Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 522 van 1112

...  510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535  ...
[7] De vrouw kwam woorden tekort om de waard te vertellen hoe het haar bij die gebeurtenis te moede was geworden; maar na verloop van tijd had ze bedacht dat niemand anders dat bewerkstelligd kon hebben dan de aanwezige wonderbaarlijke gast, die ook zij nu evenals al haar huispersoneel als een ware God zou beschouwen en vereren, en wel temeer omdat ook de drie Apollopriesters zich aan deze God hadden onderworpen. Daarna begon ze direct de vissen te bereiden en het lam te braden.
Hoofdstuk 205: De verbaasde dienaren vangen en temmen de olifanten (13.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Van hieruit zien jullie die ene behoorlijke grote vijver; maar in de omgeving zijn er nog zes, waarmee de hele streek voldoende bevloeid kan worden. In het diepe water van de vijvers zullen jullie ook een groot aantal vissen aantreffen, die de bewoners van deze stad en omgeving voor hun dagelijkse levensbehoefte kunnen gebruiken; de vissen van de vijver die we van hieruit kunnen zien, zullen echter eigendom zijn van de opperstadsrechter, de waard, de Apollopriesters en de paar Joden, zodat ieder van jullie die Ik zojuist heb genoemd, dus het recht heeft om een vierde deel van de vijver te bevissen. Maar laat niemand dat overmatig doen, maar alleen zoveel hij nodig heeft, opdat niemand door de te grote hebzucht van een ander benadeeld wordt. De vissen in de vijver zijn van een heel edele soort, waardoor het water van de vijver nooit verontreinigd raakt.'
Hoofdstuk 204: De dierenwonderen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Deze beide dieren bleven onmiddellijk in de stal en lieten zich door de twee dienaren verzorgen; de andere dienaren konden zich echter nog niet in de buurt van de twee dieren wagen, wat later echter ook mogelijk is geworden.
Hoofdstuk 205: De verbaasde dienaren vangen en temmen de olifanten (13.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Hierna zorgde de waard direct voor het brood en de wijn en ging toen naar de keuken om naar het lam te kijken, dat klaargemaakt was om te braden. Hij verwonderde zich daar al niet zo erg meer over, omdat hij de andere wonderen al had gezien en hij dit wonder ook heel begrijpelijk vond; maar zijn keukenpersoneel was des te meer verbaasd, evenals zijn vrouw.Want terwijl wij op de berg verbleven, was zij in de kleine, aan de herberg grenzende moestuin om welriekende kruiden te verzamelen voor de vis die 's avonds klaargemaakt zou worden, en ze was echt geschrokken toen voor haar ogen de anders schraal uitziende moestuin plotseling opnieuw groen werd en een overvloed bood van alles wat er voor het huis nodig was.
Hoofdstuk 205: De verbaasde dienaren vangen en temmen de olifanten (13.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] De ene van de dienaren zei tegen de opperstadsrechter: 'En - o gestrenge heer, heer - nog een groot wonder: in de buurt van de vijver grazen twee geheel volgroeide olifanten! Die twee dieren zullen waarschijnlijk door gebrek aan voer ontsnapt zijn uit een Perzische of zelfs Indische karavaan om zich hier te verzadigen, waar door een godswonder allerlei soorten planten, gras en bomen heel weelderig zijn gaan groeien. De dieren weiden precies op het stuk grasland dat u toebehoort, en u zou dus het recht hebben om deze twee zeldzame en..kostbare dieren voor uzelf in bezit te nemen. Zoals u weet verstaan wij tweeën heel goed de kunst om zulke dieren de baas te worden. Als u wilt zullen wij erheen gaan en ze met groot gemak vlug in uw grote stal onderbrengen; en als ze daar eenmaal zijn ondergebracht, zullen wij ervoor zorgen dat ze ons nooit meer ontsnappen.'
Hoofdstuk 205: De verbaasde dienaren vangen en temmen de olifanten (13.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Dat heb je goed en waar gezegd, en in de hemel is het inderdaad de hoogste zaligheid van alle voleindigde geesten, als ze zich bij Mij kunnen ophouden en met Mij kunnen praten en omgaan.
Hoofdstuk 206: Waarom volmaakte geesten zalig zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Na een tijd gereisd te hebben bereik je dan de plaats waar de kunstenaar verblijft, en daar kom je vervolgens gemakkelijk in contact met de kunstenaar, over wie je je tijdens je reis allerlei geweldige voorstellingen hebt gemaakt waaronder ook, dat hij zich als mens onder de andere mensen door een bijzonder verheven gestalte kenbaar zou maken. Maar als je hem in zijn dorp ontmoet, ontdek je dat de kunstenaar een heel bescheiden en eenvoudig mens is, wiens persoon niet in het minst laat merken wat er in zijn innerlijk schuilgaat. Je voert dan heel vriendelijk een gesprek met hem, maar tevens denk je toch bij jezelf: 'Het is haast niet mogelijk dat in deze uiterst eenvoudige en bescheiden persoonlijkheid zo'n scheppende grootheid aanwezig is, waarover jij je door zelfs de meest verstandige mensen zulke grootse dingen hebt laten vertellen!' Maar toch ben je gelukkig, omdat je er in jezelf van overtuigd bent dat je je in gezelschap van de grootste architect en beeldend kunstenaar bevindt en met hem kunt spreken over allerlei dingen die hij gemaakt heeft.
Hoofdstuk 206: Waarom volmaakte geesten zalig zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Ja, Ik zeg je datje daar gelijk in hebt: voor Mij is weliswaar alles mogelijk, maar een tweede, volkomen aan Mij gelijk Ik kan Ik niet scheppen, evenmin als een tweede oneindige ruimte en een tweede eeuwig durende tijd; en zo kan ook de meest volmaakte engelengeest uiteindelijk ook nooit de volledige sterkte van het licht in Mij noch de grenzen van de oneindige ruimte bereiken of de uren van de oneindige tijdsduur tellen. Hij kan zich over die drie dingen wel steeds uitgebreidere voorstellingen vormen, maar daar uiteindelijk toch eeuwig nooit komen.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Toen wij het lam hadden gegeten en nog met onze volle bekers wijn aan de tafels zaten, zei de opperstadsrechter tegen Mij: 'O Heer en Meester, ik begrijp nu zo'n beetje hoe u en Rafaël door U -een geheel woest gebied kunt veranderen in een streek, rijk aan alle vruchten en gewassen, en hoe U voor mij twee olifanten en -zoals gisteren gebeurde -voor de Joden en Farizeeën veertien wilde leeuwen als wachters hebt kunnen neerzetten; ook is het mij niet helemaal onduidelijk hoe U het water uit de waterkelder onmiddellijk in de beste Cyperse wijn hebt kunnen veranderen, want dat zijn allemaal dingen die voor Uw almacht gemakkelijk mogelijk zijn.
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Kijk, Mijn beste vriend Philippus, als jullie Mij daar toen naar hadden gevraagd, zouden jullie er ook heel zeker zonder enige terechtwijzing van Mijn kant vanaf zijn gekomen; maar jullie hebben Mij niets gevraagd! Want jullie maken geen onderscheid tussen Mijn daden en gooien ze allemaal op één hoop; maar onze vriend hier, een echte Romein van het zuiverste water, heeft met de scherpzinnigheid van zijn verstand een werkelijk verschil ontdekt, en Ik zal hem dat ook uitleggen, zonder hem vanwege zijn vraag een terechtwijzing te geven, die jullie zo vervelend vinden!'
Hoofdstuk 208: De wonderbare spijziging in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Mijn beste vriend en broeder, niets anders dan dat jouw vermeende grote zaligheid in Mijn gezelschap en dat van de aartsengel Rafaël nog niet de hoogste graad heeft bereikt en die pas zal bereiken, wanneer je al Mijn bouwwerken en scheppingen steeds nader en beter zult leren kennen! Jij weet nu wel dat in Mij een geweldig grote scheppende eigenschap huist en je maakt je daar een zo groot mogelijke voorstelling van, sinds je die paar tekenen door Mij hebt zien doen; maar je zult je er vast een heel andere voorstelling van maken wanneer je innerlijke gezichtsvermogen ten aanzien van Mij door Mijn werken te beschouwen buitengewoon veel weidser en verhevener zal worden. Want dan pas zal het werkelijk goddelijke in Mij zich in een steeds hoger licht aan je voordoen, hoewel eeuwig nooit in het allerhoogste finale licht, dat Ikzelf in Mijn innerlijk ben, en wel omdat dat voor iedere vanuit Mij geschapen geest zelfs in zijn hoogst mogelijke voleinding onmogelijk is.
Hoofdstuk 207: Over de onbevattelijkheid van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Als, ten tweede, de spijzen in de maag aankomen, worden ze daar in zekere zin voor de tweede keer gekookt, en daarbij ontwikkelen zich twee hoofdbestanddelen, waarvan het ene, het grovere, dient om het lichaam, zijn ledematen en spieren te voeden, terwijl het andere door het bloed, dat van deze twee bestanddelen afkomstig is, overal heen geleid wordt waar het lichaam voeding en versterking nodig heeft.
Hoofdstuk 209: Het voedingsproces in het menselijke lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Het buitengewoon fijn etherische, dat wij 'substantie' zullen noemen, wordt door de milt langs een heel verborgen weg naar het hart geleid en gaat vanuit het hart volledig gezuiverd over in de ziel van de mens, en zo haalt de ziel uit al het opgenomen voedsel ook wat haar verwant is naar zich toe en wordt daardoor in al haar afzonderlijke bestanddelen, die geheel overeenkomen met die van het lichaam, gevoed en gesterkt.
Hoofdstuk 209: Het voedingsproces in het menselijke lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Uit die kwade stoffen komt dan echter nog een ander kwaad voort. Als namelijk de slechte, nog ongegiste natuurgeesten uit de invloedssfeer van zo iemand duidelijk merken dat zich in zijn buik en zijn onderlichaam al een groot aantal aan hen verwante natuurgeesten hebben verzameld, dringen ze weldra het lichaam van zo'n mens binnen en verenigen zich met die soortgelijke geesten in het lichaam.
Hoofdstuk 209: Het voedingsproces in het menselijke lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Als de spijzen eenmaal hun belangrijke deel aan het lichaam, de zenuwen en de ziel hebben afgegeven, wordt het in feite onzuivere deel van de materie, die je tot je hebt genomen om je lichaam in leven te houden, via de twee natuurlijke uitgangen uit het lichaam verwijderd.Als een mens echter in ieder opzicht een zwelger is geworden en zijn buik tot afgod heeft gemaakt, dan kan het tot zich genomen voedsel alsook de teveel in de maag gegoten wijn niet meer volledig afgescheiden worden in de twee magen, die Ik je heb uitgelegd. Daardoor komen er nog veel delen -die het lichaam, de zenuwen en de ziel in leven moeten houden maar die niet aan het voedsel onttrokken zijn -in de grote buik en de darmen terecht en voor een ander deel via de lever en de milt in de urineblaas; daar veroorzaken ze opnieuw gistingen, waaruit zich mettertijd allerlei ziekten voor het lichaam ontwikkelen en die de ziel traag, afgestompt en gevoelloos maken.
Hoofdstuk 209: Het voedingsproces in het menselijke lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  510 - 511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535  ...