel -; maar een te fanatiek onderzoeker kan bij zijn te ijverige onderzoekingen gemakkelijk op een dwaalspoor komen, waardoor hij geheel van God afraakt en tenslotte al het ontstaan en bestaan enkel afleidt van de blinde en stomme krachten van de natuur.
Hoofdstuk 251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aan de Zee van Galilea (Ev. Matth. hfdst. 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zei: 'Je kunt je van zo'n vrouw die duidelijk echtbreuk pleegt zonder meer laten scheiden, - maar zolang ze leeft mag je geen andere vrouw huwen! Want je kunt niet weten of je vrouw zich in de toekomst niet bekeert en vol berouw terugkeert naar je huis, zodat je dan een trouwe vrouw hebt die haar leven gebeterd heeft. Heb je echter in die tussentijd een andere vrouw gehuwd, en je vroegere vrouw die zich heeft gebeterd zou dan vol berouw bij je terugkomen, dan zou je haar vanwege je nieuwe vrouw niet meer kunnen aannemen, en zie, dat zou immers toch iets slechts zijn voor jou en nog slechter voor jouw nu beide vrouwen; want de eerste zou je geen barmhartigheid kunnen schenken en van de laatste zou je niet kunnen scheiden, en toch moet je zo barmhartig zijn als je Vader in de hemel barmhartig is. Maar als je de barmhartigheid niet kunt beoefenen, wat ben je dan en wat wil je dan doen om in Mijn orde te blijven? Heb je echter aandrang en veel natuur, kijk dan terug naar de oude vaderen; maar wees in je hart God trouwen hoed je voor geilheid, ontucht en hoererij! Want zij die hoererij en echtbreuk plegen zullen Gods rijk niet binnengaan. - Heb je dat nu goed begrepen?"
Hoofdstuk 256: Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken (Ev. Matth. 19, 10-12) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63  ...