Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 498 van 1112

...  486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511  ...
[11] En als Hij Zich heeft laten vinden door één of ook meerdere mensen die Hem op de juiste manier zoeken, dan zal Hij zulke trouwe zoekers wel meedelen wat zij overeenkomstig Zijn uiterst wijze wil verder moeten doen en hoe ze dienen te leven om in Zijn liefde en genade te blijven en door Hem tot het eeuwige leven van hun ziel gewekt te worden.
Hoofdstuk 78: De commandant spreekt over hoe men God dient te zoeken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Dat heb je goed beoordeeld; maar hier op deze plek kunnen we daar met veel verder over spreken, omdat het volk zich steeds meer om ons heen begint te verzamelen - want het heeft de commandant opgemerkt en is daarom heel nieuwsgierig, welke orders hij hier op de vroege ochtend zal geven. .Laten we dus naar een vrije plek buiten de stad gaan, van waaruit men een.ruim uitzicht heeft! Daar zullen we verder over dit onderwerp kunnen spreken.'
Hoofdstuk 79: De goede voornemens van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Daar stelde de commandant zich tevreden mee, en hij bedankte Mij voor deze les.
Hoofdstuk 80: De naweeën van de storm en de aardbeving - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Daarom heb Ik nu juist die wind laten komen om ons die lastige bespieders van het lijf te houden. Kijk maar hoe ze al beginnen om te keren om weer naar de stad terug te gaan, omdat ze bang zijn dat de zaak nog erger zou kunnen worden! Ze zullen zich ook voor het merendeel naar de stad en naar hun huizen begeven, en dan hebben wij een vrijere speelruimte voor wat wij doen.'
Hoofdstuk 80: De naweeën van de storm en de aardbeving - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Er stonden rond de heuvel echter ook enkele inwoners van de stad die tegelijk met ons de stad uit waren gegaan, en de commandant wilde hen door een onderofficier flink duidelijk laten maken dat zij zich ook naar de stad moesten terugtrekken.
Hoofdstuk 80: De naweeën van de storm en de aardbeving - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Wat beulen de mensen zich af bij het najagen en zoeken van aardse, vergankelijke schatten en goederen! De één boort in de bergen om goud, zilver en edelstenen te vinden; een ander duikt in de diepte van de zee om enkele parels te vinden; een derde vaart op een gebrekkig schip over de wijde, stormachtige zee om in een vreemd land de waren uit zijn eigen land voor een paar penningen duurder aan de man te brengen - en zo is de één hiermee en de ander daarmee bezig, en daarbij is geen moeite teveel, wanneer hij daarmee maar een of ander vergankelijk levensvoordeel te pakken kan krijgen. Waarom wil men bij het zoeken van de allerhoogste levensschat die moeite eigenlijk niet ook nemen, terwijl men toch weet dat de mensen die die schat met de ware ijver zochten, die ook wis en waarachtig hebben gevonden?'
Hoofdstuk 78: De commandant spreekt over hoe men God dient te zoeken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Vriend, in Pella, waar je eigenlijke verblijfplaats is, heb je een tamelijk grote visvijver, die je voor veel geld hebt laten aanleggen! Als je in die vijver goede en gezonde vissen wilt kweken, moetje er van tijd tot tijd de modder uit laten halen. Daarvoor moet je hem echter eerst helemaal laten leeglopen. Als de hoofdafvoer van de vijver geopend wordt, stort het water aanvankelijk ook met veel geweld uit de vijver door de geopende afvoer; geleidelijk aan stroomt het echter rustiger, en tegen het einde zie je het water slechts druppelsgewijs uit de afvoer stromen, en dan kun je met het reinigen van de vijver beginnen.Ja, waarom heb je bij je vijver eigenlijk niet zo'n soort afwateringssysteem aangebracht, dat bij het openen daarvan al het water van de vijver in één ogenblik zou kunnen wegstromen?
Hoofdstuk 80: De naweeën van de storm en de aardbeving - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Ook kent hij al van verre het karakter van de mensen, behoudt hij de goeden en drijft op wonderbaarlijke wijze degene bij zich vandaan, van wie wij ook weten dat het geen goede mensen zijn, die behalve zichzelf nog nooit iemand een weldaad hebben bewezen.
Hoofdstuk 80: De naweeën van de storm en de aardbeving - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Bij deze gelegenheid hadden allen die door een kwalijke nieuwsgierigheid uit de stad naar ons waren gedreven, zich weer naar de stad begeven.
Hoofdstuk 81: De woorden van de buren over de macht van de Galileeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Toen de omgeving aldus gereinigd was beval Ik de wind met luide stem, zodat degenen die zich rond de heuvel bevonden het goed konden verstaan, dat hij de zwavel en pekdampen niet meer naar ons toe, maar van ons weg naar de woestenijen van de Eufraat moest dragen.
Hoofdstuk 81: De woorden van de buren over de macht van de Galileeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Toen de twee buren van de waard dat merkten, zeiden ze tegen de waard: 'Nu is het toch wel duidelijk dat die man in zeer innige verbinding moet staan met een God en zich van Diens allerhoogste macht kan bedienen, wanneer hij wil. Dat is nu boven de minste twijfel verheven; maar hoe, waar en waardoor kan een mens tot zo'n verbinding komen?
Hoofdstuk 81: De woorden van de buren over de macht van de Galileeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Een klein halfuur later beval Ik ook deze vuurgeesten zich geheel en al ter ruste te begeven; en ze doofden uit, en er was, waar de mensen hun blik ook heen wendden, geen uit de aardbodem opschietende vlam meer te ontdekken, noch dichtbij noch in de verte. Ook de wind ging liggen, en zo ver het oog reikte was de aardbodem helemaal schoongeveegd.
Hoofdstuk 81: De woorden van de buren over de macht van de Galileeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Nu begon men zich pas echt te verbazen, en de heidenen onderaan de heuvel begonnen elkaar te vragen wie en wat Ik was, waar Ik vandaan was gekomen, en wat de commandant met Mij van doen had, aangezien Ik immers geen Romeinse kledij droeg.
Hoofdstuk 82: De terugkeer naar de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Sommigen, die meer met de godsdienst van de Joden vertrouwd waren dan hun buren, hielden Mij voor een profeet; want dat soort halfgoddelijke mensen hadden ook wel dergelijke dingen gedaan. Anderen hielden Mij voor een als Jood verklede grote magiër. Weer anderen bestreden dat, omdat ze bij Mij geen magiërtekens en in Mijn handen geen toverstaf bespeurden. Nog weer anderen hielden Mij voor een halfgod in menselijke gedaante, die zich aan de altijd strikt rechtvaardige commandant openbaarde en nu, om zijn geloofwaardigheid te vergroten, deze tekenen deed die geen enkel mens kon doen.
Hoofdstuk 82: De terugkeer naar de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Toen de heidenen, die nog rond de heuvel verbleven en voor wie alles nog een raadsel was, dat in de gaten kregen, werden ze door vrees voor Mij overvallen, en ze trokken snel voor ons uit naar de stad en begaven zich ook onmiddellijk in hun huizen, waar hun verwanten al op hen wachtten. Dat daar aan het vragen en vertellen bijna geen einde kwam, spreekt vanzelf.
Hoofdstuk 82: De terugkeer naar de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511  ...