Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 519 van 1112

...  507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532  ...
[11] Toen de Apollopriester zijn beker leeggedronken had, zei hij vol verbazing: 'Wat, moet dat water uit de kelder van de waard zijn? Dat is een van de beste wijnen van het eiland Cyprus! Waar heeft ooit een waterkelder zulk water gehad? Dat is niet mogelijk, jullie houden me voor de gek!'
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De opperstadsrechter zei: 'Laat je dan maar door de waard zelf naar zijn waterput brengen en schep daar zelf water uit en drink het; kom dan weer terug en zeg of men je voor de gek heeft gehouden! Maar Je zult de waard toch niet voor zo onzinnig en onnozel houden dat hij voor ontzettend veel geld enkele honderden zakken van de beste wijn uit Cyprus heeft laten komen en die toen uit de zakken in zijn waterkelder heeft gegoten!'
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Hierop stond de Apollopriester onmiddellijk op, en de waard vergezelde hem samen met zijn twee onderpriesters naar de waterkelder; hij gaf de opperpriester de putemmer in de hand en zei: 'Put nu zelf het water en proef het dan!'
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Dat deed de Apollopriester direct, en hij ontdekte dat het geen water, maar voortreffelijke wijn was. Zijn twee onderpriesters deden insgelijks en ontdekten hetzelfde; ze raadden de waard aan om zulk kostbaar water niet zo in de waterkelder te laten, maar er veel wijnzakken mee te vullen en het te bewaren voor voorname gasten, die hem er graag flink voor zouden willen betalen.
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] De waard zei: 'Daar heb ik van Degene die het water in mijn waterput in de kostelijkste wijn veranderd heeft, geen bevel of bevoegdheid voor ontvangen, en daarom moet het blijven zoals het is!'
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Daar konden de priesters niets tegenin brengen, en ze begaven zich weer samen met de waard naar ons in de gastenkamer.
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Toen ze hun vroegere plaatsen weer innamen, zei de Apollopriester met een zeker pathos tegen de opperstadsrechter: 'Heer, zoiets hebben we van al onze goden, van Jupiter tot de kleinste bronnimf, nog nooit gehoord; wij hebben al met vele honderden vooraanstaande magiërs te maken gehad en die konden veel wonderbaarlijke dingen tot stand brengen -maar om water in wijn te veranderen is nog bij geen van hen opgekomen! Ik vraag u dus mij in dit tamelijk talrijke gezelschap degene aan te wijzen, aan wie ik mijn grootste hoogachting en eerbied dien te betuigen!'
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Toen de Apollopriester dat hoorde, zei hij: 'Dan zou hij zelfs het voor alle goden ondoorgrondelijke fatum zijn, waarvan zijzelf afhankelijk zijn, evenals de zon, de maan en alle sterren en de hele aarde met alles wat zich daarop en daarin bevindt. En er staat meen ik ook in een oud Egyptisch boek geschreven dat deze ondoorgrondelijke Godheid -het noodlot namelijk zich eenmaal aan de goden en ook aan de mensen van deze aarde nader zal openbaren.
Hoofdstuk 190: De priester van Apollo informeert naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Zodoende bleef de eigenlijke, belangrijkste kennis van de enig ware Godheid alleen nog onder de steeds trager en heerszuchtiger wordende priesters bestaan. Het volk werd echter, al naargelang het werk dat verricht werd, alleen maar verplicht tot het erkennen en vereren van de vele afzonderlijke krachtsuitstromingen van de ene Godheid, en slechts weinigen werd het meer toegestaan om zich in de hoge scholen in de diepere geheimen te laten inwijden.
Hoofdstuk 192: Het ontstaan van het afgodendom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Zo'n zuil versierde men ook al gauw met een beeld, dat in zijn ene hand de zon hield, vervaardigd uit gloeiend brons, waartegen door de wachter van de veldtijdmeter met een hamer op een lange steel geslagen moest worden, en wel met evenveel slagen als de schaduw zich uren van de zonsopgang had verwijderd.
Hoofdstuk 193: Het ontstaan van de Apollo verering - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Voor de regering is het voldoende dat men een trouw staatsburger is en zich haar wijze staatswetten laat welgevallen; maar om het geloof in deze of gene god bekommert de regering zich weinig of helemaal niet en laat een ieder zijn vrije wil.
Hoofdstuk 194: De vermaning van de Heer tot liefde en geduld bij het verbreiden van Zijn leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Ik denk dus dat het veel vruchtbaarder zal zijn een natuurkundige Uw evangelie te verkondigen dan die mensen, die tot nu toe nog steeds niet weten waarom het water vanuit de hoogte steeds naar het laagste gebied bij de zee stroomt, en waarom een steen vanuit de hoogte naar beneden valt en niet omgekeerd. Dat weten wij Romeinen wel, hoewel niet tot in de grond van de zaak, maar toch voor het belangrijkste deel! Ik dank U, o Heer en Meester, voor Uw wijze les!'
Hoofdstuk 194: De vermaning van de Heer tot liefde en geduld bij het verbreiden van Zijn leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Als je ziel zich tijdens de slaap van je lichaam voor een korte tijd grotendeels vrij voelt van de banden met het lichaam, kan ze niet anders dan hetgeen er diep in haar verborgen ligt, als het ware buiten zichzelf waarnemen in de vorm waarin het in haar ligt; wat het ook is, de ziel ziet het in volle werkelijkheid voor zich en is in haar omgeving dan evenzeer thuis als in wakende toestand op deze aarde.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Dat ze in een droom ook mensen kan ontmoeten, en wel enerzijds levende mensen en anderzijds mensen die al gestorven zijn, komt doordat de ziel van ieder mens in zekere zin een uiterst kleinschalige afbeelding in zich draagt van alle mensen die ooit op aarde hebben geleefd, nu leven en nog zullen leven evenals van de gehele geestenwereld, precies zoals een spiegel uiterlijke beelden in zich opneemt, zonder dat die beelden werkelijkheden zijn. Natuurlijk is een spiegel maar een heel zwakke vergelijking, omdat die op zichzelf dood is en daarom alleen dode vormen van tegenover hem staande dingen kan weergeven.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De ziel is echter een levende spiegel; daarom kan ze de beelden die in haar aanwezig zijn tot leven brengen en ermee omgaan en handelen alsof ze reële werkelijkheid zijn; daarbij heeft ze het onschatbare voordeel dat ze zich via de beelden die in haarzelf tot leven zijn gekomen, zonder enige moeite met de werkelijke beelden in verbinding kan stellen.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  507 - 508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532  ...