Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 506 van 1112

...  494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519  ...
[2] Maar laat jullie dit gezegd zijn: als farao zich door de waarschuwingen van Mozes op dezelfde manier van zijn afgodendom bekeerd zou hebben als de inwoners van Afek zich tot het zuivere, ware jodendom hebben bekeerd, zou hij de bekende plagen niet opgelegd hebben gekregen en zouden alle woestijnen van Egypte groen zijn gaan worden.
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De inwoners van Afek hebben zich tot de ene en enig ware God bekeerd, waar jullie je in de grote herberg weldra van zullen overtuigen, en ze zijn derhalve als een oude verdorde twijg aan de stam van Abraham weer volkomen groen en levend geworden. De God van Abraham, Isaak en Jacob is nog geheel Dezelfde die Hij sinds eeuwigheid was -en voor Hem zijn alle dingen mogelijk!
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De leider zei: 'Werkelijk, vriend, jij bent nog een echte strenggelovige Jood, waarvan er bij ons ook nog enkele zijn; maar ondanks hun vaste geloof ziet het er rond onze stad toch voor het merendeel heel onvruchtbaar uit, en de goede Jehova schijnt Zich niet speciaal om ons, inwoners van Damascus, te bekommeren!'
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik zei: 'Hij bekommert zich om jullie precies evenveel als jullie je om Hem bekommeren!'
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Maar als jullie zelf al verstandig, wijs en machtig genoeg zijn geworden om uitstekend in je eigen onderhoud te voorzien, dan hoeft God de Heer Zich ook echt niet speciaal om jullie te bekommeren.
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Toen Ik dat tegen de leider had gezegd, bedankte hij nogmaals voor de vriendelijkheid die Ik hem betoond had. De hele karavaan bewoog zich toen verder, en Ik trok met Mijn leerlingen ook snel weer verder.
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] De inwoners van deze plaats waren meest herders en vissers; want alle nu genoemde plaatsen, waar Ik vanaf Genezareth doorheen trok, bevonden zich als het ware in een grote halve cirkel min of meer in de buurt van het Meer van Galilea en langs de Jordaan, waar de rivier vanuit het meer zuidwaarts stroomt.
Hoofdstuk 121: De Heer neemt zijn intrek in een herberg bij Bethsaïda - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De waard klaagde direct zijn nood tegenover Mij en verontschuldigde zich ook voor het feit dat hij ons deze avond behalve wat kaas en schapen en geitenmelk niets te bieden zou hebben, als zijn drie zonen niet gauw met een lading vis naar huis zouden komen.
Hoofdstuk 121: De Heer neemt zijn intrek in een herberg bij Bethsaïda - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] De waard, die zich begon te verwonderen over Mijn zelfverzekerdheid zei: 'Vriend, ben jij soms een Joodse ziener, dat je bepaalde dingen zo zeker schijnt te weten, waar je op een natuurlijke manier nauwelijks van op de hoogte kunt zijn? Want jullie komen via Afek hierheen, en die stad ligt op de bergen die het Jordaandal begrenzen, tamelijk ver voorbij de plaats waar de Jordaan uit het meer stroomt; Bethsaïda ligt nog bij de bergen, waarvan de uitgestrekte uitlopers de oever van het meer zelf vormen -en zodoende kun je vanzelfsprekend absoluut niet op natuurlijke wijze weten hoe het mijn zonen vergaat, die op weg naar huis zijn.
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Ongeveer vijftig tot zestig jaar geleden moeten hier nog enkele sterk verarmde Joden hebben gewoond; maar omdat ze behalve wat wortels niets uit de harde bodem konden halen, verlieten ze deze plaats en moeten zich nu ergens aan het Meer van Galilea gevestigd hebben. Wat er verder met hen gebeurd is, zal de God van de Joden waarschijnlijk wel het beste weten.
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Deze Jood vertelde ons, dat deze nu zo verdorde landstreek vroeger tot de meest gezegende behoorde. Maar toen de Joden geleidelijk aan steeds meer afvallig werden van hun oude en enig ware God en Hem begonnen te vergeten, trok Hij ook Zijn zegeningen van deze bodem terug, liet grote onweersstormen komen waardoor de vette aarde van deze bergachtige gebieden weggespoeld werd, en wat nog enigszins verschoond bleef van de stormen, werd door herhaaldelijke en langdurige oorlogen verwoest. En zo werd deze vroeger zo rijk gezegende streek een echte woestijn en zou dat ook blijven, zolang de mensen zich niet opnieuw helemaal tot God zouden bekeren.
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Hij zei dat er voor de heidenen weinig goeds te verwachten viel; want hun goden, die louter fantasiebeelden van de mensen waren en anders niets, zouden hen niet kunnen helpen, en de ene, enig ware en almachtige God van de joden kenden zij niet; ze konden ook niet in Hem geloven, Zijn buitengewoon wijze geboden houden en Hem vol vertrouwen, zoals goede kinderen hun vader, om Zijn hulp en genade vragen. Omdat die dingen bij de heidenen niet konden plaatsvinden, konden ze zich wel voorstellen dat er bij hen geen sprake kan zijn van buitengewone zegeningen.'
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] De oude zei daarop, dat de besnijdenis voor de geboren joden alleen van waarde was, als ze zich precies aan Gods geboden hielden. Voor de heidenen was het volgens hem voldoende voor God, als ze afstand deden van hun afgoden, zonder twijfel in de enig ware God zouden geloven, Zijn tien geboden houden, Hem boven alles liefhebben en hun medemensen als zichzelf God zou van de heidenen geen andere offers verlangen dan dat van de ware liefde in hun hart.
Hoofdstuk 123: Het geloof en het vertrouwen van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Toen ik en nog enkelen van mijn buren die werkelijk zeer wijze leer van de oude hadden gehoord, besloten wij om naar geloof en daad geheel en al joden te zijn maar voor de wereld Grieken te blijven, om geen onderdanen te worden van de uiterst zelfzuchtige, heerszuchtige en onbarmhartige opperpriesters, die zich oneindig veel inbeelden door te denken dat ze datgene zijn wat ze tegenover de joden beweren te zijn -maar als je hen in het juiste licht ziet, blijkt maar al te duidelijk dat juist zij degenen zijn die Gods geboden door hun handelen regelrecht met voeten treden.
Hoofdstuk 123: Het geloof en het vertrouwen van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Dat de af en toe voorbijtrekkende stormen ook ons niet helemaal hebben ontzien, laat zich natuurlijk denken; maar we hebben daar toch niet om gemopperd, want we dachten: 'God heeft ons geloof, onze liefde en trouwen ons geduld opnieuw aan een kleine beproeving onderworpen en zal onze door de storm veroorzaakte schade door een andere zegen vergoeden' ; dat was dan ook altijd het geval, en ook onze tuinen bloeiden, weliswaar door onze vlijt, weer opnieuw op en leverden ons wat we nodig hadden.
Hoofdstuk 123: Het geloof en het vertrouwen van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  494 - 495 - 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519  ...