Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 499 van 728

...  487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512  ...
[9] Verder, als men de zaak letterlijk en materieel beschouwd, dan moet men toch zeker alles letterlijk nemen en niet een paar woorden letterlijk en een paar woorden geestelijk, hetgeen net zoiets zou zijn als wanneer iemand aan het ene been een zwarte en aan het andere been een heel dunne, doorzichtige witte broekspijp zou dragen. Of, wanneer iemand zou willen beweren dat een boom zo zou moeten groeien dat de ene helft van zijn stam met schors en de andere zonder schors tevoorschijn zou komen. Volgens deze beschouwing verbiedt het tiende gebod enkel het verlangen naar de vrouw van 'de naaste'. Wie kan daarmee in de letterlijke betekenis bedoeld zijn? Niemand anders dan ofwel de naaste buren of ook de naaste bloedverwanten. Letterlijk beschouwd zou men dus alleen geen verlangen mogen hebben naar de vrouwen van deze beide naasten; naar de vrouwen die verderop in het gebied wonen, maar vooral naar de vrouwen van buitenlanders, die zeker geen naasten zijn, zou men dus zondermeer kunnen verlangen. Want iedereen zal toch zonder wiskunde of meetkunde kunnen begrijpen dat men, vergeleken met de naaste buurman, een ander die enkele uren verderop woont of zelfs een buitenlander, niet als naaste of als dichtstbijzijnde persoon kan beschouwen. Kijk, ook dat is Turks, want Turken houden zich enkel tegenover Turken aan dit gebod; ten opzichte van vreemde naties hebben zij in dit geval geen wet. Laten we echter verdergaan.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Gelukkig is hij die deze woorden echt ter harte neemt, want ze zijn de eeuwige, onomstotelijke, goddelijke waarheid! En jullie kunnen het boven alles voor waar houden en geloven, want niet één syllabe daarvan is te veel; jullie kunnen eerder aannemen dat hier nog veel te weinig is gezegd. Laat eenieder echter goed onthouden: de Heer zal bij iedere andere gelegenheid eerder al het mogelijke aanwenden, voordat Hij iemand te gronde zal laten gaan, maar ten opzichte van dit kwaad zal Hij niets anders doen, dan de afgrond van de hel openhouden, zoals Hij in het evangelie heeft laten zien. Dit is allemaal wis en waarachtig en daarmee hebben we de ware betekenis van dit gebod leren kennen. En ik zeg nog eens: laat eenieder goed ter harte nemen wat hier gezegd is! En nu verder niets meer. Hier is al de tiende zaal; laten we dus naar binnen gaan!
Hoofdstuk 92: Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] De jongeling had dus het voorrecht, juist omdat hij als jongeling nog niet toerekeningsvatbaar was, om dichterbij de Heer te komen. Maar de al doorgewinterde, wat oudere, rijke waard, speculant en woekeraar staan als kamelen achter het oog van de naald, waar ze eerst doorheen zouden moeten kruipen om net als de jongeling bij de Heer te komen. Bijgevolg is het zo'n rijke helemaal niet meer vergund en gegeven om, evenals de jongeling, voor de Heer te verschijnen. Voor hen echter heeft de Heer helaas een ander, zeer opmerkelijk voorbeeld gegeven in het verhaal van de 'rijke brasser'. Meer hoef ik jullie niet te zeggen.
Hoofdstuk 92: Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Laten we echter eens kijken naar iemand die weliswaar geen grond bezit, maar zoveel geld heeft dat hij daarmee bijna een koninkrijk zou kunnen kopen. Hij kan dit geld strikt genomen alleen winstgevend beheren, of heeft daarbij hoogstens enkele rekenkundige hulpen nodig, die van hem, in verhouding tot zijn eigen inkomen, een heel matig salaris ontvangen, dat vaak nauwelijks voldoende is om in hun behoeften, vooral wanneer zij familie hebben, te voorzien.
Hoofdstuk 91: Wie zondigt er tegen de goddelijke oerordening van het negende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] We zien daaruit, dat men zich dus bij dit gebod op twee manieren in een netelige positie kan brengen, namelijk ten eerste door een overdreven zucht tot verzamelen en vervaardigen en ten tweede door dit volledig achterwege te laten. Voor beide gevallen echter is de toepassing van de wijze beperking van het gebod gelijkluidend. In het eerste geval beperkt het de overdreven begeerte tot verzamelen en vervaardigen, in het tweede geval de luiheid, met als doel het vinden van de juiste middenweg; want het drukt niets anders uit dan achting, gepaard gaande met liefde voor de natuurgerechte behoefte van de medemens.
Hoofdstuk 91: Wie zondigt er tegen de goddelijke oerordening van het negende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Zoals het er echter nu met de grondverdeling op aarde uitziet, behoort de grond geheel en al toe aan enkele grootgrondbezitters. Het overige volk is ten dele ofwel slechts mede-eigenaar, ondereigenaar of pachter, maar verreweg het grootste deel van het volk op aarde heeft nog geen steen om onder zijn hoofd te kunnen leggen.
Hoofdstuk 90: Over de zegen van de wijze beperking - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Men zal hier echter tegenin gaan en zeggen: er zijn in de tegenwoordige tijd buitengewoon rijke en welgestelde mensen die met al hun rijkdom en welgesteldheid nog geen vierkante span eigen grond hebben. Zij hebben zich door gunstige speculaties in de handel of door vererving een grote rijkdom aan geld verworven en leven nu van hun wettelijke rente. Hoe is het met hen gesteld? Is hun vermogen volgens het goddelijke oerrecht natuurwettig of niet? Want zij beperken door hun bezit aan geld niemands grondeigendom omdat ze nergens grond aankopen. Daarentegen lenen ze hun geld op goede plaatsen tegen de wettelijke rente uit of doen andere geoorloofde zaken, zoals wisselhandel, waardoor zij hun grondkapitaal jaarlijks met vele duizenden guldens vermeerderen, terwijl ze volgens hun natuurlijke, rechtmatige behoeften niet het honderdste deel van hun jaarlijkse inkomen voor hun levensonderhoud nodig hebben. Overigens zijn zij daarnaast niet zelden heel rechtschapen en soms ook liefdadige mensen. Zondigen ook zij tegen ons negende gebod?
Hoofdstuk 91: Wie zondigt er tegen de goddelijke oerordening van het negende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Wanneer men zich aan deze maatstaf houdt, zal er op het gehele aardoppervlak geen naakte mens meer rondlopen. Als er echter op aarde enorme fabrieken voor het vervaardigen van kledingstoffen worden gevestigd die de grondstoffen tegen afgedwongen spotprijzen inkopen en daarvan een grote hoeveelheid eerder luxueuze dan nuttige kledingsstukken fabriceren, deze dan meestal tegen ten hemel schreiende prijzen aan de behoeftige mensheid verkopen, en als zich dan ook nog veel welgestelde mensen, vooral vrouwen, in de loop van een jaar of tien van meer dan een honderdtal kledingsstukken voorzien, dan wordt dit natuurlijke evenwicht uitermate verstoord. Maar laten we verdergaan.
Hoofdstuk 90: Over de zegen van de wijze beperking - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Hoe groot moet een stuk grond dan wel zijn? Laten we een land met een gemiddelde opbrengst nemen. Daarop kan, bij een middelmatige bewerking, en wel op een oppervlak van duizend van jullie vierkante klafters, één persoon zelfs bij een gemiddelde jaaroogst gedurende een jaar ruimschoots in zijn levensonderhoud voorzien. Bij goede grond is de helft voldoende, bij minder goede grond rekenen we per persoon het dubbele van de middelmatige grond. Het aantal personen dat een familie telt bepaalt dientengevolge de grote van het grondoppervlak, dat zij natuurrechtelijk in bezit mag nemen. We zullen echter bij het uitmeten heel vrijgevig zijn en geven per persoon het dubbele; daarbij stellen we vast dat het ook volkomen natuurrechtelijk door God is gebillijkt. Als de grondstukken zo zouden worden verdeeld, dan zouden er op het aardoppervlak eveneens meer dan zeven miljard families een volledig verzekerd grondbezit kunnen vinden.
Hoofdstuk 90: Over de zegen van de wijze beperking - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Wie ziet uit deze verklarende uitleg van het gebod niet ogenblikkelijk in dat er, door het zo na te leven, geen jota van de letterlijke betekenis gekrenkt wordt. En hoe gemakkelijk is het dan om dit gebod naar de letter in acht te nemen, wanneer men het op deze manier geestelijk in acht neemt. Want wie in zijn hart achting heeft voor zijn broeder, zal ook achting hebben voor hetgeen hij heeft verzameld en opgebouwd. Door de geestelijke naleving van dit gebod voorkomt men elke vorm van woeker en overdreven gewinzucht, die echter alleen maar in de letterlijke betekenis hun gesanctioneerde vertegenwoordigers of voorstanders vinden. Een korte nabeschouwing zal ons alles nog in het helderste licht plaatsen.
Hoofdstuk 89: De innerlijke betekenis van het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Wordt echter de innerlijke betekenis van een gebod begrepen, dan volgt de natuurlijke inachtneming vanzelf, precies zoals wanneer iemand goed zaad in de grond legt. De vruchtdragende plant zal zich daaruit dan vanzelf ontwikkelen, zonder dat de mens daarvoor nog een of andere handeling hoeft te verrichten.
Hoofdstuk 89: De innerlijke betekenis van het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Dat is juist mijn lieve vrienden en broeders. Tot nu toe hebben we gezien dat door de uiteenzetting van de innerlijke, geestelijke betekenis de uiterlijke, natuurlijke betekenis in zijn rechtmatige werking naar buiten toe nergens is geschonden. We hebben ook gezien dat, door de onbekendheid met de innerlijke betekenis, een gegeven gebod of slechts heel moeilijk, niet zelden nauwelijks voor eenderde, soms echter ook helemaal niet in acht wordt of werd genomen.
Hoofdstuk 89: De innerlijke betekenis van het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Jullie zullen dus inzien dat een trouwe arbeider ook zijn loon waard is. Daarom verorden ik, dat jullie met elkaar overeenkomen om, mij uit jullie eigen beveiligde voorraad in mijn levensonderhoud te voorzien. Ik kan daar met des te meer recht aanspraak op maken omdat de instandhouding van eenieders eigendomsrecht uitsluitend van mijn onderhoud afhangt. Naast mijn onderhoud is echter ook nog een ander onderhoud noodzakelijk, namelijk dat van de manschappen die voor de veiligheid van jullie eigendommen zorgen, want ook zij hebben geen tijd om te werken omdat ze voor de goede orde jullie grenzen moeten bewaken.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Dit beschermrecht vereist echter allereerst het nauwkeurig opmeten van het eigendom. Zijn de grenzen eenmaal goed vastgelegd, dan pas kan iedere eigenaar gebruikmaken van het beschermrecht ofwel het recht ter verdediging van zijn eigendom.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Dit beschermrecht is echter zonder gevolmachtigde bewakers onuitvoerbaar. Er moeten dus verdedigers opgesteld worden, die het onbeperkte recht hebben om de grenzen van een ieders eigendom veilig te stellen. Daarom moeten zij het executierecht hebben, dus een straf- of tuchtigingsrecht. Maar wie moet deze bewakers leiden? Zeker niemand anders dan de chef die de hele kolonie leidt.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  487 - 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512  ...