Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 514 van 1112

...  502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527  ...
[8] De opperstadsrechter schepte hoogst eigenhandig het water, proefde het direct bij de waterput en ontdekte dat het weer dezelfde wijn was.
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Daarom zeg ik en belijd ook ik dat Hij, die met Zijn wilskracht bliksemsnel die veertien leeuwen bij de stadspoort tevoorschijn kon roepen en nu even snel in staat was het water uit de waterput in de beste Cypruswijn te veranderen, geen gewoon mens is, maar in Hem woont werkelijk de volheid van de goddelijke geest! En dit getuigenis, dat ik nu heb uitgesproken, zal met mij het graf ingaan; en nu begrijp ik ook al Uw andere wonderen, die U, o Heer, in Jeruzalem en ook in andere plaatsen hebt gedaan!
Hoofdstuk 165: Het gesprek over het wijnwonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] De Joden en de paar Farizeeën riepen: 'Vraag Hem dan voor ons of Hij Zich over ons wil ontfermen, dan zullen wij in Hem geloven!'
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Op dat ogenblik weken de woeste wachters terug, en zij die bewaakt waren kwamen vol geloof naar ons toe en werden ook vlug gesterkt met het water uit de waterkelder.
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Toen de Joden en de paar Farizeeën zich aan een andere tafel niet ver van ons vandaan met het kelderwater hadden gesterkt, stond die meest grimmige Farizeeër op, die tevoren Mij samen met Dismas had willen verhinderen de stad binnen te gaan, en zei: 'Heer en Meester! Nu geloof ik ook dat U werkelijk Degene bent op wie alle Joden en ook heidenen zolang tevergeefs hebben gewacht!
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] En als U dat kunt doen, dan hebt U ten tweede ook gemakkelijk het water uit de kelder van deze waard in prima Cyperse keizerswijn kunnen veranderen, waarvan ik slechts één keer -bij een diner van onze koning Herodes -een kleine beker vol te proeven heb gekregen.
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] In deze dagen moet het hemelrijk echter groot geweld worden aangedaan; wie het niet met geweld naar zich toetrekt, zal het niet in bezit nemen.
Hoofdstuk 167: De voorspelling van de Heer aan Barnabas - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Reeds de grote keizer Augustus heeft er veel toe bijgedragen om dat oude afgodendom zoveel mogelijk uit te roeien; in plaats daarvan heeft hijzelf de echte wetenschappen hoge eer bewezen en zich aan zijn hof in Rome weten te omringen met wetenschappelijke mannen uit alle landen, en de bekende dichter Ovidius, die in diezelfde tijd onder de naam 'Metamorfosen' een soort godenleer heeft geschreven -waar de priesters hem heimelijk en tegen goede betaling toe hadden aangezet -levenslang uit Rome verbannen.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daardoor werd ik weliswaar geen epicurist wat mijn levenswijze betreft, maar des te meer wat mijn geloof betreft, dat zich bij mij niet alleen door het lezen van boeken van vele filosofen, maar door mijn veelzijdige ervaring tot volkomen duidelijkheid ontwikkeld had.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Maar deze grote, door iedereen hooggewaardeerde mannen zijn overeenkomstig de wereldse natuurwetten gestorven, en na hun lichamelijke dood hebben ze nooit ook maar het minste teken gegeven dat wat zij hebben geleerd en beweerd, waar is! Ieder uur van de dag doen zich echter aan ieder mens des te meer en sprekender bewijzen voor dat het leven van de ziel niet voortbestaat na de dood van haar lichaam; want wat wij zien, bestaat slechts een bepaalde tijd; wat langer of korter, dat is in feite om het even.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Toen ik met zulke geloofsbeginselen naar de Joden kwam en hen zag bidden en boete doen, kreeg ik werkelijk medelijden met hen omdat ze zo kortzichtig waren; er moest wel net als onder de heidenen allerlei bijgeloof in hen schuilen, dat hun gemoed misschien enigszins gelukkig maakte maar daarentegen meestal buitengewoon sterk verwoestte. En degenen die hun dat bijgeloof bijbrengen zullen, evenals bij alle andere volkeren, zeker de gezamenlijke priesters zijn, die zich door de mensen goed laten bedienen en voeden voor het door hen bedachte bedrog, zich niet in het minst bekommeren om een heil van de mensen, dat ergens anders vandaan komt, en daarbij denken: ' Als de dood jullie eenmaal heeft gehaald, dan hebben jullie samen met ons voor eeuwig genoeg van alles!'
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Het smaakte de opperstadsrechter zo goed, dat hij nog een vis op zijn bord legde.Toen hij die ook op had, zei hij (de opperstadsrechter): 'Grote Heer en Meester, het leven heeft toch ook zijn aangename kanten, die de dood vanzelfsprekend niet kan hebben, en het aangename bestaat uit de omstandigheid dat men af en toe het geluk heeft zich te midden van goede en wijze vrienden te bevinden, en in de tweede plaats dat men zich met een eetlustige maag versterkt met een goed smakende spijs en daarna met een beker goed smakende wijn.
Hoofdstuk 169: De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ja, onder zulke omstandigheden zou een mens natuurlijk liever eeuwig voort blijven leven dan zich na een kort leven door een altijd ellendige en pijnlijke dood te laten vellen; in dat opzicht heb ik het nooit eens kunnen zijn met de hele natuur en haar steeds eender werkende krachten.
Hoofdstuk 169: De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Deze inrichting van de overigens zo wondermooie natuur is echt iets wat zich aan ieder rechtschapen denkend mens in hoge mate weerzinwekkend, verachtelijk en verwerpelijk moet voordoen, zelfs aan iemand die op de een of andere manier nog met een gekoesterd bijgeloof in zijn vlees gelooft aan een eeuwigdurend leven van zijn arme ziel; zo iemand zou beslist ook liever op een aangenamere manier afscheid van deze jammerlijke wereld nemen dan op de manier waarop dat gewoonlijk gebeurt!'
Hoofdstuk 169: De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] De opperstadsrechter zei: 'Och, grote Heer en Meester, als ik alles zou willen bekritiseren wat ik op de beste rechtsgronden bij de inrichting van deze wereld absoluut niet rechtvaardig en billijk kan vinden, zou ik een heel jaar nodig hebben! Maar als vriend van het recht wil ik het heel kort houden en slechts enkele hoofdzaken noemen; al het overige kan men zich dan zelf wel voorstellen.
Hoofdstuk 169: De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  502 - 503 - 504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527  ...