Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 523 van 1490

...  511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536  ...
[2] Hierop ging de waard weg en bracht weldra al de zijnen de eetzaal binnen en stelde hen aan Mij voor, terwijl hij tegen hen zei: 'Voor deze ware Heiland aller heilanden ter wereld moeten jullie diep buigen, en dank alleen Hem voor de aan ons bewezen zeer grote weldaad en genade, die met alle schatten van de wereld nooit te betalen is!'
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Als wij de keizer de jaarlijkse belastingpenning betalen, dan doen wij dat graag -want ten eerste is het niet veel, en ten tweede weten wij waarom wij die kleine belasting betalen; want de keizer geeft ons daarvoor wijze wetten en zorgt door middel van zijn rechtbanken en zijn soldaten voor het in stand houden van de goede orde in het land -; maar Herodes, als louter door Rome begunstigde leenvorst, eist het tienvoudige, ja vaak zelfs het honderdvoudige en doet en geeft ons niets daarvoor terug. We hebben natuurlijk van de keizer het recht om ons van Herodes vrij te kopen; maar dat is verbonden met veelomhaal en kosten. Wij rijken van deze streek en ook in andere plaatsen hebben dat ook gedaan en voelen ons daar heel goed bij; maar de armere bezitters, die dat niet kunnen en bang zijn voor de dreigementen van de priesters, die de kant van Herodes kiezen, zijn er des te ellendiger aan toe, omdat deze ware tiran dan, hoewel hij de vrijkoopsom ontvangt, bij de anderen de belasting dermate verhoogt, dat zij ook voor de vrij gekochten moeten betalen, wat wij tevoren betaald hebben.
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Agricola zei: 'Ja, ik zie maar al te goed en duidelijk in waar Herodes mee bezig is, en er zijn hem ook al veel beperkingen opgelegd; er zullen er naar aanleiding van jouw klacht weldra nog grotere opgelegd worden! Maar voor het moment is daar nu niets aan te veranderen; want hij heeft zich het land opnieuw voor tien jaar als leen laten geven en heeft het door de keizer gezegelde verdrag daarvoor in handen. Maar desondanks zullen wij bij de keizer wel bewerkstelligen dat er aan dat boosaardige gedrag van die grote zwelger op juiste en effectieve wijze paal en perk gesteld zal worden. Maar voordat ik hier nu al in naam van de keizer iets beveel, zal ik ook deze meest wijze Heer en Meester hier om een juist advies vragen, en Hij zal mij zeggen wat er bovenal nodig is.'
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Kijk, een jaar geleden was Ik hier en heb toen in de omgeving veel lammen, kreupelen en blinden genezen! Toen Ik vervolgens naar Galilea trok, ging er veel volk met Mij mee tot in Kafarnaüm. Dit volk wilde Mij onderweg tot koning verheffen, omdat het de tekenen zag die Ik gedaan had. Maar toen Ik hun in Kafarnaüm in een synagoge getrouw diepzinnige woorden uit de Geest liet horen, begonnen ze zich allemaal te ergeren, zeiden dat het een harde leer was, en vroegen zich af wie die moest horen en begrijpen, waarop ze Mij verlieten en weer naar huis gingen. Aangezien jij sommigen van hen kent en daar met hen zeker ook veel over gesproken zult hebben, zou Ik nu graag van jou eens horen hoe deze mensen nu over Mij oordelen.'
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] De waard hernam: 'God, Heer en Meester! De mensen met wie ik over U gesproken heb, zonder dat ik U zoals nu kende, zeiden dat een grote profeet, die in Jeruzalem en ook in deze streek heel wijze leringen voor het volk gehouden had, ook zulke tekenen deed, in het bijzonder het genezen van allerlei soorten zieken, die tevoren nog nooit een mens gedaan had. Deze mensen waren die grote profeet -zoals ze U noemen zeer toegedaan, volgden hem op de voet en beleefden ook een groot genoegen aan hem, omdat ze heel goed inzagen dat hij geen vriend van de nu reeds algemeen gehate Farizeeën is. Tot aan Kafarnaüm hebben ze niets aanstootgevends aan hem gevonden, behalve dat hij op een berg, waar hij hen tevoren nog op wonderbaarlijke wijze met een paar broden en visjes gespijzigd had en zij hem tot koning wilden uitroepen, er vandoor is gegaan en zijn oude leerlingen heeft verlaten, maar later in de nacht toch weer bij hen kwam, mogelijkerwijs op wonderbaarlijke wijze op de golvende zee lopend alsof het droog land was.
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Allen waren heel blij dat hij later weer gekomen was en verheugden zich op de komende dag en op zijn leringen en daden. -Maar deze verwachtingsvolle vreugde werd geheel teniet gedaan; want de volgende dag had hij in een synagoge zulke onzinnige woorden tot het volk gesproken, dat zelfs zijn oude leerlingen zich daarover geërgerd hadden en hem op enkelen na allemaal verlieten, en zo ook alle mensen die hem vanhier gevolgd waren. Want zij zijn er vast van overtuigd geraakt dat hij tot waanzin is vervallen; want hij zou in zijn toespraak in volle ernst allen opgeroepen hebben om zijn vlees te eten en zijn bloed te drinken zonder welk niemand het eeuwige leven zou kunnen ontvangen; want' hij zou alleen diegene op de jongste dag ten leven opwekken, die zijn vlees zou eten en zijn bloed zou drinken.
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Wanneer jullie deze of gene een weldaad bewijzen,. doe het dan niet zo dat een ander, die het zich kan veroorloven, het jullie vergoedt hetzij door hogere rentes op te leggen of door het dagloon te verminderen bij degenen die genoodzaakt zijn jullie te dienen; maar wat jullie aan goeds doen voor de armen, doe dat vrij vanuit liefde tot God en de naaste, dan zullen jullie de vergoeding in de hemel vinden!
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Toen Ik de familie deze dingen gezegd en aangeraden had, zei de waard zelf na een poosje: 'Ja, ja, voor de ogen van de alziende geest uit God blijft niets, ook niet het allerkleinste, verborgen! .
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Waarlijk, wie zulke daden doet zonder eigenbelang, maar uit pure, zuivere naastenliefde, die is ook een grote vriend van God; en is reeds op deze aarde gelijk aan de engelen des hemels en heeft de overvloed van het rijk Gods al in zijn hart!
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Want een arme uit een ander land is honderd maal armer dan een arme in zijn eigen land, die nog gemakkelijk hulp vindt bij al degenen die zijn nood goed kennen; maar de arme uit een vreemd land lijkt op een onmondig kind dat zijn nood nog aan niemand kenbaar kan maken, behalve door te huilen. Wees daarom ook barmhartig tegenover vreemdelingen, dan zullen jullie ook in de hemel barmhartig opgenomen worden; want voor de hemel zijn jullie tot nu toe nog louter vreemdelingen, aan wie tijdens jullie aardse reis daarheen een ongeluk is overkomen! -Wat denk jij nu van deze woorden van Mij?'
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Met deze geruststelling van Mij was de waard volkomen tevreden en hij bedankte Mij met de zijnen voor zulke lessen en voor alle genade, die Ik zijn huis bewezen had.
Hoofdstuk 121: De bezichtiging van het oude koningshuis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Toen Ik de psalm aldus van de marmeren plaat had voorgelezen, waren allen heel blij, en de waard vroeg Mij of Ik hem dan ook in het kort de verklaring van deze psalm wilde geven; want hij had de indruk dat daar een wijze en profetische betekenis achter verborgen was.
Hoofdstuk 121: De bezichtiging van het oude koningshuis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Maar nu kwamen ook de kinderen en nodigden ons uit voor het middagmaal, waaraan wij gehoor gaven. Het herberghuis, wel een van de mooiste en indrukwekkendste in de hele wijde omtrek, was in zijn geheel opgebouwd uit fraai gehouwen quaderstenen* (*Vlak gehouwen zandsteen.) en had boven de benedenverdieping nog twee gewelfde verdiepingen. Op iedere verdieping bevonden zich drie grote zalen, en in elk daarvan konden ongeveer zevenhonderd mensen eten. Maar behalve de drie eetzalen bevonden zich op iedere verdieping ook dertig woonkamers, elk voorzien van twee vensters, die natuurlijk niet met glazen ruiten gesloten konden worden, zoals (nota bene) in deze tijd in Europa; maar destijds waren er in Damascus fabrieken die een volledig doorzichtig perkament produceerden, net als het tegenwoordige glas, en met dergelijke stukken perkament waren de vele vensterramen heel sierlijk afgedekt, en de wind en de dikwijls grote hitte van de dag konden de zalen en de kamers niet binnendringen. Dit soort venstervoorzieningen was iets zeldzaams, omdat die te kostbaar was, en men gebruikte in plaats daarvan verschillende kleuren gordijnen aan de binnenkant van de venstertralies.
Hoofdstuk 118: De waard vertelt over zijn herberg (14.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Het is bij ons en in mijn huis van oudsher gebruik geweest om het volgende te zeggen en er ook naar te handelen: 'Doe iedereen goed, als hij het nodig heeft; maar vergeet daarbij je eigen voordeel met!' Maar Ik zie nu in Uw licht, o Heer en Meester, dat deze wijze van denken en handelen absoluut niet overeenkomstig de goddelijke orde is, en daarom zal ik ook op dat gebied in de nabije toekomst een heel andere orde invoeren. Ik zal weliswaar af en toe mijn geld nog aan iemand die het nodig heeft, tegen een matige wettelijke rente lenen; maar als er iemand zal komen die mij ook geen rente kan betalen en als mij bekend kan zijn dat hij werkelijk in nood zit, zal ik hem ook altijd het noodzakelijkste zonder rente lenen en in het uiterste geval ook schenken. Vijanden heb ik weliswaar heel weinig en ik heb hun dan ook weinig te vergeven. Maar als ik er in de toekomst, wat voor ons niet te voorzien is, enkele zal krijgen dan zal ik hen bejegenen zoals U ons allen nu hebt aangeraden!'
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar stel je dat nu ook eens voor van iemand anders, die ergens ver vandaan naar jou toe komt en wie een ongeluk overkomen is, en die zich vol bedroefdheid voor jouw welvarende herberg ophoudt, en huilt en zich geen raad weet. Als jij nu naar buiten zou gaan om hem te vragen: 'Vriend, je bent heel treurig en schijnt in een heel vervelende situatie te verkeren? Wat scheelt eraan? Zeg het mij openlijk, want kijk, ik ben iemand die, voorzover het in mijn macht ligt, bereid isje te helpen', dan zou die mens tegen jou zeggen: ' Ach, edele vriend, ik ben voor zaken uit een ver land hierheen gereisd en niet ver van hier door dieven overvallen, die al mijn geld hebben gestolen, dat bestond uit twintig pond goud en bovendien nog duizend zilverstukken in de gangbare munt van dit land, en nu sta ik hier zonder enig vermogen en weet mij, zo ver van mijn land en huis, geen raad en weet niet waar ik hulp kan krijgen!' Maar als jij dan tegen hem zou zeggen: 'Vriend, kom, ik zal je helpen! Je naam, je land en je woonplaats hoefje me niet eens te vertellen; maar hoe dit land, deze plaats en ook hoe ik heet, krijg je nog wel te horen! Als je mij het geld dat ik je leen een keer kunt brengen, zul je daar goed aan doen in de ogen van God en alle goede en rechtvaardige mensen; en als je dat niet zou kunnen, is het ook in orde!', waarna jij hem dan zou geven wat hij verloren had -hoe denk je dat God een dergelijke daad van naastenliefde zou beschouwen en belonen? En hoe zou deze mens, die jij weer gelukkig hebt gemaakt, eenmaal thuis, zich niet in alle opzichten inspannen om zich dankbaar en erkentelijk te betonen, omdat jij hem zonder enig eigenbelang zo'n grote vriendschap hebt bewezen?! En al zou deze mens in de roes van zijn aardse geluk misschien niet aanjou denken, zal in dat geval God jou dan niet honderdvoudig gedenken?
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  511 - 512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536  ...