Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 516 van 1112

...  504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529  ...
[9] Na die verwijding werd ook al gauw de omgeving weidser, levendiger en mooier, en ik werd daar steeds gelukkiger en meer verlicht; en naarmate het innerlijke licht zich meer in mij uitbreidde en mij dingen voor de geest riep, waren die er ook heel snel.
Hoofdstuk 175: Leiding in de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Als de desbetreffende huisheer zich op het moment dat hij het geluid hoorde in het huis zelf in plaats van erbuiten had bevonden, dan zou hij eerder en gemakkelijker achter de oorzaak van het geluid zijn gekomen; maar omdat hij zich buiten bevond, kon hij niet aanwezig zijn op het moment dat het geluid optrad, maar pas later en in ieder opzicht minder goed, omdat zowel de oorzaak als het gevolg al verdwenen waren. Hij zou dan langdurig en met veel moeite alle hoeken binnen in het huis moeten doorzoeken en tenslotte een gebroken stuk vaatwerk vinden, waarvan hij dan zou moeten vermoeden dat het door een of andere beweging van boven naar beneden op de grond is gevallen, daarbij gebroken is en het lawaai heeft veroorzaakt. Maar toch heeft hij zelfs over dit vermoeden geen volledige zekerheid, omdat het gebroken stuk vaatwerk ook wel eerder gebroken had kunnen zijn -daarom is zijn aanname ondanks alles niet zeker, maar slechts een vermoeden, en dat allemaal vanwege het feit dat hij zich op het moment dat hij het geluid hoorde niet binnen, maar buiten zijn huis bevond.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] De opperstadsrechter zei: 'Grote Heer en Meester, hij was het even zeker en beslist als ik zijn zoon ben, en hij kan geen fantoom van mijn eigen fantasie geweest zijn; want zo'n fantoom zou niet zo wijs met mij hebben kunnen praten, en wel over dingen die mij tot nu toe even vreemd waren als wat zich onder onze aarde bevindt. Van nu af aan geloof ik geheel en al aan een onvernietigbaar voortleven van de ziel na het afvallen van het lichaam!
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Maak je daar maar niet zoveel of helemaal geen gedachten over! De boze geesten, die men duivels noemt, keren uiteindelijk ook in zichzelf, maar daar vinden ze enkel uiterst kwade dingen, die hun eigenlijke liefde zijn. Hieruit scheppen ze voor zichzelf oorden die volkomen gelijkenis vertonen met hun innerlijke karakter, en geleidelijk aan zonderen ze zich af in bepaalde groepen -al naargelang de mate van hun boosaardigheid -en proberen iedereen te schaden. Als ze onder de mensen op deze aarde soortgelijke karakters bespeuren, vinden ze ook al gauw wegen om hen op bijna dezelfde manier te benaderen als jouw vader jou heeft benaderd, nemen dan eerst het vlees in bezit en vervullen het met van alles wat men maar slecht en boosaardig kan noemen.
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] In de grote wereld aan gene zijde bevinden zich reeds talloze betere Joodse en heidense geesten zoals jouw vader; als Ik binnenkort naar Mijn eeuwige oer-zijn terugkeer, zal ook aan al die betere heidenen en Joden aan gene zijde de juiste weg naar het volmaakte, eeuwige leven getoond worden. Alle slechte zielen zullen echter ook altijd de vrijheid hebben om hun leven te beteren en de weg van het licht op te gaan of in hun kwaad te blijven en zich daardoor eeuwig te laten kwellen; want in wat zijzelf willen, overkomt hun geen onrecht.
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] En zo zal aan gene zijde het loon van de goede het goede zijn, maar het loon van de slechte het slechte; iedereen zal zich na het afleggen van zijn lichaam in zijn jongste dag bevinden, en Ik zal iedereen opwekken en hem het loon vanuit hemzelf geven, zoals hij was, goed of slecht.
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Daarop namen zij afscheid en ook onze waard begaf zich ter ruste, hoewel hij, voordat hij in slaap viel, nog veel met zijn vrouwen kinderen over de verschijning van de afgelopen avond sprak.
Hoofdstuk 177: De afgodsbeelden in het huis van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Daarop werd het in de slaapkamer van de waard rustig tot de ochtend; de waard was een van de eersten die wakker werd en zich direct naar ons in de gastenkamer begaf.
Hoofdstuk 177: De afgodsbeelden in het huis van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Omdat hij Mij al wakker aantrof, vroeg hij Mij direct met alle liefde en achting wat Ik voor de ochtend allemaal nodig zou hebben, en of Ik welriekend water voor het wassen nodig had.
Hoofdstuk 178: Op de berg Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Ik zei: 'Bespaar je die moeite, want als Ik Mij wil wassen, kan Ik overal voldoende fris water krijgen! Maar vlak bij deze stad is een berg, die beroemd is uit de tijd van de profeet Mozes, die Ik nog voor zonsopgang wil beklimmen. In de Oudhebreeuwse taal heet hij 'Nebo', maar jullie noemen hem 'mons Mosis'*. (* Latijn voor: 'berg van Mozes'.) Maak het ochtendmaal dus niet te vroeg klaar, want Ik wil daar ongeveer drie uur blijven!'
Hoofdstuk 178: Op de berg Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Vanaf deze kant van de stad gezien verhief de berg zich nauwelijks meer dan honderd el*, (* Een el = 60 tot 80 cm.) maar naar het Jordaandal toe had hij een zeer steile helling van iets meer dan tweeduizend el, en zodoende zag hij er vanuit het Jordaandal uit als een echte berg; alleen vanuit het oosten was het slechts een heuvel, zoals er langs het Haurangebied wel meer van zulke heuvels zijn.
Hoofdstuk 178: Op de berg Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Nu zei in Mijn plaats de opperstadsrechter: 'Dat is toch helemaal niet belangrijk, als de geest van Mozes toch nog onder jullie leeft en gered is? Het lichaam is toch maar een omhulsel van de menselijke geest, en het is niet zo belangrijk of satan of een andere geest dat naar zich toe heeft getrokken. Als ik in de plaats van de aartsengel was geweest, zou ik satan al eerder dat genoegen hebben gelaten, als hij dan zo'n honger had naar het lijk van Mozes!'
Hoofdstuk 178: Op de berg Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De toenmalige hogepriester was evenwel van mening dat het met de nieuw gebouwde Ark net zo zou gaan als met de opnieuw opgebouwde tempel na de Babylonische gevangenschap; maar hij heeft zich erg vergist. Want met de nieuwe Ark des Verbonds ging het helemaal niet meer -vandaar dat de latere hogepriesters ook zonder enig gewetensbezwaar het Allerheiligste tegen betaling van een offer door de Romeinen en Grieken net zo lieten bezichtigen als elke andere plaats; want er overkwam niemand die in de buurt van de nieuwe Ark des Verbonds kwam, enig kwaad.
Hoofdstuk 180: De ontaarding van de Joodse leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] De opperstadsrechter en de twee genoemde Farizeeën vroegen Mij allervriendelijkst of ze Mij daarbij mochten vergezellen, en wij vingen onmiddellijk onze reis aan en bevonden ons een klein half uur later al boven op de berg, waar de opperstadsrechter voor zijn genoegen banken had laten neerzetten om te zitten. De banken bestonden voor het grootste deel weliswaar uit basaltblokken; maar ze waren heel geschikt voor het doel waarvoor ze gebruikt werden. Bovendien had hij het plateau van deze berg, dat tamelijk ruim was, beplant met rozenstruiken en andere geurende boompjes, en het was dus heel aangenaam om zich voor zonsopgang op deze heuvel te bevinden, die vanaf onze kant van de stad gemakkelijk te beklimmen was, en daar de opgang van de zon af te wachten.
Hoofdstuk 178: Op de berg Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Hierop wendde hij zich tot Mij en zei: 'Heer en Meester, die ons nu meer dan voldoende overduidelijke bewijzen van Uw goddelijkheid hebt gegeven, zeg mij of ik juist heb gesproken of niet?'
Hoofdstuk 180: De ontaarding van de Joodse leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  504 - 505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529  ...