Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 517 van 1088

...  505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530  ...
[13] Maar reis nu naar Afek; daar zullen misschien ook jullie in je gemoed iets groener beginnen te worden dan tot nu toe, en dan zal een woestijn die is gaan bloeien,jullie niet meer laten geloven dat je de juiste weg bent kwijtgeraakt!
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Ik zei: 'Ikzelf zal in deze persoon, die nu met je spreekt en zoals Ik nu ben, waarschijnlijk niet naar Damascus komen; maar je kunt er verzekerd van zijn dat Ik er binnenkort een echte leerling van Mij naartoe zal sturen!'
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De waard, die een Griek en een heel goed en geduldig mens was, had een tamelijk groot gezin, waaronder ook drie zonen, die allemaal ouder waren dan twintig. Deze drie trokken iedere week naar het Meer van Galilea, dat een kleine dagreis van deze plaats verwijderd lag, vingen daar vissen en brachten die getrouw naar huis.
Hoofdstuk 121: De Heer neemt zijn intrek in een herberg bij Bethsaïda - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Toen wij bij de karavaan kwamen, kwam de leider van karavaan naar Mij toe, omdat Ik voorop liep en de leerlingen Mij volgden, en hij vroeg Mij: 'Kijk eens, goede vriend, wij zijn handelslieden uit Damascus en trekken tweemaal per jaar naar de kuststeden, omdat wij onze waren daar gemakkelijk en goed kunnen verkopen! Wij hebben altijd de weg via Afek, Golan, Abila, Pella en Genezareth genomen en kennen de weg dus heel goed. Tot hier kunnen wij ons onmogelijk in de weg vergist hebben en zouden wij ons nu al zo dicht in de buurt van de stad Afek moeten bevinden, dat wij die binnen een paar uur zouden moeten bereiken. Wij kennen echter het onvruchtbare gebied waar de oude stad in ligt; die begon hier, waar de weg heel hobbelig wordt en tussen deze zwarte basaltrotsen door begint te lopen, en dan wisten wij dat wij in de buurt waren van onze halteplaats voor de nacht.
Hoofdstuk 119: De ontmoeting met de karavaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Toen de leider deze woorden uit Mijn mond had vernomen, zei hij: 'Vergeef mij dat ik jullie zo lang heb opgehouden! Maar ik en de hele karavaan hebben daar veel bij gewonnen. U bent een grote en uitzonderlijke schriftgeleerde van de echte oude stempel; als u naar ons in Damascus zou komen, zou het in en rond de stad weldra groen gaan worden en gaan bloeien. Maar bij ons is het met de schriftgeleerdheid erg slecht gesteld, en daarom is ook het geloof lauw; want waar geen goede leraren zijn, kunnen ook geen goede leerlingen zijn. Maar ik dank u nu uit naam van de hele karavaan voor het geduld en de moeite die u voor mij over hebt gehad; kom een keer naar ons in Damascus, dan zult u door ons uitstekend ontvangen worden!'
Hoofdstuk 120: De Heer richt enkele woorden tot de karavaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De waard klaagde direct zijn nood tegenover Mij en verontschuldigde zich ook voor het feit dat hij ons deze avond behalve wat kaas en schapen en geitenmelk niets te bieden zou hebben, als zijn drie zonen niet gauw met een lading vis naar huis zouden komen.
Hoofdstuk 121: De Heer neemt zijn intrek in een herberg bij Bethsaïda - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] De waard, die zich begon te verwonderen over Mijn zelfverzekerdheid zei: 'Vriend, ben jij soms een Joodse ziener, dat je bepaalde dingen zo zeker schijnt te weten, waar je op een natuurlijke manier nauwelijks van op de hoogte kunt zijn? Want jullie komen via Afek hierheen, en die stad ligt op de bergen die het Jordaandal begrenzen, tamelijk ver voorbij de plaats waar de Jordaan uit het meer stroomt; Bethsaïda ligt nog bij de bergen, waarvan de uitgestrekte uitlopers de oever van het meer zelf vormen -en zodoende kun je vanzelfsprekend absoluut niet op natuurlijke wijze weten hoe het mijn zonen vergaat, die op weg naar huis zijn.
Hoofdstuk 122: De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Toen ik en nog enkelen van mijn buren die werkelijk zeer wijze leer van de oude hadden gehoord, besloten wij om naar geloof en daad geheel en al joden te zijn maar voor de wereld Grieken te blijven, om geen onderdanen te worden van de uiterst zelfzuchtige, heerszuchtige en onbarmhartige opperpriesters, die zich oneindig veel inbeelden door te denken dat ze datgene zijn wat ze tegenover de joden beweren te zijn -maar als je hen in het juiste licht ziet, blijkt maar al te duidelijk dat juist zij degenen zijn die Gods geboden door hun handelen regelrecht met voeten treden.
Hoofdstuk 123: Het geloof en het vertrouwen van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zei: 'Dat jullie wat je geloof en je daden betreft, joden zijn, dat wist Ik, en Ik ben ook naar jullie toe gekomen om jullie echte troost te brengen en jullie geloof nog meer te versterken.
Hoofdstuk 123: Het geloof en het vertrouwen van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] En zo zijn wij steeds tevreden met de zegeningen van onze lieve Heer en God, en die tevredenheid is toch ook een ware zegen van God. Want wat zou het voor ons voor nut hebben om als een koning alles te bezitten, terwijl God ons zou straffen met een knagende ontevredenheid, die maar al te gauw een brug kan worden naar allerlei grote zonden? Zou dat ons geluk vergroten?
Hoofdstuk 123: Het geloof en het vertrouwen van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Jij en ook jouw buren zijn reeds geheel en al op de goede weg, en Ik ben naar jullie toe gekomen, om bij en in jullie de zegeningen Gods te vergroten en jullie ook te laten zien dat jullie geloof en trouw in Gods ogen volkomen goed, waar en rechtvaardig waren. Maar we zullen dat nu laten rusten, want wij zullen daar vandaag en morgen nog wel verder over praten!
Hoofdstuk 124: De Heer vraagt naar de Messias (26.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Als de vissers af en toe nog levende vissen mee naar huis brachten uit het Meer van Galilea, werden die in de vijver gedaan; maar als dat - met name 's zomers - niet gebeurde, werden de vissen meteen opengemaakt, gereinigd, goed gezouten en daarna direct boven de eigen haard te drogen gehangen, waarvoor men een zacht vuurtje maakte en dat de hele nacht liet branden. Want het beste bij dit dorp was, dat daar dichtbij een tamelijk goed onderhouden klein bos van cipressen en mirten stond, dat het dorp het nodige brandhout leverde, en zo konden de inwoners hun vissen en ook ander vlees op hun goede eigen manier drogen en voor langere tijd bewaren tot ze het gebruikten.
Hoofdstuk 124: De Heer vraagt naar de Messias (26.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Maar deze keer was dat werk niet nodig, omdat er niet één vis dood was terwijl de reis toch de hele dag had geduurd, en de vissen niet in draagvaatjes: maar in zakken naar huis gebracht moesten worden.
Hoofdstuk 124: De Heer vraagt naar de Messias (26.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Daarover begonnen allen zich erg te verwonderen, en ze brachten de vissen naar de kleine vijver, waar ze weldra heel monter begonnen rond te zwemmen. Een klein gedeelte hield de waard in huis, om voor ons een avondmaal te bereiden.
Hoofdstuk 124: De Heer vraagt naar de Messias (26.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Je bent een Jood uit Galilea, en wij zijn allemaal tamelijk goed thuis in de geschriften en leringen van de Joden, zoals ik je al eerder uiteengezet heb; nu staat er ergens geschreven dat er uit Galilea geen profeet komt, en toch ben jij een heel grote profeet! Want als je dat niet was, hoe kon je dan weten dat mijn drie oudste zoons naar het zeer visrijke Meer van Galilea waren vertrokken om vis te vangen, en dat ze tegen de avond, vandaag dus, met een rijke vangst thuis zouden komen?
Hoofdstuk 125: De Heer getuigt over Zichzelf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  505 - 506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530  ...