Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 520 van 1112

...  508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533  ...
[11] Zolang de ziel evenwel nog in deze wereld leeft, blijft dat vermogen in haar nog onvolmaakt en weet ze tenslotte zelf niet wat ze ermee moet doen; maar wanneer ze eenmaal geheel en al van deze wereld is bevrijd, zal ze zich in een steeds hogere graad bewust worden wat ze met dat vermogen moet doen.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] In dat opzicht lijkt ze op een jonge erfgenaam, die van zijn vader veel goederen heeft ontvangen en aanvankelijk ook niet weet hoe de goederen eruit zien en waar hij ze voor moet gebruiken. Maar mettertijd zal hij al zijn goederen leren kennen en ook de kennis verkrijgen hoe ze gebruikt moeten worden en wat hij moet doen om ze zich allemaal ten nutte te maken.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Op dezelfde manier zal het iedere ook maar enigszins meer volmaakte ziel vergaan, namelijk dat ze zich langzamerhand steeds meer bewust wordt van wat er diep in haar verborgen ligt en hoe ze dat moet gebruiken.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Je ziet in de verte een gebergte; maar je ziet niet het gebergte zelf, maar alleen een afbeelding daarvan door middel van je lichamelijke oog, dat zo ingericht is dat het de grote beelden van de werkelijkheid -of dingen, als je dat liever wilt -op een sterk verkleinde schaal in zich kan opnemen en die door een buitengewoon kunstige inrichting van het lichaam onmiddellijk de ziel voor ogen kan stellen om ernaar te kijken.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] In de toekomst zullen de mensen een soort instrumenten voor het oog ontdekken, waardoor ze zelfs de kleinste dingen sterk vergroot zullen zien en zich daardoor niet genoeg kunnen verbazen over Mijn macht en wijsheid; maar toch zullen ze het nooit zover brengen dat ze een nog zo klein voorwerp in de werkelijke grootte zien waarin het door Mij tot bestaan is gebracht.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik zei: 'Uit jullie zal datgene groeien, wat er uit een mosterdzaadje groeit, dat een heel klein zaadje is wanneer het in vruchtbare en tot leven brengende aarde wordt gelegd. Het zal weldra uitgroeien tot de grootte van een echte boom, en onder de takken ervan zullen zelfs de vogelen des hemels wonen. En dat mosterdzaadje zal dan in staat zijn om zich in zijn vrucht geleidelijk tot in het oneindige te vermeerderen, een eigenschap die niet alleen eigen is aan een mosterdzaadje, maar ook aan alle andere zaden.
Hoofdstuk 196: Een beeld van de geestelijke ontwikkeling van de mens (10.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Kijk, het hemelrijk, dat het eigenlijke rijk Gods is, bestaat voor de mensen niet in uiterlijke pracht en praal, maar het is inwendig in de mens. De mensen die dit rijk Gods in zich hebben opgenomen -het rijk dat Ikzelf naar hen toe heb gebracht -zijn in hun hart, dat van liefde voor Mij en hun naaste vervuld is, ten eerste de hemel zelf, die nu openstaat, en ten tweede de engelen zelf, die tussen Mij en hen opstijgen en neerdalen en Mij in hun liefde dienen!
Hoofdstuk 197: Over het opstijgen en neerdalen van engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Wij reizen over de hele aarde en beproeven de harten van de mensen, om te zien of ze in staat zijn de levend makende genade van de Heer in zich op te nemen; als wij dergelijke harten vinden, sterken wij hen en als het woord van de Heer tot hen komt, wordt het ook weldra met veel vreugde en vol geloof opgenomen.
Hoofdstuk 198: Het verschijnen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Hierop deed Rafaël weer een paar stappen terug, en Ikzelf vroeg aan de opperstadsrechter en de anderen, of ze zich nu voldoende verzadigd hadden aan de aanwezigheid van de vele engelen.
Hoofdstuk 198: Het verschijnen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Rafaël echter bleef, en hij kleedde zich plotseling in een donkergrijs gewaad, en zijn voeten waren voorzien van schoenen. Zijn hoofd werd bedekt door een Joodse hoed, die zoals gebruikelijk van zijde of kameelhaar in een willekeurige, maar gewoonlijk tamelijk lichte kleur was gemaakt. En zo was hij voor niemand meer een opvallende gedaante.
Hoofdstuk 199: Over het werken van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De opperstadsrechter deed onmiddellijk wat Ik hem aangeraden had, en hij verbaasde zich er buitengewoon over dat deze engelengeest zich nu in werkelijkheid als een geheel en al aards mens onder hen bevond. Hij vroeg Rafaël om dicht bij hem te komen, wat Rafaël ook direct deed door naast hem op een zodenbank plaats te nemen.
Hoofdstuk 199: Over het werken van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Nu kwam ook de Apollopriester naar Rafaël toe, begroette hem en zei: 'Je zult aan mij wel geen grote vreugde beleven, aangezien ik al lange tijd een afgodspriester ben geweest -nu heb ook ik de ene en enig ware God en Heer herkend en ik zal er in de toekomst naar streven dat het hele afgodendom, voorzover zich dat in mijn gebied bevindt, zo snel mogelijk verdwijnt.'
Hoofdstuk 199: Over het werken van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Wij zijn weliswaar volkomen zelfstandig en eveneens in alle opzichten volkomen vrij. Maar omdat de grootste volledigheid enkel en alleen in de wijsheid en de wil van de Heer bestaat, spreekt het toch vanzelf dat niet alleen een mens, maar met name ook een engelengeest, die in feite ook maar een mens is, zich in een steeds grotere zelfstandigheid en vrijheid bevindt, naarmate hij zich meer van de wijsheid en de wil van de Heer eigen heeft gemaakt. Ik kan je daar zelfs een aards voorbeeld van geven -kijk maar:
Hoofdstuk 199: Over het werken van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Kijk, ik zal het je uitleggen. Door je rechtenstudies heb je er bij de strenge examens in Rome duidelijk blijk van gegeven dat je je de wil van de keizer, die je door de wetten nauwkeurig hebt leren kennen, zodanig eigen hebt gemaakt dat je je eigen wil volkomen ondergeschikt hebt gemaakt aan de wil van de keizer, waardoor je dan ook een geheel nieuw mens bent geworden, die je bij het begin van je studie niet was. Omdat je dus de wet van de keizer diep hebt ingeprent, en dus ook zijn wil, zodat jouw oude, schijnbaar vrije wil door de nieuwe keizerlijke wil in jezelf met onlosmakelijke boeien en ketenen is gebonden, heb je daarbij niet alleen niets verloren, maar alleen maar buitengewoon veel gewonnen; want met jouw eigen, oude wil zou je voor altijd een slaaf van de keizerlijke wil gebleven zijn. Maar omdat je de keizerlijke wil tot de jouwe hebt gemaakt, ben je daardoor zelf helemaal vrij geworden, kun je doen wat je wilt en ben je niemand verantwoording schuldig; en als iemand zich niet naar jouw wil zou willen voegen, dan heb je vanwege de keizer het ius gladii* (* Latijn voor: Zwaardrecht, ofwel het recht over leven en dood.) in de hand en kun je de weerspannigen door de macht en het gezag van de keizer tot gehoorzaamheid dwingen.
Hoofdstuk 199: Over het werken van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De opperstadsrechter zei: 'Heer en Meester, hij spreekt precies zoals Uzelf uit hem zou kunnen spreken, en daaraan herken ik heel duidelijk dat hij een hoge dienaar van Uw eindeloos goddelijke heerlijkheid en majesteit moet zijn. Ik geloof ook zonder twijfel dat hij door Uw wijsheid en Uw wil alles tot stand kan brengen wat Uzelf kunt bewerkstelligen en tot stand kunt brengen dat wil zeggen: te oordelen naar mijn menselijke wijsheid; maar dat Uw wijsheid en Uw wil vast nog eindeloos veel dieper en verder om zich heen zullen grijpen dan zelfs het meest verlichte verstand van al Uw engelengeesten kan zien en begrijpen, daar ben ik volkomen van overtuigd!'
Hoofdstuk 200: Een bewijs van de macht van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  508 - 509 - 510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533  ...