Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 493 van 1037

...  481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506  ...
[12] Wij kwamen al snel bij hen, keken helemaal niet naar de plek waar zij stonden en liepen hen zwijgend voorbij.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Ik zei tegen hem: 'Ben jij hier soms een stadsrechter, die als enige het recht heeft om reizigers uit te vragen wat hen naar de stad heeft gebracht en inzage in hun reispapieren mag verlangen?'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Toen zei die Farizeeër: 'Ik ben geen stadsrechter, maar ik ben een overste van de Joodse gemeente hier en heb als zodanig ook het recht om aan reizigers te vragen met welk doel ze naar deze stad zijn gekomen -en jou en je gezelschap wel in het bijzonder, omdat ik je uit Jeruzalem ken en maar al te goed weet dat jij geen vriend van ons bent en je in het geheel niet aan onze oude voorschriften houdt, omdat wij niet kunnen en willen aannemen wat jij tegenover ons en het volk maar al te duidelijk beweerd hebt te zijn.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] Jullie hebben Beëlzebub als vader en leren en handelen volgens zijn ingeving, wat Ik maar al te goed zie. Ik ben echter herhaalde malen naar jullie toegekomen om je uit zijn boeien te bevrijden; maar het bevalt jullie beter om dienaren van de duivel te blijven dan dienaren van de ene en enig ware God te worden, die jullie niet kennen en nog nooit hebben gekend. Blijf dus dienaren van wie jullie willen; Ik zal dat ook doen, en binnenkort zal Ik voor de ogen van de hele wereld openbaar maken wie jullie zijn en wie Ik ben. En laat ons nu gaan, en het ga je goed in naam van degene die jullie dienen!'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] Deze woorden van Mij beledigden deze Farizeeërs in zo buitengewoon hoge mate, dat ze Mij en Mijn leerlingen onmiddellijk naar het kantoor van de stadsrechter wilden brengen.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[23] Ik ben met Mijn leerlingen heel rustig naar jullie toegekomen en heb niemand van jullie met ook maar één enkel woord of door een gelaatsuitdrukking lastig willen vallen, hoewel Ik al van enige afstand hoorde wat voor laaghartige praatjes jullie met elkaar over Mij hadden; derhalve zou Ik het recht hebben gehad om jullie ter verantwoording te roepen over wie jullie hier in den vreemde het recht heeft gegeven om opmerkingen over Mij te maken, die Mij noch een van Mijn leerlingen konden bevallen. En dus zeg Ik jullie nu nog één keer dat Ik de Heer ben en de macht heb om deze stad binnen te gaan en Mij daarin niet door jullie te laten hinderen; als dat echter niet genoeg is voor jullie en jullie bij je voornemen willen blijven, zal Ik daar wel met goed gevolg tegen op weten te treden!'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[24] Na deze woorden van Mij zei Dismas, die de hele kwestie toch wat pijnlijk vond, tegen zijn zeer hardnekkige metgezel: 'Laat hen in Godsnaam maar verder gaan! Laten wij eenvoudigweg naar ons gezelschap terugkeren; want met dergelijke mensen, die in het bezit zijn van geheime krachten, wil ik verder niets te maken hebben! Als ze in strijd met Gods wil handelen, zal God hen te zijner tijd wel weten te tuchtigen en vernietigen; als ze echter toch hoe dan ook overeenkomstig de wil van de Almachtige handelen, zullen wij niet in staat zijn iets tegen hen uit te richten.'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[25] De metgezel van Dismas wilde daar echter niet naar luisteren, maar riep de anderen, die langzaam achter hen aan liepen, om hem te hulp te komen en samen met hem Mij en Mijn leerlingen naar de stadsrechter te brengen.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[26] Ik zei: 'Tot hier en niet verder met jullie Beëlzebubwoede tegen Mij en Mijn leerlingen! Ik zal tot morgen wachters voor jullie neerzetten, die jullie aan geen enkele poort deze stad binnen zullen laten; en die wachters zullen ook het teken zijn dat jullie van Mij verlangden. Hopelijk zullen jullie daaraan zien dat Ik volkomen naar waarheid Heer over alle schepselen op deze aarde ben en ook nog Heer oneindig ver daarbovenuit, veel verder dan jullie je ooit kunnen voorstellen. Ik wil het, en zo geschiede het!'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[27] Op datzelfde ogenblik stonden er al veertien grote, grimmige leeuwen voor de Joden die ons achtervolgden, en een van hen pakte de hardnekkige metgezel van Dismas beet en droeg hem terug naar zijn metgezellen.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[29] Ik zei tegen hem: 'Ga voor ons uit de stad in en breng ons naar een rechtschapen herberg; daarna kun je naar stadsrechter Titus gaan en tegen hem zeggen dat Ik in die herberg op hem wacht.'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[30] Dismas bedankte Mij, stond op en bracht ons onmiddellijk naar een nabijgelegen herberg in deze stad.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De waard zei: 'Ik heb direct al gemerkt dat jullie Joden zijn, omdat jullie geen verlangen kenbaar maakten naar het goede varkensvlees dat wij hebben - maar ik geloof, als er een echte God bestaat, dat hij ook het varkensvlees heeft gezegend en niet alleen het vlees van kippen, schapen, geiten en runderen! Ik ben een eerlijke Romein en houd mij aan de wetten van Rome, die ik heel goed vind, hoewel ze slechts van mensen en niet van goden stammen.
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Wat heeft een mens ook voor baat bij bepaalde goddelijke wetten, die steeds in duistere en onbegrijpelijke bewoordingen geschreven zijn en door de priesters naar willekeur en in hun eigen belang worden uitgelegd? Laat de goden dus wetten voor zichzelf geven zoveel ze willen; wij mensen die door ervaring wijs zijn geworden, zullen onszelf wel wetten geven, en hebben dat ook gedaan, die wij kunnen begrijpen en ook opvolgen. Onze belangrijkste goden zijn goede, vruchtbare jaren en die krachten van de elementen, die zulke jaren tot stand hebben gebracht; en nu wens ik dat ons brood en water jullie goed smaakt en bevalt!'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Terwijl de waard zo nog zijn Romeins verstandige opmerkingen aan het maken was, kwam onze Dismas al aan met de opperstadsrechter, bracht hem naar Mij toe en zei tegen hem: 'Dit is de heer die u wenst te zien en te spreken!'
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506  ...