Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 494 van 1037

...  482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507  ...
[2] Ik zei tegen de waard: ' Zet er nog maar twee stoelen en twee drinkbekers bij; want Ik ben eigenlijk naar deze stad gekomen om vooral deze twee mensen een volkomen geldig bewijs van Mijn heerlijkheid te leveren!'
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Daarop zei de opperstadsrechter: 'Laat mij samen met jou met de kruik naar de waterkelder gaan en het water onmiddellijk proeven als we het eruit halen, dan zal direct blijken of jij zo'n wonderbaarlijke waterput bezit!'
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De waard zei: 'Mijn beste vrienden, brood heb ik wel, evenals gerookt varkens en schapenvlees, en ook melk heb ik nog in voorraad -maar gevogelte, vis en wijn zijn in deze stad maar zelden te krijgen en heel dure zaken op de tafel van reizigers; want van hier naar het diepe Jordaandal is het ten eerste heel ver en de weinige voetpaden van hier daar naartoe zijn uiterst moeilijk begaanbaar, en daarom zijn wij niet in staat om uit de gezegende westelijke landstreken iets goedkoops en eetbaars te halen. Onze grond is, zoals jullie onderweg zelf opgemerkt zullen hebben, maar heel weinig vruchtbaar door gebrek aan aarde en water. Onze stadsbronnen die nog water bevatten zijn waterkelders, en hier ver vandaan is een bron. Voor men in het gebied van de bronnen van de Arnon komt, treft men niet gauw ergens een bron aan, en die liggen hier nog ver vandaan. Ik zal jullie daarom brood en melk voorzetten.'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Daarop pakte de waard de toch al leeg geraakte waterkruik en ging onmiddellijk met de opperstadsrechter de kamer uit naar de waterkelder, die zich op de binnenplaats van de herberg bevond.
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Vol vreugde bracht hij de kruik eigenhandig naar de ruime gastenkamer, zette hem op tafel en zei luid (de opperstadsrechter): 'Dit is werkelijk een duidelijk wonder, zoals de mensen op deze aarde nog nooit hebben meegemaakt! Zo'n wonder kan een God wel doen, maar een mens nooit.'
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Na deze woorden werd de opperstadsrechter pas nieuwsgierig naar de wacht buiten de stadspoort, en hij vroeg Mij of Ik hem naar bulten wilde vergezellen, omdat hij erg bang was voor de leeuwen.
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Maar Ik zei tegen hem: 'Ga maar gerust samen met Dismas naar de stadspoort; geen van die dieren zal je enig kwaad doen!'
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Daarop vatte de opperstadsrechter evenals Dismas het volste vertrouwen en ging samen met hem moedig naar de stadspoort!
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Op dat ogenblik weken de woeste wachters terug, en zij die bewaakt waren kwamen vol geloof naar ons toe en werden ook vlug gesterkt met het water uit de waterkelder.
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Vrijwel iedereen in Jeruzalem kende namelijk Uw afstamming, aangezien men Uw vader en moeder alsook Uw broers maar al te goed had gekend; want hoe vaak gebeurde het niet dat Uw vader, die algemeen bekend stond als een vaardig timmerman en schrijnwerker, bij ons in Jeruzalem werk te doen had en dat Uzelf niet zelden met hem en Uw broers als timmerman meewerkte. Plotseling bent U als dezelfde timmerman te midden van verscheidene leerlingen als leraar van het volk opgetreden, hebt in Jeruzalem onderricht en een scherp getuigenis tegen ons gegeven. Daarom zult U wel kunnen begrijpen dat onze haat tegen U enorm moest toenemen, toen U, iedere keer dat U in Jeruzalem verscheen, ons bij het volk in verlegenheid bracht en tegen ons getuigde dat wij geen dienaren van God, die wij niet zouden kennen, maar enkel verscheurende wolven in schaapskleren en derhalve dienaren van Beëlzebub zouden zijn; zodoende zouden wij het volk niet bij het licht en daarom ook niet in de hemel binnenlaten en zouden wijzelf daar ook niet naar binnen willen, en zo waren er nog een groot aantal van dergelijke kleinerende getuigenissen, die wij met onze eigen oren hebben gehoord of die ons getrouw door anderen werden meegedeeld.
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] De twee tekenen die U hier hebt gedaan plaatsen de tekenen die U hiervoor hebt gedaan pas in het juiste licht, waardoor alle andere tekenen geen enkele betekenis meer hebben en maken U voor onze ogen in volle ernst tot Degene die, zoals David heeft aangekondigd, naar ons toe zou komen. Want ten eerste komen er in deze hele streek geen leeuwen voor, omdat deze dieren meestal alleen in Afrika thuishoren, en zo'n beest hoogst zelden naar Arabië afdwaalt en al gauw weer teruggaat als het in de uitgestrekte woestijnen geen voedsel vindt; maar op een wenk van U stonden er direct veertien van zulke beesten voor ons! Zoiets zou al heel moeilijk gaan als die beesten hier in het land in grote aantallen thuishoorden. U, die Heer over alle schepselen bent, moet ze dus werkelijk geschapen hebben, het kan niet anders!
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] In deze dagen moet het hemelrijk echter groot geweld worden aangedaan; wie het niet met geweld naar zich toetrekt, zal het niet in bezit nemen.
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Barnabas stond op en zei: 'O Heer en Meester, ook voor ons bestaat het beste avondmaal uit het feit dat U naar ons toe bent gekomen en wij U herkend hebben als Degene die U bent! Overigens hebben wij brood en wijn genoeg.Wat voor ander lichamelijk voedsel hebben we dan nog nodig?'
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Toch zei Ik tegen de waard: 'Ga maar naar je provisiekamer en kijk watje daar aantreft, dat door ons joden gegeten kan worden! Laat het goed klaarmaken, en zet het dan voor ons op tafel!'
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De waard kwam onmiddellijk vol blijdschap weer naar ons terug en zei: 'Mijn beste heren gasten, een derde wonder! jullie weten hoe moeilijk er in deze streek vis te krijgen is, en kijk, de grote tafel in de provisiekamer waar wij het voedsel op klaarmaken ligt zo vol met heel verse, maar reeds schoongemaakte, edele vissen, dat wij daar voor drie dagen allemaal meer dan genoeg aan hebben; ze hoeven alleen maar toebereid te worden - waar ik al opdracht toe heb gegeven -en dan zullen wij verzadigd worden met een zeer zeldzame spijs.'
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507  ...