17481 resultaten - Pagina 500 van 1166
... 488 - 489 - 490 - 491 - 492 - 493 - 494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 ...
[11] Daarop gingen de negen de herberg binnen, maar die ene keerde terug naar de plaats waar hij gereinigd was, en waar Ik vanwege de heerlijke avond nog met Mijn leerlingen verbleef. Toen hij bij Mij kwam, voelde hij grote blijdschap dat hij Mij nog aantrof op dezelfde plek waar hij een half uur eerder samen met de andere negen van de kwaadaardige melaatsheid was gereinigd.Hoofdstuk 66: De genezing van de tien melaatsen (Luc. 17:11-19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Terstond viel hij op zijn aangezicht voor Mij neer en prees God met luide stem aldus (de genezen melaatse): 'O Jezus, beste, goede Meester, Zoon van de levende eeuwige God, die naar aard en wezen één met Hem bent en derhalve ook alles kunt wat de Vader kan, ik dank U en prijs U, omdat U mij en ook de anderen, mijn lotgenoten, zo'n grote genade hebt bewezen! Eer, lof en prijs zij U evenzeer als de Vader in de hemel, die in U, Zijn Zoon, naar ons arme zondaren is gekomen om te vervullen wat Hij door de mond van de aartsvaders en profeten getrouwen openlijk heeft beloofd! O, moge Uw liefde, genade en erbarmen steeds bij ons blijven, en laat, o Jezus, ook de blinden van geest dat inzien!'
Hoofdstuk 66: De genezing van de tien melaatsen (Luc. 17:11-19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Al gauw daarna kwam Ik met Mijn leerlingen en nam Mijn intrek in dezelfde herberg; alleen werd ons onmiddellijk een grote kamer toegewezen, en de waard zelf, die ook meer een Samaritaan dan een Jood was, vroeg ons direct wat wij wilden eten en drinken.
Hoofdstuk 66: De genezing van de tien melaatsen (Luc. 17:11-19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[24] Dat werd ook direct aan de waard verteld -en daarom schonk hij ons ook direct meer aandacht en informeerde naar onze positie en ons werk. Hij kwam aan onze tafel zitten, nam ook brood en wijn en vroeg aan een van Mijn leerlingen, of wij soms dezelfde mannen waren van wie er één, Jezus genaamd, de tien melaatsen enkel door de macht van zijn woord volkomen gereinigd had.
Hoofdstuk 66: De genezing van de tien melaatsen (Luc. 17:11-19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[30] Maar Ik zei tegen hen: 'Omdat jullie naar Mij gedreven zijn door de angst dat jullie weer melaats zouden kunnen worden, zijn jullie nu ook.gekomen om God de eer te geven! Het zij jullie deze keer vergeven en jullie zullen rein blijven; maar in de toekomst zal Mijn zegen niet bij diegenen blijven die te lui zijn om na een ontvangen genade Diegene eer te bewijzen van wie ze de genade hebben ontvangen. Sta nu op en ga, en zondig voortaan niet meer!'
Hoofdstuk 66: De genezing van de tien melaatsen (Luc. 17:11-19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Ik zei: 'Dan kan Ik je ook niet zeggen vanuit welke macht Ik Mijn wonderen doe, en dan zijn we weer even ver als daarnet!'
Hoofdstuk 67: Farizeeën en schriftgeleerden verzoeken de Heer (Luc. 17:20-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Ik zei: 'Sta op! Want jouw grote geloof heeft je geholpen! jij bent een Samaritaan en hebt Mij herkend, en je bent gekomen en hebt God de eer gegeven zoals het hoort; daarom zul je ook in Mijn liefde blijven. Maar wat is er eigenlijk met de andere negen? Zijn ze niet ook net als jij rein geworden? En als ze rein zijn geworden, waarom zijn ze dan niet met je meegekomen om ook, net als jij, aan God de eer te geven? Is er dan behalve jij niemand die omgekeerd is om de eer te geven aan Hem, die hem gezond heeft gemaakt? Een vreemdeling weet dus beter wat God toekomt dan zij, die zich als de kinderen van God laten eren! Daarom zal die eer ook weldra van de kinderen worden afgenomen en aan de vreemdelingen gegeven worden!'
Hoofdstuk 66: De genezing van de tien melaatsen (Luc. 17:11-19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[32] De waard kwam naar Mij toe en bedankte Mij uitvoerig dat Ik de Farizeeën de waarheid zo recht in hun gezicht had gezegd, en ook al Mijn leerlingen prezen Mij.
Hoofdstuk 67: Farizeeën en schriftgeleerden verzoeken de Heer (Luc. 17:20-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] De waard wees met zijn hand naar Mij en zei: 'Deze Godmens hier, van wie ik openlijk moet zeggen en bekennen dat wij geen van allen ook maar in de verste verte waardig zijn dat Hij naar ons toe en over de drempel van mijn huisdeur is gekomen. Bedank Hem allemaal voor al de genade die Hij ons bewezen heeft en geef Hem altijd voor alle mensen de eer!'
Hoofdstuk 68: De Heer geneest de zieke knecht van de waard (22.11.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Na deze woorden van de waard knielde de genezen knecht onmiddellijk aan Mijn voeten, dankte Mij en prees Mij luid; dat deden toen ook de anderen van het personeel, de bedienden en de dienstmeisjes, wat een groot lawaai in het huis teweegbracht, dat ook door de Farizeeën werd gehoord, hoewel ze zich in een kamer bevonden die ver van onze zaal was gelegen, en een van hen kwam kijken wat er aan de hand was.
Hoofdstuk 68: De Heer geneest de zieke knecht van de waard (22.11.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] De waard zei: 'Vanwege deze wonderdoener, die de Romeinen zeker allang beter kennen dan wij, heb ik van hun kant niets te vrezen; maar van jullie kant zou ik alles te vrezen hebben, als ik niet een Romeins burger was! Maar jullie zouden deze man moeten vrezen, die vervuld moet zijn van Gods geest, omdat Hij anders onmogelijk zulke tekenen en daden kan doen, waartoe alleen God in staat is; en wie vervuld is van Gods geest is ook een ware Heer over alles in de hemel en op aarde, en degenen die Hem vijandig bejegenen hebben alleen Hem te vrezen, maar Hij hen niet! Jouwaan mij gerichte waarschuwing zal in mijn gemoed dus ook nooit wortel schieten!'
Hoofdstuk 68: De Heer geneest de zieke knecht van de waard (22.11.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Welnu, als je die leer vergelijkt met wat U, o Heer en Meester, mij hebt aangeraden en heel duidelijk hebt uitgelegd, dan bestaat daar toch een oneindig groot verschil tussen. Bij U is alles de volle en levende waarheid, en bij de Farizeeën verdorven, dode leugen, waardoor werkelijk geen enkele ziel het eeuwige leven kan bereiken. Heer, wat moeten wij nu in het vervolg ten opzichte van de Farizeeën doen?'
Hoofdstuk 69: De waarde van de instellingen van de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Er staat immers ook geschreven: 'Zie, dit volk eert Mij met de lippen; maar hun hart is verre van Mij!' Maar Ik zeg jullie: het einde van hen die een menselijke leer verkondigen is nabij gekomen! Daarom ben Ik, die de Waarheid, de Weg en het Leven ben, naar jullie toegekomen en Ik zal de leugen en haar kwade werken wegvagen. Weliswaar zal Ik deze wereld binnenkort verlaten, en in de tijd dat Ik voor het oog afwezig ben zullen de leugen en haar valse en kwade dingen nog een tijdlang voortwoekeren onder de mensen op aarde; maar dan zal Ik op de juiste tijd met alle macht en kracht naar jullie mensen terugkomen en een einde maken aan de heerschappij van de leugen en het bedrog!
Hoofdstuk 69: De waarde van de instellingen van de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Dit zullen jullie nu nog wel niet in alle zuiverheid begrijpen; maar als jullie van Mijn geest doordrongen zullen zijn, zal jullie ook dat heel duidelijk zijn, en dan zullen jullie je herinneren wat Ik jullie van tevoren heb gezegd.'
Hoofdstuk 69: De waarde van de instellingen van de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ik zei: 'Ook dat heb Ik jullie al verschillende keren heel uitvoerig getoond; maar omdat ook jullie niet volkomen van Mijn geest doordrongen zijn, begrijpen jullie het nog niet ten volle. Het jaar, de dag en het uur kan Ik jullie niet met zekerheid zeggen, omdat dat op deze aarde immers allemaal van de volkomen vrije wil van de mensen afhangt. Daarom weet ook geen engel in de hemel het, maar alleen de Vader en ook degene aan wie Hij het wil openbaren. Bovendien is het voor het heil van de ziel niet absoluut noodzakelijk om het heel precies van tevoren te weten.
Hoofdstuk 70: De wederkomst van de Heer (Luc. 17:22-36) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)