Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 510 van 1112

...  498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523  ...
[25] Na het avondmaal begaven de teruggekeerde leerlingen zich onmiddellijk ter ruste; Ik bleef met de waard en de drie bij Mij gebleven leerlingen echter wakker tot de ochtend.
Hoofdstuk 141: De Heer voorspelt Zijn dood en Zijn opstanding De Heer in nog twee andere steden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Toen deze zich op een bed voor Mij bevond, vroeg Ik hem of hij ziende en niet meer verlamd zou willen zijn.
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Daarop sprak de genezen zoon, die goed thuis was in de Schrift en met name in de profeten: 'Vader, voorzover ik weet hebben de profeten, die ook van tijd tot tijd wonderen hebben gedaan, nooit gezegd: 'Ik wil, dat dit of dat gebeurt!', maar altijd: 'De Heer zegt, en het is Zijn wil dat dit of dat gebeurt en zal plaatsvinden, als het volk Israël zich niet van zijn zonden zal afkeren!'. Maar deze heiland heeft gezegd: 'Ik wil dat jij ziende en recht wordt!', en kijk, in één ogenblik werd ik ziende en recht in al mijn ledematen, waarvan de verlamming mij al verscheidene jaren en voor een deel ook al van kind af aan heeft gekweld!
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] Ik zei: 'Dat zal Ik ook doen, en dan zullen jullie je daar erg over verheugen. Maar, waard, ga eens in je provisiekamer kijken of je nog een paar vissen in voorraad hebt! Die moet je op jullie manier laten klaarmaken en ze voor ons op tafel zetten; en jij en je zoon zullen zich daar ook mee verzadigen!'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[22] Toen de waard die wens van Mij hoorde, werd hij heel verdrietig en zei: 'O wonderbaarlijke Heiland! Daar hebben we het al heel lang zonder moeten doen; want van hier naar het Meer van Galilea is het te ver, evenals naar de rivier de Jordaan, en niet minder naar de Eufraat. Onze twee kleine beken, waarvan we het water in een vijver verzamelen voor onze huisdieren, zijn niet geschikt om vissen in te houden, en zo hebben we in deze stad eerlijk gezegd geen enkele vis.
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[24] Ik zei: 'Maar op de grote binnenplaats van je huis heb je toch een bron die zoet water bevat, en daarnaast een behoorlijk grote vijver, die in de steenachtige bodem is uitgehakt en het water goed vasthoudt. Waarom kweek je daar geen vissen in?'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[26] Ik zei: 'Als je kunt geloven, ga dan toch maar eens in je provisiekamer kijken, dan zullen zich daar zeker zoveel vissen reeds geslacht en schoongemaakt bevinden, dat er voldoende zullen zijn voor vanavond; en voortaan zal jouw vijver steeds een goede hoeveelheid edele vissen bezitten!'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] De waard zei: 'Wonderbaarlijke Meester, alles is volkomen in orde; maar die vissen komen toch zeker niet uit enig water van deze aarde, maar ze zijn door U nieuw geschapen! Ik zie nu dat mijn zoon, die door U genezen is, zojuist volkomen gelijk had toen hij U voor de grote Beloofde hield; U bent dus wat Uw innerlijke geest betreft niet de dienaar van een die hoger is dan U, maar met de Allerhoogste samen Zelf een Heer, die noch op deze aarde noch in de hemelen Zijns gelijke heeft.
Hoofdstuk 144: Het viswonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Na deze goede opmerking van de waardin verlieten de huisbedienden de keuken en begaven zich ter ruste; want ze hadden deze dag allemaal hard gewerkt en waren moe geworden.
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daarom moet ook jij je oude gezindheid ten opzichte van de heidenen volkomen veranderen, dan zullen ze daardoor je vrienden worden en gemakkelijk jouw ware geloof aannemen; want de meesten geloven toch al niet meer in hun goden, maar houden zich aan de leringen van hun wereldse wijsgeren en zijn daardoor zeer scherpzinnige denkers en sprekers, en door hen zul jij heel veel ontvangen wat je waarschijnlijk niet bij hen gezocht zou hebben.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Dat zij verre -niet één mens is door Mij bestemd om te vallen; maar ieder mens is pas werkelijk mens door zijn vrije wil, die hem door Mij is gegeven, en hij dient zichzelf te oefenen, te beproeven en te bepalen in het goede en ware, dat Ik hem altijd getrouw heb geopenbaard. En dan gebeurt het dat de mensen zich door de bekoringen van de wereld, waarin op verborgen wijze het rijk van satan heerst, maar al te gauw gevangen laten nemen, Mij ondanks Mijn voortdurende vermaningen geleidelijk aan vergeten, Mijn geboden in de wind slaan en ze tenslotte met voeten treden. Van de naastenliefde gaan zij over naar eigenliefde, worden traag in alle goede werken en in die traagheid beginnen zij te bedenken hoe ze het moeten aanleggen om alle andere mensen voor zich te laten werken en hen blindelings te laten gehoorzamen.
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De andere mensen beginnen die leeglopers dan te geloven en hen voor een soort hogere wezens te houden; ze voelen zich gelukkig als ze regelmatig bij hen kunnen zijn en hun allerlei offers kunnen brengen, en uiteindelijk vragen ze de bedriegers zelfs of die hen in bescherming willen nemen.
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Er is weliswaar nog een geheime, innerlijke, geestelijk reden, die jij nu nog niet kunt begrijpen, maar die jou pas in het andere leven duidelijk zal worden. Maar aangaande jouzelf en je zoon mag je nu uit Mijn mond horen, dat zowel jij als je zoon wat jullie zielen betreft niet van deze aarde, maar van boven stammen, dat wil zeggen van een andere aarde in de eindeloos wijde ruimte van de hemel. Want alles wat zich aan de wijde en diepe hemel als vaste sterren voordoet, is het ene hemellichaam na het andere, en geen daarvan is zonder met rede begaafde menselijke wezens die op jullie lijken; maar alleen deze aarde draagt Mijn kinderen.
Hoofdstuk 148: De oorzaken van de ziekte van de zoon van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De ene zei: 'Allebei; want wij komen vandaag van het gebied van de Eufraat en hebben onderweg niets te eten of te drinken gekregen. onze waterflessen, die wij heel vroeg in de ochtend met water uit de Eufraat hebben gevuld, hebben wij tegen de middag leeg gemaakt, en tot nu toe hebben wij nergens meer water kunnen ontdekken.'
Hoofdstuk 149: De twee vreemdelingen uit Nineve - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] De waard had erg te doen met de twee vreemdelingen, stond snel op, bracht hun zout, brood en wijn en zei tegen de vreemdelingen dat ze meteen aan een tafel konden gaan zitten om zich met brood en wijn te sterken.
Hoofdstuk 149: De twee vreemdelingen uit Nineve - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  498 - 499 - 500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523  ...