Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 525 van 1112

...  513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538  ...
[9] Dieren bezitten vaak in nog scherpere mate het vermogen om iets wat hun vijandig of vriendelijk gezind is van een nog grote afstand te bespeuren en waar te nemen. Honden en katten hebben dit vermogen in bijzonder hoge mate. Je kunt dus een van jouw huishonden enkele dagreizen ver van je weg laten brengen en daar vrij laten, en hij zal zonder enige kennis van de aarde of de weg binnen korte tijd bij je terugkeren. Wie toont hem dan de weg, en waar richt hij zich op, zodat hij weer bij jou terugkomt?
Hoofdstuk 226: Een ochtendgroet van de kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] In de eerste plaats toont hem dat jouw ver reikende uiterlijke levenssfeer, die hij door zijn sterke speurzin heel goed als die van jou herkent, hoewel die door talloze andere doorkruist wordt. En in de tweede plaats: wat drijft hem vervolgens naar jou toe? Niets anders dan zijn instinctmatige liefde en trouw voor jou. Dat hij zich echter niet in de weg vergist en heel goed weet of hij steeds dichter bij jou komt, dat weet hij door het steeds minder dicht of steeds dichter worden van jouw uitwendige levenssfeer, die jij in zekere zin uitstraalt.
Hoofdstuk 226: Een ochtendgroet van de kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Want met die uiterlijke levenssfeer, is het net zo gesteld als met het uitstralen van een licht, maar dan alleen meer op het vlak van de ziel. Waar het licht zelf zich bevindt is de uitstraling natuurlijk het dichtst, en hoe verder van het licht verwijderd, wordt ook de straling van het licht steeds dunner en zwakker, en op grote afstand zal men nauwelijks meer iets merken van een aangestoken licht. Met name iemand die niet zo'n scherpe blik heeft zal van de uitstraling niets meer merken, maar wel iemand die een scherpe blik heeft.
Hoofdstuk 226: Een ochtendgroet van de kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Zie, Ik ben de Heer van alle schepselen in de hele oneindigheid en derhalve ook van die op deze aarde -en zo brengen deze kraanvogels Mij, zoals Ik je al heb gezegd, een ochtendgroet! En om het jou te bevestigen zullen de kraanvogels heel dicht bij ons komen, en op Mijn wenk zullen ze zich dan naar de vijver begeven die Ik gisteren door Mijn Rafaël voor jou heb geschapen; daar zullen ze een ochtendmaal nemen en zich voorzien van een watervoorraad, die zij nodig hebben om verder te vliegen.'
Hoofdstuk 226: Een ochtendgroet van de kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Ik zei: 'Ja kijk, Mijn vriend, de Meester van Zijn werken moet ook het allerbeste weten wat die voor hun tijdelijke instandhouding nodig hebben en hoe hun lichamen ingericht moeten zijn, om datgene te kunnen verrichten waarvoor ze bestemd zijn. Maar voor de vraag hoezo een vogel water nodig heeft om te kunnen vliegen moet je je maar tot Mijn Rafaël wenden, die nog aanwezig is, zoals je ziet!'
Hoofdstuk 227: Over de uiterlijke levenssfeer (de aura) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Na deze woorden wendde de opperstadsrechter zich tot Rafaël en vroeg hem of hij hem daarover een korte uitleg zou willen geven.
Hoofdstuk 227: Over de uiterlijke levenssfeer (de aura) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Toen het experiment beëindigd was, zei Rafaël tegen de opperstadsrechter: 'Heb je nu al enigszins een idee waarom de vogels het water hoofdzakelijk voor het vliegen gebruiken?'
Hoofdstuk 227: Over de uiterlijke levenssfeer (de aura) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De opperstadsrechter zei: 'Er gaat nu wel een klein lichtje branden; maar hoe de vogels het water gebruiken om te vliegen is mij natuurlijk nog niet duidelijk.'
Hoofdstuk 227: Over de uiterlijke levenssfeer (de aura) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Rafaël zei: 'Kijk, iedere vogel is inwendig zo ingericht, dat hij uit de watervoorraad die hij tot zich heeft genomen evenveel zuivere waterstof maakt -wat op zichzelf een uiterst lichte en fijne soort lucht is -als hij nodig heeft om te vliegen, wat hij door het gevoel van zijn instinct tot op een haar nauwkeurig kan berekenen. Met die f~ne waterstof vult hij in een ogenblik al zijn grotere en kleinere pennenschachten en holle beenderen, waarop hij zo licht wordt als een haar van een mens; dat kleine gewicht overwint hij met zijn twee vleugels altijd met gemak en kan zich dan naar believen in de hoogte verheffen.
Hoofdstuk 227: Over de uiterlijke levenssfeer (de aura) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Als je dit nu eens goed bekijkt, zul je ook gemakkelijk inzien op welke manier het vliegen mogelijk wordt gemaakt bij al die diersoorten, die zich van de aarde naar believen in de lucht kunnen verheffen.'
Hoofdstuk 227: Over de uiterlijke levenssfeer (de aura) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Daarop zei de opperstadsrechter: 'Luister, mijn hemelse vriend, als de mensen de verhoudingen zouden weten, dat wil zeggen hoeveel er eigenlijk van ieder van de vijf ingrediënten nodig is, zouden ze uiteindelijk grote zakken met waterstof kunnen vullen en zich dan door middel van mechanische hulpmiddelen ook in de lucht kunnen verheffen en net als de vogels rondvliegen!'
Hoofdstuk 228: Waarom de vogels water opnemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Daarom is het beter voor de mens als zijn ziel gééstelijk in staat raakt om te vliegen, maar dat hij wat zijn lichaam betreft maar mooi op de aardbodem blijft, waarvoor hij ook de lichamelijke inrichting heeft. De mens komt met zijn voeten nog ver genoeg en heel vaak maar al te ver; en als hij met zijn voeten niet snel genoeg vooruit komt, dan heeft hij daarvoor voldoende geschikte dieren die sneller lopen dan hij en hem na enige africhting in zeer korte tijd van de ene plaats naar de andere kunnen brengen, en hij kan ook schepen bouwen, met behulp waarvan hij zich over zee als op droog land kan voortbewegen. In latere tijden zullen de mensen nog een groot aantal trans portmiddelen uitvinden, die met grote snelheid van de ene plaats naar de andere zullen voortrazen.
Hoofdstuk 228: Waarom de vogels water opnemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] De waard, zijn zoon en de opperstadsrechter vergezelden ons ongeveer twee uur, en ze verbaasden zich meer en meer over het feit dat ze hun land nog steeds maar in goed gecultiveerde staat zagen.
Hoofdstuk 228: Waarom de vogels water opnemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daarop zei de opperherder: ' Als jullie naar het dal van de Jordaan willen afdalen, leidt juist hier vanaf mijn hut het beste pad naar beneden naar het dal! Want hier bevindt zich de eerste bron van de beek de Arnon, en die stroomt niet steil naar beneden; het pad is daarom goed begaanbaar, terwijl de andere bronnen, die met elkaar de Arnon vormen, uiterst steil naar beneden stromen en de uiterst smalle paden heel moeilijk zijn voor een reiziger.'
Hoofdstuk 229: Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[23] Daarop zei Ik tegen de waard: 'Neem dan een andere karaf en vul die met water, en zet ons dat water voor!'
Hoofdstuk 229: Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  513 - 514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538  ...