15542 resultaten - Pagina 508 van 1037
... 496 - 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 ...
[9] Een van die gasten kwam nu naar onze kamer, om met de waard te overleggen of hij geen betere wijn had.Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Toen de gast inzag dat hij bij de waard niets kon bereiken, ging hij weer naar zijn metgezellen in zijn gastenkamer.
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Toen deze zich weer bij zijn metgezellen bevond, zei de waard tegen Mij: 'Ik heb wel betere wijn, en het spijt me nu dat ik die u en uw metgezellen om dezelfde reden heb onthouden als waarom ik nu deze net aangekomen gasten de wijn onthoud. Maar het spreekt toch vanzelf want ik hield ook jullie voor Joden; en dat ik absoluut geen vriend van de Joden kan zijn, daarvan heb ik jullie de reden uiteengezet. Maar ik heb wat jullie betreft al heel gauw gezien dat jullie wel naar het uiterlijk tot het geslacht der Joden behoren, maar jullie innerlijk schijnt ver verheven te zijn boven het huidige jodendom.
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Beste vriend, u bent onmiskenbaar wijzer dan ik en zult mij hopelijk niet helemaal ongelijk geven; want zoals ik al eerder heb gemerkt, is dit volk er helemaal toe geneigd om iedere leider die erover heerst uiteindelijk van de troon te stoten en te stenigen! En daarom heb ik u er ook op gewezen dat u echt niet naar Jeruzalem moet gaan en u met uw wonderbaarlijke wijsheid kenbaar moet maken; want het volk in Jeruzalem kan niemand gebruiken die duidelijk wijzer is dan dat hoogmoedige volk zelf.'
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik weet dat dit volk Mij boven alles haat en vervolgt, en toch zal Ik naar Jeruzalem moeten gaan en Mij niet meer kunnen en willen onttrekken aan hun grote haat en woede tegen Mij; en het offer dat door Mij gebracht wordt zal voor alle mensen der aarde de poort naar het rijk Gods openen.
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik ben een van de eersten die deze leer in de wereld heeft gebracht. Ik ben tot de Mijnen gekomen, maar die hebben Mij niet herkend en hebben Mij niet opgenomen, maar ze vervolgen Mij overal in het hele land -daarom zal Ik Mijn aangezicht ook van hen afwenden en het naar jullie heidenen keren.
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Ik zei: 'Mijn beste vriend, daar is de dag van morgen voor bedoeld; dan zul je Mij nader leren kennen, evenals ook jouw buren! Vandaag wil Ik wat dat betreft niets zeggen vanwege de Farizeeën en andere Joden, die in de gastenkamer hiernaast aanwezig zijn en hun buiken, die eigenlijk hun goden zijn, volproppen met brood, wijn en ander voedsel; want geen van hen gelooft meer in de enig ware God van Abraham, Isaak en Jacob, en omdat ze niet in Hem geloven, geloven ze ook Mozes en de profeten niet, en in Mij nog veel minder! Daarom doen we er nu het beste aan nog wat wijn, brood en wat vlees te nemen, ieder naar behoefte, en als we tussendoor wat praten, laten we dan over verschillende andere dingen praten en datgene wat Mij betreft, voor vandaag laten rusten!'
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] De waard zei: 'Het is dus toch waar wat de profeet Mozes in zijn boeken over het ontstaan van deze zee zegt! Weliswaar hebben al verscheidene reizigers die op verschillende plekken over deze zee hebben gereisd, verteld dat ze vanaf de hoge, steile oevers die de zee omringen bepaalde muren gezien zouden hebben; maar ikzelf heb tot nu toe nog nooit iets te maken gehad met de omgeving van de Dode Zee. Wat zou je daar ook moeten doen? Want zover het oog reikt zie je niets dan hoge rotsen, die naar de zee toe steil naar beneden gaan en net zo dood zijn - dat wil zeggen: zonder enige begroeiing - als de zee zelf, waarin je zelfs daar waar de Jordaan erin uitmondt geen vis meer kunt ontdekken.
Hoofdstuk 235: Het ontstaan van de Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] De Hanochieten hadden een soort explosieve korrels uitgevonden, maakten diepe gaten in de bergen, vulden die met die explosieve korrels en staken die aan door middel van doorlopende lonten. De explosieve korrels ontploften en scheurden de bergen uiteen. De Hanochieten wisten echter niet dat zich onder de bergen vaak buitengewoon grote en diepe waterbekkens bevinden. De verwoeste bergen, die geen steun meer hadden, stortten toen weldra in deze grote en diepe bekkens en stuwden daardoor grote watermassa 's naar het oppervlak van de aarde. Anderzijds raakten bij deze vuuractiviteit ook de in de bergen aanwezige lagen zwavel, kolen en pek in brand en veroorzaakten toen ook in de vlakte enorme uitbarstingen van vuur, waardoor de aarde met alles wat erop stond wegzonk en er op die plaats een zee ontstond.
Hoofdstuk 236: Het ontstaan van de Kaspische Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Het is gemakkelijk te begrijpen dat bij deze gelegenheid grote watermassa 's uit het inwendige van de aarde naar buiten moesten treden, en met het water ook een grote massa nevel en wolken, die tot een bepaalde hoogte opsteeg en als een wolkbreukachtige regen neerstortte, meer dan twaalf maanden lang. Dat was hoogst noodzakelijk, omdat anders in de loop van enkele jaren het hele oppervlak van de aarde in brand geraakt zou zijn; want op een diepte van ongeveer tweeduizend klafter***, (*** Een klafter = 1, 90 m.) en vaak veel minder, is brandbaar materiaal genoeg, zoals zwavel, aardpek en steenkool, evenals hier en daar buitengewoon grote bekkens met nafta.
Hoofdstuk 236: Het ontstaan van de Kaspische Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De waard zei: 'Mijn beste, vriendelijke, wonderbaarlijke meester! Er gebeurt nu iets met mij zoals bij iemand die vroeg in de ochtend naar buiten gaat en voor wie de eerste stralen van de ochtendschemering zijn weg verlichten. Wij hebben onder de Romeinen een oeroud spreekwoord, dat luidt: 'Er bestaat of bestond op de hele aarde geen groot en wijs man zonder een zweem van goddelijkheid'; maar u lijkt wel het allermeest door de Godheid geïnspireerd te zijn, wat zoveel wil zeggen als: in u woont de gehele volheid van de ware Godheid lichamelijk!'
Hoofdstuk 236: Het ontstaan van de Kaspische Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Dat dergelijke mensen dan ontaarden, zowel op het platteland als in de steden, is vanzelfsprekend en behoeft geen verdere toelichting, en de van God bezielde profeet en leraar kan bij zo'n dom geworden volk geen wonderen meer doen. Uiterst weinig enigszins goede mensen zullen naar hem luisteren en zijn leer aannemen; maar het allergrootste deel van de mensen zal hem grijpen en doden.
Hoofdstuk 237: De waard vraagt naar de reden voor het verwoesten van Babylon en Nineve - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] En zo zult U, beste, wonderbaarlijke Vriend, met Uw veel diepere wijsheid dan die van mij, wel inzien dat het op deze schrale aarde welontzettend moeilijk is om een goed mens te zijn. En dat zou niet zo moeilijk zijn, als er van de kant van een ware, almachtige God voor gezorgd zou worden dat alle mensen goede mensen waren! Maar op deze manier laat de Godheid toe dat de mensen zichzelf allang van tevoren tot op de bodem bederven; daarna pas wekt ze onder zo'n volk verschillende wijze leraren en profeten op, en die moeten dan het volk terugbrengen naar de oude reinheid van zeden en deugd, zoals in de oergeschiedenis van het Joodse volk is te zien.
Hoofdstuk 237: De waard vraagt naar de reden voor het verwoesten van Babylon en Nineve - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Op deze aarde is alles veranderlijk en vergankelijk, en ze is slechts het punt van overgang van het oergericht en de dood naar het ware, eeuwig onvergankelijke leven.
Hoofdstuk 238: De pest van de traagheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De waard zei: 'Mijn beste, wonderbaarlijke Vriend, het is echt heel moeilijk om juist, als je het wilt, iets echt onbelangrijks naar voren te brengen. Wij Romeinen hebben over het algemeen een meer nadenkende, ernstige en onderzoekende aard, en het kost ons werkelijk meer moeite om iets heel onbelangrijks naar voren te brengen dan iets ernstigs, dat met de echte waardigheid van een Romein te verenigen is. Maar omdat U het nu eenmaal zo wilt hebben, zal ik proberen of ik niet iets kan bedenken waar niet zoveel aan gelegen is.'
Hoofdstuk 238: De pest van de traagheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)