Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 512 van 1110

...  500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525  ...
[11] Ik zei: 'Jullie moeten bij het bewijzen van naastenliefde geen uitzonderingen maken, maar aan iedereen goed doen; want bij wie een uitzondering maakt, zal Ik ook allerlei uitzonderingen maken.
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Wanneer iemand in nood zit en bij jullie komt, bewijs hem dan naastenliefde in geestelijke of ook materiële zin; de geestelijke naastenliefde moet echter voorafgaan aan de materiële!
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Als jullie een zondaar hebben bekeerd en hij zit in aards opzicht in nood, help hem er dan uit. Als hij daarna nog eens zondigt, vermaan hem dan in liefde en word hem niet vijandig gezind! Want met de maat waarmee jullie in Mijn naam meten, zal jullie op jullie beurt weer gemeten worden!
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Veroordeel niemand, dan zullen jullie later ook niet veroordeeld worden. Verdoem en vervloek dus ook niemand, opdat jullie later ook niet verdoemd en vervloekt worden!
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Doe goed aan degenen die jullie kwaad doen, dan zullen jullie daardoor gloeiende kolen over hun hoofden strooien en hen tot jullie vrienden maken. Zegen dus ook degenen die jullie haten en vervloeken, dan zullen ze berouw hebben. Vergeef jullie vijanden zevenmaal zevenenzeventig keer; als ze daardoor niet beter worden, kunnen jullie de kwestie bij een wereldse rechter aanhangig maken en moet de onverbeterlijke vijand uit de gemeente gestoten worden. Want wie onverbeterlijk kwaad doet moet ook getuchtigd worden, opdat zijn medemensen niet langer door hem geërgerd worden.
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[17] Maar jullie moeten niet om iedere kleinigheid een klacht indienen en niet zonder dringende noodzaak naar de wereldse rechters lopen; want wat jullie niet willen en wensen dat jullie overkomt. ontzie daarin ook jullie medemensen, zolang dat mogelijk is. Alleen onmiskenbare dieven en rovers en te erge hoereerders en echtbrekers mogen jullie aan het gerecht overleveren en insgelijks degene die een moord heeft begaan. Maar daarbij moeten jullie je niet kwaad maken, maar alleen doen wat nodig is; laat al het andere aan Mij en de rechters over!
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Eén van hen, die zelf in zijn eigen plaats een gewaardeerd arts was, maakte de volgende opmerking, toen hij van zijn twee vrienden nog iets meer over Mij had gehoord: 'Nu begint mij over die bijzondere heiland en wijze van de Joden een licht op te gaan! Hij zal ongetwijfeld dezelfde zijn over wie ik in Tyrus en Sidon al veel heb horen vertellen. Ook verschillende van jullie zullen daar wel meer over gehoord hebben.
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] De twee reeds genezen Grieken zeiden: 'Jullie hebben gelijk, en jullie hebben ons er opmerkzaam op gemaakt dat wij dat ook al een paar keer hebben gehoord in de laatste tijd dat wij, zoals jullie weten, naar de waarheid zochten. Maar in Zijn aanwezigheid hebben wij daar niet aan gedacht, hoewel Hij daar Zelf op heeft gezinspeeld; misschien wilde Hij dat Zelf niet en konden wij ons daarom ook niet herinneren wat wij al een paar keer hadden gehoord. Als Hij nu naar het kuuroord komt, moet dat ook besproken worden, hoewel niet ter wille van ons, maar ter wille van jullie!'
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Ik ben weliswaar arts en heb al bij heel wat lijdende mensen de pijnen verzacht; maar de zwakheden van de ouderdom, die wij weliswaar voor het grootste deel aan onszelf te wijten hebben, worden door onze kruiden, oliën en geneeskrachtige baden nooit meer zo volledig genezen als jullie twee door die wonderdoener genezen zijn.
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Maar deze man bestaat en legt overeenkomstig de volle waarheid voor het oog van alle mensen getuigenis af van het feit dat Hij een echte, levende en werkelijk bestaande God is, wat wij niet eens blind hoeven te geloven, omdat wij ons daarvan met al onze zintuigen kunnen overtuigen; derhalve verklaar ik Hem alleen daarom al tot een enig ware God en verwijs ik alle andere, alleen in de fantasie en het inbeeldingsvermogen van de mensen ontstane afgoden naar het rijk van de vage en loze fabelen, omdat Hij jullie twee alleen door Zijn wil zo gezond heeft gemaakt als jullie, voorzover ik weet, vroeger nooit geweest zijn. Daarom zij Hem door mij reeds bij voorbaat alle aan een God toekomende eer bewezen! Ondanks mijn ook allang bestaande maag en leverklachten verheug ik me erop Hem te zien en Hem met alle liefde en diepe eerbied tegemoet te treden. Misschien zal Hij mij ook een volledige genezing waardig achten, wat heel gemakkelijk voor Hem is.'
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen de arts op die manier over Mij tegen zijn metgezellen had gesproken, die met uitzondering van de twee reeds genezen Grieken bij sommige beweringen van de arts, die een helder verstand bezat, toch hun schouders ophaalden, wat Ik heel goed wist, genas Ik door Mijn wil de arts even volledig van al zijn oude kwalen als eerder de twee Grieken op de berg; hij merkte dat ogenblikkelijk en met het meest blije gezicht ter wereld begon hij de volgende toespraak: 'Luister, vrienden, de Man die ik tegenover jullie ondanks jullie herhaaldelijk schouderophalen naar mijn inzicht en volle overtuiging tot een enig ware God verhief, heeft het gewenste wonder al aan mij gedaan - zonder Zich aan ons te vertonen! Want ik voel mij nu ineens zo gezond en in al mijn lichaamsdelen zo fris en gesterkt als nooit tevoren in mijn reeds tamelijk lange leven.
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Dat heeft nu die Man gedaan, die voor mij geheel en al de enig ware God is en vergeleken bij wie al het andere tot het duistere rijk der fabelen behoort, en daarmee heeft Hij mij duidelijker dan met duizend nieuw geschapen Zonnen aan het firmament bewezen dat mijn bewering volledig waar is; want een mens, ook al is hij toegerust met zelfs alle kunsten van orakelende magiërs, heeft in waarheid nog nooit op afstand iemands geheime wensen onderkend en nog minder zonder enig hulpmiddel enkel volgens zijn wil een lijdend mens zo totaal geholpen als ik nu geholpen ben.
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Willen jullie nu ook nog jullie schouders ophalen als ik, die een in heel veel dingen ervaren arts ben, die grote man als de ene, enig ware God erken, die ons in alles kan, wil en zal helpen als we Hem de eer geven, en ik Hem met volle overtuiging beschouw als Degene die Hij onbetwistbaar is, ook al is Hij wat Zijn voor ons zichtbare lichaam betreft uit Galilea afkomstig
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] De kinderlijke metamorfosen van onze verzonnen en in steen, hout en metaal uitgebeelde goden en halfgoden kunnen jullie wel geloven - hoewel ze nog nooit iemands bede hebben verhoord en nog nooit iemand geholpen hebben maar bij deze Wonderdoener trekken jullie een bedenkelijk gezicht! Waarom eigenlijk, vraag ik?'
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Kan de keizer dat ook met al zijn dappere legioenen of onze stomme Zeus, Apollo of een andere door u hoog vereerde god? Als ze dat zouden kunnen, hadden wij ons in onze oude en laatste dagen zeker niet toevertrouwd aan dit kuuroord, waar wij weliswaar veel roemruchte en wonderbaarlijke dingen over hebben gehoord. Met al onze vele gebeden en offers aan onze goden zijn we geen haar beter geworden, maar integendeel van dag tot dag slechter -en dit zo hooggeprezen kuuroord, waar u zich al langer bevindt dan ik, heeft volgens mijn inzicht uw toestand nog niet merkbaar verbeterd!
Hoofdstuk 162: Het gesprek tussen de Romeinse opperrechter en de Griekse arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  500 - 501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525  ...