Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 524 van 1112

...  512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537  ...
[11] Het is genoeg als Mijn leer slechts bij weinigen zuiver wordt gehouden, en daar zal in alle tijden voor gezorgd worden. Maar het janhagel van de wereldse mensen, zal tot het einde toe doorgaan met zich te wentelen en te baden in zijn oude drek en modderpoel, en daarbij geldt weer Mijn gebod aan jullie om Mijn parels niet voor de zwijnen te gooien.'
Hoofdstuk 219: De kenmerken van een valse profeet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] De mensen onderscheiden absoluut niet een werkelijk echt van een vals wonder, beschouwen ze alle twee als iets buitengewoons en laten zich daardoor tot geloof dwingen.
Hoofdstuk 220: Over het doen van wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daarom moeten jullie ook zo weinig mogelijk wonderen doen, behalve zieke mensen genezen door hun de handen op te leggen en de mensen dopen, die vol geloof zijn geworden, opdat zij de geest der waarheid in zich opnemen.
Hoofdstuk 220: Over het doen van wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Want in ieder mens ligt ten eerste reeds een innerlijke drang om Diegene te zoeken die de wereld en alles wat daarop is heeft geschapen, omdat zo iemand wel inziet dat de Schepper van al die grote dingen uiterst wijs, uiterst machtig en uiterst goed moet zijn, en dat een mens die Hem aldus herkent, Hem wel boven alles moet achten en liefhebben en dan ook zijn medemensen, die voor hem een even wonderbaar werk Gods zijn, evenzeer moet achten en liefhebben als zichzelf. Dat zijn twee wiskundige waarheden, waartegen niemand enige twijfel kan inbrengen. En dan komt ten tweede het feit dat de mens die helder begrijpt dat Gods macht en wijsheid al die dingen heeft geschapen, daarna ook moet inzien dat God dergelijke wonderen niet tot bestaan heeft geroepen om alleen van vandaag op morgen, als het ware als tijdverdrijf van de Schepper te bestaan, maar dat zelfs het kleinste van Zijn werken voor eeuwig een steeds hogere bestemming in zich draagt.
Hoofdstuk 220: Over het doen van wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Want dergelijke mensen zijn als een rietstengel die zich door de wind naar alle kanten laat buigen, omdat ze in zichzelf de waarheid nog niet begrijpen.
Hoofdstuk 221: Over het bekeren door wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Over mijzelf kan ik verklaren dat zo'n valse leraar en profeet dat nooit zou lukken, aangezien ik alle valse wonderen als zodanig maar al te goed ken; want ik heb dergelijke magiërs, wier beroep het was om zich met allerlei wonderen bezig te houden, maar al te dikwijls gezien en ben doorgedrongen tot de geheimen van hun wonderdoenerij, wat voor mij in feite heel goed was, omdat ik daardoor ieder bijgeloof kwijtgeraakt ben en mij zodoende met een des te grotere voorliefde op de werken van de oude filosofen heb gericht.
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zei: 'Absoluut niet, Mijn beste vriend, want een teken is in zekere zin een noodrijping alleen voor diegene, die na dat teken onmiddellijk gelovig is geworden en zich daarna nergens meer om bekommerd heeft. Zie, dat was bij jou absoluut niet het geval, want ook nadat Ik die tekenen had gedaan, heb je Mij heel ongebruikelijke tegenwerpingen gemaakt, en toen heb Ik met Mijn woord zelfs heel wat moeite moeten doen om jou op de juiste weg te zetten, wat echt geen gemakkelijke opgave was. Want zelfs toen je al helemaal in Mij geloofde, heb je Mij nog scherpe kritiek voor de voeten geworpen ten aanzien van Mijn handelwijze met alle schepselen, en met name met de mensen op deze aarde, en als Ik je niet met de waarheid van Mijn woorden heel krachtig van repliek had kunnen dienen, zouden alle door Mij gedane tekenen jou er niet toe gebracht hebben volledig in Mij te geloven. jij bent dus veel meer door de kracht van de waarheid in Mijn woorden tot het ware geloof in Mij gekomen, en de tekenen die Ik daarvoor en daarna heb gedaan, heb je niet meer opgevat als een bekrachtiging van jouw geloof in Mij, maar alleen als een weldaad die Ik aan jou en aan deze stad heb bewezen, waarvan jij zelf nu even goed begrijpt hoe die tot stand gebracht kunnen worden als Ik en Rafaël -wat je zeer binnenkort nog beter zult begrijpen.
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Wat iemand in zijn hart en geest als het ware van vezel tot vezel analyseert, inziet en begrijpt, dient niet meer om hem tot geloof te dwingen, maar slechts om zijn geest in hem geheel te versterken; daarom behoort hij niet meer tot de klasse van de noodrijp geworden vruchten, maar reeds tot de klasse van de volledig rijp geworden vruchten.Want Ik zegje: ieder mens die in zijn leven een waarheid hoort, maar de innerlijke elementen waarop die waarheid stoelt nog niet nader kent, maar de waarheid die hij hoorde toch gelooft zonder zich verder om de innerlijke elementen te bekommeren, behoort nog sterk tot een onrijpe vrucht; wie echter over de waarheid die hij hoorde net zolang twijfels in zichzelf laat opkomen tot hij alle elementen heeft leren kennen waar die waarheid op steunt, behoort waarlijk niet tot een noodrijpe, maar tot een volledig rijpe vrucht.
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Ik begaf Mij echter met Johannes, Petrus en Jacobus direct naar buiten, en wel weer naar de reeds bekende berg Nebo. De overige leerlingen waren nog bezig zich aan te kleden en te wassen; ook hun haar zat in de war, en dat moesten ze in orde maken.
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De waard zelf en zijn zoon kwamen Mij al gauw achterna - evenals de opperstadsrechter, deze keer met zijn vrouwen kinderen, die nog niet zo groot en oud waren. Korte tijd daarna kwamen ook de overige leerlingen, met uitzondering van judas Iskariot. Hij was liever wat in de stad gaan rondlopen, waar hij de burgers de weldaad van Mijn wonderen flink had aangeprezen, die hem dan ook meer of minder geld gaven; dat geld stopte hij in zijn buidel, waarna hij naar de herberg ging en zich onmiddellijk, nog ruim een uur voor het ochtendmaal, brood en wijn liet voorzetten.
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] In iedere andere slechte geest zijn nog vonkjes van enige naastenliefde te vinden, maar bij de gierigheidsduivel niet; daarom is hij ook de hardnekkigste en doordringt hij de hele mens net zolang tot die helemaal aan hem gelijk wordt, en dan kan hij die mens het beste voor de meest schandelijke daden gebruiken. Laat iedereen zich dus vooral hoeden voor gierigheid; want iedere zondaar zal gemakkelijker en eerder het rijk Gods binnengaan dan een gierigaard!'
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Daarop begon iedereen naar de lichte wolkjes in het oosten te kijken, die er helemaal rozerood uitzagen en steeds stralender werden, wat iedereen en met name de Apollopriesters zo goed beviel, dat zij haast begonnen waren de lofspreuken voor de god Apollo uit te spreken; maar ze hielden zich al gauw in en begonnen Mij te prijzen, en zeiden dat Ik de eigenlijke, ware, eeuwige Apollo was, die de zon evenals de maan en alle sterren op en onder liet gaan.
Hoofdstuk 224: De Heer waarschuwt tegen traagheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] De kraanvogels die daar boven ons cirkelen zijn deze keer geen profeten van een weersverandering, maar ook hun zielen worden gewaar in Wiens nabijheid zij zich bevinden; ze betuigen Hem nu een soort eer en brengen Hem in zekere zin een ochtendgroet, omdat ze gewaarworden dat Hij ook hun Schepper is.
Hoofdstuk 226: Een ochtendgroet van de kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Nu vroeg de opperstadsrechter Mij: 'O Heer en Meester, hoe is het mogelijk dat die man onder Uw leerlingen is opgenomen? Want kijk, ik vraag U dat niet zomaar; die man is mij met mijn scherpe blik van een rechter direct opgevallen, omdat hij niemand recht in het gezicht kon kijken en ook bij Uw buitengewoon goddelijke woorden en voordrachten geheel afzijdig duister voor zich uit keek en met geen enkele gelaatsuitdrukking blijk gaf van enige verbazing of bijval! Ook zei hij geen woord waaruit men had kunnen opmaken wat voor redenaarstalent hij bezit, terwijl alle andere leerlingen toch over en weer praatten, deels met Uzelf, deels ook onder elkaar. Kortom, ik moet U zeggen dat die leerling van U mij absoluut niet bevalt. Als ik er zo een onder mijn vele dienaren had, zou ik hem allang ontslagen hebben. Uit welke stad is hij eigenlijk afkomstig?'
Hoofdstuk 223: Judas Iskariot (30.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Maar als dit niet tot de naastenliefde behoort, dan behoort over het algemeen het uitstellen van een werk tot de volgende dag, terwijl men het ook heel goed een dag eerder had kunnen doen, niet tot de naastenliefde, maar zo'n uitstel van werk behoort tot de klasse der traagheid van de mensen -en traagheid is altijd het begin van allerlei zonden en ondeugden. Want iemand die altijd aan het werk is met juiste en goede dingen zal weinig tijd hebben om de een of andere zonde te begaan; maar een traag mens zal er in zijn traagheid steeds meer over beginnen na te denken waarmee hij zijn verveling, die ontsproten is aan zijn passiviteit, zou kunnen verdrijven. En omdat ieder mens voortdurend zowel door goede als door slechte geesten omringd wordt, spreekt het vanzelf dat de boze geesten zich eerder tot een traag mens toegang kunnen verschaffen dan tot een werkzaam mens; en als die boze geesten zich eenmaal toegang tot een mens hebben verschaft, verstrikken ze zijn gemoed weldra in allerlei nutteloze fantasieën en trekken hem steeds verder naar beneden in hun smerige en duistere sferen.
Hoofdstuk 224: De Heer waarschuwt tegen traagheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  512 - 513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537  ...