Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 513 van 1490

...  501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526  ...
[9] Maar er komt nu nog een heel belangrijke vraag aan U naar boven, omdat alleen U die volgens de levende waarheid kunt beantwoorden. Kijk, Heer en Meester, wij hebben nu met een volkomen geloof, dat ons hele wezen overtuigt, Uw leer aangenomen en zullen ook strikt volgens de heilig ware grondbeginselen daarvan leven en handelen. Maar vroeger hebben wij toch wel heel wat jaren, in allerlei zonden doorgebracht, wat beslist niet volgens Uw orde was. Bij dergelijke gelegenheden zijn er wellicht ook vele onreine geesten in ons vlees binnengeslopen en hebben zich daar genesteld, wat ik nu duidelijk afleid uit menige ziekte die ik al door heb moeten maken. Zullen deze lichamelijke ziektegeesten door het daadwerkelijk eten van Uw brood en door het drinken van Uw hemelse wijn wel helemaal verwijderd kunnen worden, zodat ze mij tijdens het sterven niet zullen kwellen, of zal ik vanwege de zonden die ik begaan heb tenslotte toch de bitterheid van de dood nog enigszins moeten voelen en smaken?'
Hoofdstuk 82: De oorzaken van de pijn die aan de dood voorafgaat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Voorts moeten jullie matig zijn in het eten en drinken en niet begerig zijn naar onnatuurlijke lekkernijen, dan zullen jullie lange tijd de gezondheid van je lichaam behouden en de dood op hoge leeftijd zal zijn als het aangenaam inslapen van een moe geworden arbeider in de ware wijngaard van God. De ziel zal daarbij zalig en helderziend uit het broos geworden lichamelijke omhulsel wegzweven en onmiddellijk door vele vrienden in de onbeschrijfelijke vreugde van de hemelen binnengeleid worden, en ze zal eindeloos blij en opgewekt zijn, omdat ze eindelijk verlost is van deze wereld en de ellende ervan,
Hoofdstuk 82: De oorzaken van de pijn die aan de dood voorafgaat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Het tweede is: zal de ziel, als ze van het lichaam bevrijd is, ook op deze aarde kunnen terugkijken, als ze dat zou willen, en de veranderingen ervan en ook het doen en laten van de mensen zien? -Dat is het tweede punt waarover ik van U, o Heer en Meester, ook nog een paar woorden zou willen horen!'
Hoofdstuk 83: Waarom lijken langzaam ontbinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Wat nu je tweede vraag betreft: het spreekt vanzelf dat volmaakte zielen, zoals Ik jullie op de Olijfberg al getoond heb, niet alleen deze aarde maar ook, wanneer ze dat wensen, de hele schepping zullen zien en in alle richtingen volledig kunnen waarnemen. Ook het leiden en sturen van de op de hemellichamen levende mensen en ook de andere schepselen zal aan hen toevertrouwd worden; en dan spreekt het toch wel vanzelf dat volmaakte zielen ook de materiële scheppingen moeten en zullen zien.
Hoofdstuk 83: Waarom lijken langzaam ontbinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Ik zei: 'Wanneer je zó zult leven dat jouw ziel volledig wordt wedergeboren in haar geest, zal die geest snel en gemakkelijk helemaal kunnen afrekenen met alle onreine geesten die nog in jouw vlees zitten, en dan zul je een heel zalige dood sterven, ook wat betreft het lichaam; maar als iemand in het algemeen weliswaar heel serieus volgens Mijn leer zal leven en handelen, maar daarnaast heimelijk toch ook nog in zijn oude gewoonten vervalt, ja, dan zal hij tijdens zijn leven op deze aarde de volledige wedergeboorte van zijn ziel in de geest ook niet kunnen bereiken en zal hij het zich tenslotte in alle deemoed en geduld wel moeten laten welgevallen, als hij bij het heengaan met nog veelleed te kampen zal hebben. Want dan zal het lijden het vuur zijn waardoor het levensgoud van de mens van veel slakken gezuiverd wordt. Want iets wat geestelijk onzuiver is kan de hemel niet binnengaan, wat zoveel wil zeggen als: de zuivere geest vanuit God kan zich niet eerder volkomen met de ziel verenigen, dan wanneer deze ziel alles wat bij de materie en het gericht daarvan hoort volkomen en voor altijd uit zichzelf verbannen heeft. -Wie derhalve met een zalige lichamelijke dood van deze wereld wil scheiden, moet daar ook goed rekening mee houden!
Hoofdstuk 82: De oorzaken van de pijn die aan de dood voorafgaat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar onvolmaakte en kwade en duistere zielen zullen dat niet kunnen; dat zou ook niet goed zijn, omdat die in hun grote leedvermaak en wraakzucht de aarde en alle schepselen zeker grote schade zouden toebrengen. Ze houden zich wel op in de laagten van deze aarde, en ook in vele holen en grotten van de aarde; maar toch zien ze niet de plaats waar ze zitten, maar alleen het ongegronde en luchtige beeld van hun fantasie. Alleen af en toe wordt het de.ze of gene overleden ziel toegestaan om zich bewust te worden van de materiële plaats waar zij woont. In een dergelijke toestand weet deze dan ook, wat een familielid van hem of ook een ander mens op aarde doet, hoe het met hem gaat, en zo nog vele dingen -maar alles slechts gedurende een paar ogenblikken; daarna keert hij direct weer terug naar zijn futiele fantasie oord, waar hij zijns gelijken vindt. Want ook bij de onvolmaakte en slechte zielen is het zo, dat gelijkgestemden zich in verenigingen aaneensluiten, maar natuurlijk niet in goede; want in goede verengingen sluiten alleen de zalige geesten zich aaneen. Al het andere heb Ik jullie op de Olijfberg al uitgelegd en getoond en zodoende is het hiermee genoeg. -Hebben jullie dat goed begrepen?'
Hoofdstuk 83: Waarom lijken langzaam ontbinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Toen onze Lazarus met Rafaël het zeer ruime vertrek van de Farizeeën binnenkwam, begroetten zij hem met de beleefdheidsvormen die hun eigen waren, die onze Lazarus ook heel goed wist te beantwoorden en waarmee de tempeldienaren ook heel tevreden waren. Na deze wederzijdse begroeting kwam het gesprek direct op de hoofdzaak, en die bestond natuurlijk uit alles wat Mij uiteraard maar kon betreffen.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Wij zouden ons daar echter niet zo erg of uiteindelijk helemaal niet druk over gemaakt hebben, als jij ons niet zelf beloofd had dat wij vandaag de Messias persoonlijk zouden ontmoeten. Nu zijn we al een paar uur hier en we hebben niet alleen niets van de eventuele aanwezigheid van de Messias te zien gekregen, maar jij hebt ons zelfs niet met jouw zo bekende gastvrijheid ontvangen, zoals andere keren, en wij mochten zelfs jouw hoofdwoning niet binnengaan maar werden naar deze vreemdelingenherberg van jou verwezen -en kijk, dat was beslist niet correct van jou en wel des te minder omdat jij voor zover wij weten thuis was en ook geen dringende zaken te doen had! Maar laten we het daar niet meer over hebben, omdat jij nu toch met die wonderbaarlijke jongeman gekomen bent en wij met jullie beiden over de hoofdzaak kunnen spreken!
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Lazarus zei: 'Als jullie het bij je komst hierheen net zo eens waren geweest als jullie dat nu zo tamelijk zijn, hadden jullie ook spoedig de gelegenheid kunnen hebben om te spreken met degene die werkelijk de Messias is; maar jullie waren het helemaal niet eens en sommigen van jullie waren overwegend de mening toegedaan dat het de beste test zou zijn om te onderzoeken of Hij de Messias is of niet -dat men Hem met geweld gevangen zou nemen en aan het gerecht zou overleveren om Hem ter dood te laten veroordelen. Als Hij de Messias zou zijn, zou niemand Hem kunnen doden; als Hij echter alleen maar een buitengewoon mens was, zoals er al zoveel op de wereld geweest zijn, dan zou Hij sterven en zou het daarna in niemands gedachten meer opkomen om Hem nog ooit voor de Messias te houden. Kijk, deze overwegende mening van jullie was dan ook de reden, waarom jullie ten eerste niet in mijn hoofdwoning konden worden binnengelaten en ten tweede daar ook niet aan de Messias voorgesteld konden worden!
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Mijn rijk zal echter niet een rijk van deze wereld zijn, maar een rijk van een andere wereld, die jullie nog nooit gekend hebben; want als jullie die wereld ooit gekend zouden hebben, zouden jullie ook Mij herkend hebben toen Ik bij jullie in de tempel kwam, en als jullie Mij herkend hadden, zouden jullie ook Degene herkend hebben die Mij gezonden heeft, van wie jullie zeggen dat Hij jullie God is. Maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft Mij niet gezonden zoals men in de wereld een mens zendt, maar zodanig, dat hier de Zender en de Gezondene één zijn!
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[23] Maar U bent niet bang voor de wet en nog minder voor de mensen en Uw daden, waar wij al veel van gehoord en die we gedeeltelijk zelf meegemaakt hebben, getuigen dat alle machten en krachten van deze wereld en ook die van de hemelen aan Uw wil onderworpen zijn; wij moeten dus bij onszelf wel geloven dat U Degene bent, die U gezegd hebt te zijn, zoals U ons reeds in de tempel en nu hier weer uiteengezet hebt, overeenkomstig alles wat de profeten over de komende Messias voorspeld hebben.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[28] Toen de Farizeeën deze woorden van Mij gehoord hadden, werden ze onzeker vanwege de aanwezige hoge Romeinen en ze wisten niet wat ze nu moesten doen.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar jullie hebben nu voor de Heer en Meester toegegeven dat jullie voor jezelf echt in Hem willen en zullen geloven, ook als deze meest ware Messias niet alleen van de joden, maar ook van alle andere mensen op aarde de aardse omstandigheden niet zal veranderen; dat was heel erg goed gezegd van jullie en wij vergeven jullie daarom ook die niet zo vleiende uitlating. Maar alleen verbaast het ons werkelijk in hoge mate dat jullie, die toch zeer goed thuis zijn in jullie Schrift, nu pas een klein beetje beginnen te begrijpen wat wij Romeinen voor een deel allang als onomstotelijke waarheid hebben gezien en duidelijk erkend hebben.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Maar aangezien jullie nu unaniem van deze slechte opvatting afgestapt zijn en een ander besluit hebben genomen, kunnen jullie nu ook het geluk hebben om de Messias te zien en ook te spreken. Kom Hem echter vooral niet met een onderzoekend hart en een onderzoekende blik tegemoet, maar met geloof en liefde, dan zal ook Hij jullie met Zijn liefde tegemoet komen -maar in het andere geval met Zijn alles doordringende wijsheid en dan zouden jullie in de verste verte niet in staat zijn die te beantwoorden! Want zoals Hij heel goed wist met welke gedachten jullie hierheen gekomen zijn, zoals ik jullie nu openlijk meegedeeld heb, zo kent Hij ook iedere gedachte die wellicht nog, hoe stil en geheim ook, in jullie gemoed opkomt. Laat dit dus een vriendelijke raad aan jullie zijn, waarvan ik hoop dat jullie die opvolgen tot je tijdelijk en eeuwig welzijn!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] De Romein Marcus liep nu naar hen toe en zei in de Griekse taal, die de Farizeeën ook beter beheersten dan de taal van de Romeinen: 'Mijn vrienden, jullie hoeven je toch niet te generen omdat jullie in ons bijzijn zo openlijk hebben uitgesproken dat jullie graag van onze heerschappij verlost zouden zijn, en ook degene die jullie weer tot een vrij, groot en machtig volk op deze aarde zou maken, vrijwel onbetwist voor de echte Messias zouden houden! Want kijk, aan dergelijke uitlatingen van jullie kant zijn wij immers al sinds lange tijd gewend, en wij trekken ons daar ook niets van aan. Wij blijven nog altijd bij ons gezegde: leo non capit muscas*, (* Latijn voor: een leeuw vangt geen vliegen.) omdat wij ons daar werkelijk nog sterk en machtig genoeg voor voelen.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526  ...