Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 513 van 1112

...  501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526  ...
[8] Daarop liet Ik de herders bij Mij komen en zei tegen hen: 'Kijk eens, arme gebruikers van dit woeste gebied, goud en zilver hebben wij niet bij ons, en Ik als de Heer wel het allerminst; en ook al zouden wij jullie goud en zilver schenken, dan zou jullie dat in deze uitgestrekte woestenij van weinig nut zijn! Maar Ik kan iets anders voor jullie doen, dat jullie van nut zal zijn. Kijk, jullie en jullie kudden hebben weinig te eten en ook bijna geen water! Ik heb de macht om jullie gebied te zegenen, en dan zullen jullie en ook jullie kudden al gauw geen gebrek meer hoeven te lijden. Als jullie dat goedvinden, zal Ik het ook doen.'
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] En Ik zei tegen hen: 'De meesten van jullie zullen dat wel doen, maar Ik zie ook enkelen onder jullie die zich ondanks deze raad van Mij bij vervelende gelegenheden toch van bedreiging en straf zullen bedienen; maar daardoor zullen ze nooit een goede vrucht tot volkomen rijpheid brengen.'
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Hij heeft toen nog geluk gehad dat hij niet helemaal gestenigd is; want zij raakten heel geërgerd toen wij merkten dat hij zich voorgenomen had ons in de ogen van het volk als dwazen neer te zetten.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Maar eigenlijk is hij niet dom; want hij verstaat heel goed de kunst om door zijn toespraken en wonderen de heidenen -zowel Romeinen als Grieken -voor zich te winnen, om ons later met hun hulp ten val te brengen. Maar dat zal hem niet lukken! Maar hij moet maar niet al te vaak naar Jeruzalem komen, anders zullen wij een einde maken aan dat goddelijke zoonschap van hem op een manier die hij echt niet prettig zal vinden.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Die laatste woorden konden ook Mijn leerlingen helemaal verstaan, omdat wij in die tijd al dicht bij het gezelschap waren gekomen, en ze Vroegen zich af, hoe Ik dat toch kon dulden en verdragen.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Die woorden van Mij kalmeerden Mijn leerlingen voor het grootste deel, maar inwendig kookten ze toch, zodat enkelen bijna zin kregen om die Joden en Farizeeën ook iets te zeggen wat ze niet zo leuk gevonden zouden hebben; maar ze vermanden zich toch en volgden Mijn voorbeeld.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei tegen de waard: 'Geef ons in plaats van melk liever water uit jouw waterput!'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Wat heeft een mens ook voor baat bij bepaalde goddelijke wetten, die steeds in duistere en onbegrijpelijke bewoordingen geschreven zijn en door de priesters naar willekeur en in hun eigen belang worden uitgelegd? Laat de goden dus wetten voor zichzelf geven zoveel ze willen; wij mensen die door ervaring wijs zijn geworden, zullen onszelf wel wetten geven, en hebben dat ook gedaan, die wij kunnen begrijpen en ook opvolgen. Onze belangrijkste goden zijn goede, vruchtbare jaren en die krachten van de elementen, die zulke jaren tot stand hebben gebracht; en nu wens ik dat ons brood en water jullie goed smaakt en bevalt!'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De waard zei: 'Mijn beste vrienden, brood heb ik wel, evenals gerookt varkens en schapenvlees, en ook melk heb ik nog in voorraad -maar gevogelte, vis en wijn zijn in deze stad maar zelden te krijgen en heel dure zaken op de tafel van reizigers; want van hier naar het diepe Jordaandal is het ten eerste heel ver en de weinige voetpaden van hier daar naartoe zijn uiterst moeilijk begaanbaar, en daarom zijn wij niet in staat om uit de gezegende westelijke landstreken iets goedkoops en eetbaars te halen. Onze grond is, zoals jullie onderweg zelf opgemerkt zullen hebben, maar heel weinig vruchtbaar door gebrek aan aarde en water. Onze stadsbronnen die nog water bevatten zijn waterkelders, en hier ver vandaan is een bron. Voor men in het gebied van de bronnen van de Arnon komt, treft men niet gauw ergens een bron aan, en die liggen hier nog ver vandaan. Ik zal jullie daarom brood en melk voorzetten.'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] De waard deed wat Ik wenste, bracht een grote stenen kruik vol fris water uit de waterput en zette een paar gerstebroden voor ons op tafel, terwijl hij zei: 'Dit is de enige graansoort die hier nog tamelijk rijkelijk groeit, maar met tarwe lukt het hier heel moeilijk. Want hoe vroeg men die in de winter ook zaait, in het daarop volgende voorjaar verdort hij nog voor hij rijp wordt. Daarom moeten wij de tarwe voor ons eigen gebruik uit Damascus halen, welke stad hier ver vandaan ligt, of wij moeten de tarwe helemaal uit Babylonië halen, dat hier nog verder vandaan ligt dan Damascus. Maar gerst hebben wij zelf genoeg, en naast melk en vlees is dat het voornaamste bestanddeel van onze voeding. Daarom moeten jullie genoegen nemen met hetgeen ik jullie kan aanbieden!'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De waard deed dat in de veronderstelling dat hij zijn water eerst moest drinken om ons aan te moedigen, opdat wij het ook durfden te drinken. Hij schonk zijn eigen beker dus eerst vol en begon te drinken; maar na de eerste slok zette hij hem verrast neer en zei vol verbazing: 'Maar wat is dat dan, mijn beste heren gasten? Ik heb jullie toch alleen maar water gebracht, en nu ik het proefde is het zonder twijfel uitstekende wijn, zoals ik die slechts één keer op het eiland Cyprus heb gedronken.'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] De waard zei: 'O ja, mijn beste heren gasten, mijn waterkelder is nog voor meer dan de helft vol water, en als die in plaats van water alleen zulke wijn bevat, hebben we voldoende wijn voor meer dan een jaar! Maar hier is een wonder gebeurd, en nu geloof ik voor de eerste keer in wonderen, hoewel ik vanaf mijn kindertijd daar nooit aan geloofd heb, ofschoon ik in mijn jonge jaren vaak genoeg allerlei wonderen heb zien doen door bepaalde priesters en tovenaars. Mijn vader was namelijk zelf goed thuis in zulke kunsten en heeft mij bij alles een goede verklaring gegeven, en zodoende heb ik als eerlijke, welopgevoede Romein een terecht ongeloof in en weerzin tegen alle wonderdoenerij en toverij opgevat. Maar met het water van mijn waterkelder is een wonder gebeurd! Maar hoe en door wie, dat maakt mij nu niet uit; mettertijd zal dat wel duidelijk worden, omdat het een goed en geen kwaad wonder is.'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Enigszins verlegen zei de waard: 'Mijne heren, geloof het of niet - maar ik spreek eerlijk de waarheid als ik zeg: uit de waterkelder van mijn huis! Deze heren gasten vroegen om water in plaats van melk, ik heb het uit mijn waterkelder gehaald en met mijn eigen handen op tafel gezet, en niemand heeft de kruik aangeraakt voordat ik mijn beker uit deze kruik volgeschonken had; toen ik echter de beker aan mijn mond zette, was de inhoud ervan geen water, maar, zoals jullie zelf geproefd hebben, de allerbeste en duurste Cypruswijn. Jullie weten dat ik niet in wonderen geloof maar dit beschouw ik als een volmaakt wonder!'
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Daarop zei de opperstadsrechter: 'Laat mij samen met jou met de kruik naar de waterkelder gaan en het water onmiddellijk proeven als we het eruit halen, dan zal direct blijken of jij zo'n wonderbaarlijke waterput bezit!'
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Daarop pakte de waard de toch al leeg geraakte waterkruik en ging onmiddellijk met de opperstadsrechter de kamer uit naar de waterkelder, die zich op de binnenplaats van de herberg bevond.
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  501 - 502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526  ...