10915 resultaten - Pagina 509 van 728
... 497 - 498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 ...
[4] Kijk, daarin ligt het wezen van het kindschap Gods. Als je denkt dat je in het kindschap van de Heer meer zult zijn, meer kracht zult hebben en rijker zult zijn aan allerlei pracht en macht, dan zeg ik je: blijf wat je bent, want van 'meer worden' is in ieder opzicht echt eeuwig geen sprake. Hier ben je zowel lichamelijk als geestelijk een volmaakte heer. Zolang jij in jouw lichaam leeft, moet zich alle materie van het oppervlak van deze, jouw wereld gehoorzaam voegen naar de macht van jouw wijsheid. Leef je echter in de geest, dan moet deze, jouw wereld aan jou, evenals aan alle aan jou gelijke geesten, vanuit haar centrum onderdanig zijn omdat jullie als bewoners van deze wereld, geestelijk gezien gelijk van wijsheid en gelijk van wil zijn, hetgeen op het eerste gezicht al aan jullie morele en staatkundige inrichting te zien is.Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Het is mogelijk dat ik de essentie van het kindschap Gods nog te weinig begrepen heb. Daarom denk ik dat het wel moeilijk zal zijn om hier een redelijke middenweg te vinden, want er is immers overal maar één waarheid en dat is de van zichzelf bewuste kern in iedere geschapen mens. Twee waarheden kunnen echter eeuwig nooit naast elkaar bestaan omdat de ene de andere zou opheffen. Daarom kunnen ook jij en ik niet tegelijkertijd gelijk hebben. Mocht dat echter het geval zijn dan ligt alleen mijn onverstand er nog tussen, waardoor ik jouw waarheid niet direct als de mijne kan herkennen. Daarom zal het voor mij noodzakelijk zijn dat jij je duidelijker uitdrukt en wel vooreerst over wat in diepste wezen de deemoed is, dan over wat ware liefde is en over het daardoor te verkrijgen kindschap Gods. Maak mij dat duidelijk, dan zal ik, nadat ik de waarheid volkomen begrepen heb, jouw woord naar de letter in mijn gehele huis getrouw in acht nemen. Dat is wat ik jou vraag, voor mijzelf en voor mijn gehele huis.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Ik wil echter met deze, naar mijn mening heldere gezichtspunten niet voorbarig zijn, want ieder door God geschapen vrijdenkend en vrij willend wezen heeft op grond van zijn innerlijke overtuiging het recht om zijn eigen mening aan een ander kenbaar te maken en te trachten hem met de beste bedoelingen op andere gedachten te brengen. Daarom zul je mij deze uitspraak zeker niet kwalijk nemen en zul je me daarop, naar ik verwacht, ook zeker een bevredigend antwoord geven.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Ik wil wel voor jou, zonder daarvoor iets te krijgen, onmiddellijk al deze grote prachtige zaken vernietigen en in een gat, dat ik in de grond zal boren, gaan wonen als een worm die op onze wereld geschapen is om het aardrijk tot op een bepaalde diepte los te woelen. Om echter 'meer' te worden wil ik juist de tegenovergestelde weg inslaan en ik wil niet voor de schijn afdalen om opwaarts te komen, maar ik wil omhoogklimmen. En voor God moet elke stap die ik zet, volkomen oprecht zijn, maar hij mag nooit zelfs ook maar een schijn van huichelarij hebben.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Want kijk, zoals je zeker uit de wijsheidskracht van de Heer zult weten, is het bij ons een vaste gewoonte dat de ene mens nooit iets voor de andere mag doen tegen wat voor een vergoeding dan ook; daarentegen moet alleen de wederzijdse behoefte en de wederzijdse broederliefde voor altijd en eeuwig de enige beweegredenen tot handelen blijven. Wanneer ik echter mijn broeder lief heb opdat hij mij dan een dienst zou willen bewijzen of mij ten minste ook zal liefhebben, wanneer ik dus voor mijn broederliefde ook maar de minste liefde terug verlang, of voor een bewezen dienst ook maar het kleinste woord van dank, dan is dat bij ons een grove ondeugd.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Bij deze kwestie komt echter nog een andere vraag en wel de volgende: heeft een vrijdenkend, zelfbewust en vrij handelend schepsel het recht om onder een of ander voorwendsel ontevreden te zijn over de plaats die de allerhoogste goedheid en wijsheid Gods hem vanaf het oerbegin heeft toebedeeld? Wat is ontevredenheid? Ze is in de eerste plaats het ongenoegen over hetgeen gegeven is en juist daardoor tevens de ondankbaarheid voor hetgeen gegeven is.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Wie naar mij toekomt en meer wil worden, stel ik op de proef of hij voor het 'meer' de capaciteiten bezit. Zo ja, dan zal ik hem de hogere plaats waarvoor hij met een oprecht hart naar mij toe is gekomen, toekennen. Wie echter naar mij toekomt, onmiddellijk op zijn aangezicht valt en zegt: luister naar mij oudste, ik zal gelukkig zijn als je mij buiten in de meest afgelegen bomenrij en slechts als laatste terreinschoonmaker aanstelt, tegen die zeg ik: ga weg van hier! Je hebt een gluiperige en kruiperige inborst; als laatste wil je aangesteld worden om geleidelijk aan stiekempjes tot in de bovenste verdieping door te dringen. Hier echter kan een kruiperig gemoed geen plaats vinden. Verdeemoedig je daarom geheel en al en verlaat, zonder het vooruitzicht ooit hier een plaats te krijgen, onmiddellijk mijn woonoord. Waarom wilde je niet oprecht en waarheidsgetrouw handelen? Had je dat gedaan, dan had ik je op de proef gesteld, maar zolang je een huichelaar blijft, zal jou de toegang tot mijn huis ontzegd worden.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Als ik daarentegen bedenk dat ik in mijn tegenwoordige situatie nog geen atoom ben ten opzichte van de klaarblijkelijke grootte van zo'n allergeringst kind van God, dan wil ik toch kennelijk door het bereiken van zo'n meest gering godskindschap noodzakelijkerwijs meer worden. Bij ons noemt men zo'n deemoed waardoor een mens op de een of andere manier wat meer wil worden, een schandelijke kruiperij. Hoe moet men dan zo'n geestelijke deemoed voor God zien, waarbij het in het ergste geval toch onvermijdelijk is dat men meer wil worden dan men vanaf het oerbegin van Gods ordening was, of waarbij men in een gunstiger geval op z' n minst heel duidelijk meer worden moet. Als dat 'meer worden' niet voorop zou staan dan zou de weg die je mij aangaf in ieder opzicht volkomen aanvaardbaar zijn. Omdat echter dit noodlottige 'meer' zich noch op de ene noch op de andere manier laat wegdrukken, kan ik die deemoed niet als de juiste deugd zien die nodig is om het kindschap te bereiken, want deze deugd voor het bereiken van het 'meer worden' kan men tenslotte toch slechts als schijnheiligheid, kruiperij en huichelarij beschouwen.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Meest verhevene onder de afgezanten van onze grote God! Omdat jij volgens jouw getuigenis een tijdgenoot was op die aarde waarop het de grote God behaagde evenals zijn schepselen mens te zijn om daardoor voor al Zijn schepselen de poorten naar het eeuwige leven te openen, zeg ik jou dat ik heel diep over jouw woorden heb nagedacht, deze allemaal juist heb bevonden en al mijn wijsheid heb aangewend om een of andere tegenstrijdigheid te vinden. Ik was echter niet in staat om ook maar één punt te ontdekken dat de grote waarheid van jouw getuigenis ook maar in het minst verdacht zou kunnen maken.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[26] Stoor je echter niet aan mijn uiterlijke vorm, die veel minder mooi is dan die van jou, want op de vorm komt het niet aan. Jullie eindeloos mooie vorm is slechts een uiterlijke behoefte voor deze wereld, die door de Heer zo is geschapen dat zij met haar machtige licht de nagenoeg talloze andere, kleinere werelden, die niet zoals deze door licht omgeven zijn, kan verlichten. Daarom is voor deze wereld zo'n tederheid van de uiterlijke vorm van jullie wezen een behoefte, omdat jullie met een andere onmogelijk op deze wereld zouden kunnen bestaan; maar met de schoonheid van de geest is het heel anders gesteld. Deze richt zich nooit naar de uiterlijke vorm, maar enkel en alleen naar de liefde voor de Heer, want deze is de waarachtige en allerhoogste schoonheid van het leven!
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Nu je dit echter vanuit de diepte van de zuiver goddelijke wijsheid en lief-de in mij hebt ervaren, probeer voortaan alle rijkdom te mijden; geef alles met de grootste liefde weer aan de oneindige liefde van de Heer terug en zoek in het bezit van Hemzelf, en verder in niets anders, de hoogste rijkdom; dan zul je het allerhoogste goed in oneindige overvloed bezitten!
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Dat is echter alleen mogelijk wanneer je je innerlijk helemaal vrij kunt maken van jouw begeerte naar wereldse pracht en praal, om dan met alle kracht van jouw leven niets anders dan alleen het Wezen van Gods liefde te omarmen.
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Daarom ben ik van mening dat wij, bewoners van deze wereld, die in de wetenschap verkeren slechts met het oog van de Heer overeen te komen, nooit overeen kunnen komen met Zijn hart, ofwel wij kunnen nimmer het volledige kindschap van God verkrijgen, tenzij wij eerst totaal vernietigd zouden worden. Pas dan zou een nieuwe scheppingsvorm van onze bestaansorde denkbaar zijn. Dat gebeurt echter zichtbaar wanneer de dappersten hun handen op het brandende altaar leggen, waarbij ze dan ogenblikkelijk ophouden te bestaan. Er blijft van hen dan niets anders over dan een zeker fluïdum dat in ieder wezen, of het nu een wereld, een steen, een plant of een ander levend wezen is, onbewust met het hart van zijn Schepper overeenstemt.
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Tot zover, verheven gezant, is alles volkomen in orde en er is niet het geringste tegenin te brengen; maar nu komt er iets anders. Als dit met het zojuist genoemde grondprincipe te verenigen is, dan is vanzelfsprekend alles gewonnen. Is dat echter niet het geval, dan blijft als voorheen het verkrijgen van het kindschap Gods een zeer twijfelachtige aangelegenheid en kunnen we hoogstens de vrome wens ernaar koesteren, maar desondanks het kondschap Gods toch nooit verkrijgen. Het punt dat tegen het bovengenoemde grondprincipe indruist luidt echter als volgt:
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Neem daarom in acht wat ik jou heb aangetoond, en dan zal er bij jullie allen een ander levenslicht opgaan. Want wezens zoals jullie zijn door de oneindige liefde van God niet voor het knechtschap, maar voor de eeuwige vrijheid geschapen! Deze vrijheid kunnen jullie echter nooit door jullie wijsheid verkrijgen, maar alleen door deemoed en liefde voor God. Je vraagt mij wat men moet doen om God boven alles lief te hebben.
Hoofdstuk 59: Voorwaarden ter verkrijging van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)