Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 518 van 1166

...  506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531  ...
[18] Als jullie je echter in enig opzicht door hen laten intimideren, zullen jullie met de beste wil van de wereld weinig goeds van belang verrichten. Hiermee heb Ik jullie nu alles gezegd wat jullie in Mijn naam moeten doen om Mijn rijk ook onder jullie zegenrijk te verbreiden.
Hoofdstuk 132: De Heer geeft aanwijzingen voor het verkondigen van Zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Jullie zullen weldra van de wereld vele dingen horen. De herder zal gedood worden en de schapen zullen uit angst verstrooid raken. Erger je dan niet aan Mij, word niet kleinmoedig en wankel niet in je geloof; want ook al zal Ik deze wereld lichamelijk verlaten, dan zal Ik toch in de geest bij de Mijnen blijven tot aan het einde der wereld en zal Ik Mijzelf altijd getrouw openbaren aan degenen die Mij liefhebben en zich aan Mijn geboden houden.
Hoofdstuk 132: De Heer geeft aanwijzingen voor het verkondigen van Zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] Ik zal jullie niet als wezen in deze wereld achterlaten, maar waar er ook maar twee of drie in Mijn naam bij elkaar zullen komen, daar zal Ik in hun midden zijn; en wat jullie dan de Vader, die in Mij is zoals Ik in Hem, in Mijn naam zullen vragen, zal jullie ook gegeven worden.
Hoofdstuk 132: De Heer geeft aanwijzingen voor het verkondigen van Zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[21] Laat jullie gemoed daarom niet verdrietig en angstig worden, als jullie zullen horen dat Ik, de Heer Zelf, Mij door de wereld heb laten verdeemoedigen en via de smalste en doornigste weg uit deze wereld naar Mijn hemelen ben overgegaan; want kijk, dat moet allemaal zo gebeuren, opdat de maat van de slechte wereld vol wordt en het gericht, dat haar voorspeld is, over haar komt.
Hoofdstuk 132: De Heer geeft aanwijzingen voor het verkondigen van Zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] Ik zeg jullie dit nu van tevoren, opdat jullie, wanneer jullie daarover zullen horen, daar niet ontsteld door raken of je zelf ergeren aan Mij.Want als jullie werkelijk Mijn leerlingen en verspreiders van Mijn rijk op aarde willen zijn, moeten jullie ook in alles stevig worden en nooit gaan wankelen.'
Hoofdstuk 132: De Heer geeft aanwijzingen voor het verkondigen van Zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei tegen hen: 'Dat zal ten eerste afhangen van de sterkte van jullie geloof, en ten tweede heb Ik jullie toch al overduidelijk de volkomen ware verzekering gegeven dat jullie alles gegeven wordt, waar jullie de Vader in Mijn naam om zullen vragen.Welke verzekering moet Ik jullie nu nog meer geven?'
Hoofdstuk 133: De Heer laat de Indo-joden weer naar hun eigen land gaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Om te zorgen dat ze niet konden verdwalen, wekte Ik het van tevoren al sterk ontwikkelde innerlijke gezicht van het meisje, en zei dat zij hun drieën als leider moest dienen, waar ze het ook helemaal mee eens waren; na het ochtendmaal vertrokken ze nog voor zonsopgang, nadat ze Mij eerst van ganser harte hadden bedankt voor de leer en voor de verleende genade en omdat ze van Kisjonah en ook van de zeven tempeldienaren, die veel goud bezaten, rijkelijk waren bedacht.
Hoofdstuk 133: De Heer laat de Indo-joden weer naar hun eigen land gaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Wat Ik daarna gedurende die zeven dagen in Kis deed zal Ik heel in het kort aanhalen, om te zorgen dat er geen lacune ontstaat in de vertelling over Mijn doen en laten op aarde.
Hoofdstuk 133: De Heer laat de Indo-joden weer naar hun eigen land gaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Zes dagen bracht Ik met Kisjonah en Philopold nu eens in Kane ( een grensplaats) in Samaria en dan weer in Kis door, bij welke gelegenheid Ik de mensen die naar ons toekwamen onderwees en verschillende zieken genas en met Mijn twee begeleiders ook over vele natuurlijke dingen sprak en hen onderwees.
Hoofdstuk 133: De Heer laat de Indo-joden weer naar hun eigen land gaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] De zevende dag sterkte Ik eerst de zeven Farizeeën en ook hun dienaren, waarvan iedere Farizeeër er zeven had, en stuurde hen naar Opper-Egypte via Tyrus, waar ze zich in Mijn naam bij Cyrenius moesten melden; deze gaf hun een geleidebrief en verschafte hun een reisgelegenheid over water naar Egypte.
Hoofdstuk 133: De Heer laat de Indo-joden weer naar hun eigen land gaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Vanaf het moment dat U Zich door Johannes in de rivier de Jordaan met water hebt laten dopen, weet ik wel het een en ander, evenals over de roeping van Uw eerste leerlingen; maar, zoals gezegd, over de zojuist genoemde allereerste tijd ben ik ondanks al mijn inspanningen geen letter over Uw verblijf en Uw daden te weten gekomen.
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ik zei: 'Ik ken je goede ijver voor Mij en prijs je als een echte vriend van Mijn hart; maar over die eerste tijd, waarin Ik door de geest van de Vader in Mij naar een woestijn bij de Jordaan ben geleid, daar veertig dagen heb gevast en Mij noodgedwongen met wortels en wilde honing heb gevoed, en waar Ik, toen Mijn lichaam na veertig dagen zo gevast te hebben erge honger begon te krijgen, door een boze geest, een duivel van de eerste orde, drie keer verzocht ben, vertel Ik echt niet graag meer dan Ik nu al gedaan heb. En het zou geen haarbreed verschil maken voor het heil van hun ziel als de mensen er meer over zouden weten.'
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Maar Ik zei heel ernstig: 'Luister eens, jij die het waagt om Mij, jouw Heer van eeuwigheid, te verzoeken! Mijn lichaam is nu ook een mens, behept met de behoeften van ieder mens in deze wereld; maar weet en begrijp dat de mens niet zozeer van het brood van deze aarde leeft, maar veeleer van ieder woord dat uit Gods mond komt! Ook voor jullie zou nu de overbrugging naar het eeuwige leven mogelijk zijn gemaakt; maar jullie zouden je nu beter zelf kunnen verdeemoedigen en Mij om vergeving van jullie zonden vragen, dan zouden jullie geholpen zijn!'
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Dat soort duivels kunnen natuurlijk niet over de onmetelijke kloof tussen Mij en hen heenkomen; maar omdat Ik nu Zelf in deze wereld ben gekomen, die op zichzelf vol gericht en derhalve vol duivels is, heb Ik door een vleselijk lichaam aan te nemen vanuit de diepste diepte van Mijn erbarmen voor een bepaalde tijd een brug over de genoemde kloof gebouwd, zonder welke brug geen mens van deze aarde ooit de ware en volle zaligheid zou kunnen bereiken. Het spreekt dan ook vanzelf dat een duivel evenals een mens, al is hij nog zo slecht, Mij over deze brug kan benaderen en Mij in zijn volslagen blindheid ook kan verzoeken en op de vreselijkste manier kan vervolgen, alhoewel ze niets kunnen uitrichten tegen Mijn macht, maar alleen zelf meer en meer te gronde gaan. Dat zul je zeker wel begrijpen?
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Toen Ik eenmaal ongeveer drie weken in de woestijn had gevast, om Mij geheel en al van alles en iedereen af te wenden en Mijn lichaam in alles meer in overeenstemming met Mijzelf te brengen dan mogelijk was in de tijd dat Ik als timmerman veel samen was met Mijn pleegvader Jozef en zijn zonen uit zijn eerste huwelijk, en toen Ik, alleen van wortels en wilde honing uit de woestijn levend, erge honger begon te krijgen en Ik in Mijn lichaam een sterke behoefte voelde om brood te eten, kwam de verzoeker in de gedaante van een ernstige en wereldwijze magiër voor Mij staan en zei: 'Heer en Meester, ik ken U, en weet dat U, wat Uw lichaam betreft, Gods Zoon bent! Waarom kwelt U zichzelf met honger in deze ellendige woestijn, terwijl alle schatten van alle werelden en hemelen U ten dienste staan?! Maar als U die niet wilt gebruiken, omdat U ter wille van de armzalige mensen ook een mens wilde worden, om een lichtend voorbeeld van uiterste onthouding en nuchterheid voor hen te zijn om hen zodoende meer gelijk aan U te kunnen maken, dan kunt u van die vele stenen hier toch brood maken - dat kunt U toch, en niemand kan U hier zien - en eet dan eens een keer flink, zodat U helemaal genoeg heeft!'
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  506 - 507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531  ...