Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 526 van 1166

...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...
[8] Voor Mijn vertrek zal Ikzelf de gasten van het kuuroord nog bezoeken en een uitnodiging tot hen richten, of ook zij het Godsrijk binnen willen gaan. Daarna pas kunnen jullie verder met hen praten. Degenen bij wie jullie in Mijn naam de handen zullen opleggen zullen gezond worden; maar dat moeten jullie pas doen, nadat Ik eerst het kuuroord bezocht heb. Vandaag zal Ik daar echter nog geen bezoek brengen.'
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Als jullie een zondaar hebben bekeerd en hij zit in aards opzicht in nood, help hem er dan uit. Als hij daarna nog eens zondigt, vermaan hem dan in liefde en word hem niet vijandig gezind! Want met de maat waarmee jullie in Mijn naam meten, zal jullie op jullie beurt weer gemeten worden!
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Kijk, Mijn vriend Marcus, zo is Mijn wil, wat dat punt betreft; wie daarnaar handelt, zal ook nooit gebrek aan Mijn zegen hebben.'
Hoofdstuk 159: Het beoefenen van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Toen hun metgezellen dat en nog een paar dingen over Mijn wijsheid hadden gehoord, wilden ze ook naar Mij toegaan en Mij om genezing van hun lichaam vragen. Maar de twee Grieken hielden hen daar vanaf, door hun te vertellen dat Ik het kuuroord misschien nog diezelfde middag zou bezoeken. Daarmee stelden de metgezellen van de twee Grieken zich voorlopig tevreden, maar ze wilden toch over niets anders dan alleen over Mij praten.
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Men zegt dat hij een Galileeër uit Nazareth en de zoon van een timmerman is, die het vak van timmerman ongeveer op zijn dertigste jaar volledig heeft opgegeven, leerlingen heeft aangetrokken en daarna aan zijn ambt als leraar en genezer is begonnen. De priesters van de Joden vervolgen hem echter, omdat het hele volk naar hem toegaat en in hem gelooft, omdat hij zijn leer met grote wonderen en andere grote tekenen bevestigt.
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Maar deze man bestaat en legt overeenkomstig de volle waarheid voor het oog van alle mensen getuigenis af van het feit dat Hij een echte, levende en werkelijk bestaande God is, wat wij niet eens blind hoeven te geloven, omdat wij ons daarvan met al onze zintuigen kunnen overtuigen; derhalve verklaar ik Hem alleen daarom al tot een enig ware God en verwijs ik alle andere, alleen in de fantasie en het inbeeldingsvermogen van de mensen ontstane afgoden naar het rijk van de vage en loze fabelen, omdat Hij jullie twee alleen door Zijn wil zo gezond heeft gemaakt als jullie, voorzover ik weet, vroeger nooit geweest zijn. Daarom zij Hem door mij reeds bij voorbaat alle aan een God toekomende eer bewezen! Ondanks mijn ook allang bestaande maag en leverklachten verheug ik me erop Hem te zien en Hem met alle liefde en diepe eerbied tegemoet te treden. Misschien zal Hij mij ook een volledige genezing waardig achten, wat heel gemakkelijk voor Hem is.'
Hoofdstuk 160: Wat de Griekse arts had vernomen en zijn getuigenis over de Heer (9.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Dat heeft nu die Man gedaan, die voor mij geheel en al de enig ware God is en vergeleken bij wie al het andere tot het duistere rijk der fabelen behoort, en daarmee heeft Hij mij duidelijker dan met duizend nieuw geschapen Zonnen aan het firmament bewezen dat mijn bewering volledig waar is; want een mens, ook al is hij toegerust met zelfs alle kunsten van orakelende magiërs, heeft in waarheid nog nooit op afstand iemands geheime wensen onderkend en nog minder zonder enig hulpmiddel enkel volgens zijn wil een lijdend mens zo totaal geholpen als ik nu geholpen ben.
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Wij wijzen jouw bewering helemaal niet af en zijn nu ook van mening dat jij je met deze opvatting niet vergist zult hebben; maar het is allemaal voor ons zo bliksemsnel gebeurd, en wij hebben dat met onze eveneens zeer bedorven maag en verzwakte geheugen niet zo snel kunnen verteren als jij, die nu helemaal gezond bent. Bovendien worden wij hier door verscheidene Grieken en Romeinen en door nog veel meer Joden afgeluisterd; als wij nu direct een luid gejuich aanheffen om wat wij beleefd hebben, waarover wij ons intussen ook in stilte erg kunnen verheugen, doen wij die op zichzelf goede en werkelijk goddelijk wonderbaarlijke zaak gemakkelijk meer kwaad dan goed.
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen de arts op die manier over Mij tegen zijn metgezellen had gesproken, die met uitzondering van de twee reeds genezen Grieken bij sommige beweringen van de arts, die een helder verstand bezat, toch hun schouders ophaalden, wat Ik heel goed wist, genas Ik door Mijn wil de arts even volledig van al zijn oude kwalen als eerder de twee Grieken op de berg; hij merkte dat ogenblikkelijk en met het meest blije gezicht ter wereld begon hij de volgende toespraak: 'Luister, vrienden, de Man die ik tegenover jullie ondanks jullie herhaaldelijk schouderophalen naar mijn inzicht en volle overtuiging tot een enig ware God verhief, heeft het gewenste wonder al aan mij gedaan - zonder Zich aan ons te vertonen! Want ik voel mij nu ineens zo gezond en in al mijn lichaamsdelen zo fris en gesterkt als nooit tevoren in mijn reeds tamelijk lange leven.
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Omdat ik nu tot in de binnenste vezels van mijn lichaam en leven meer dan overtuigd ben van de grote waarheid van mijn bewering, vrees ik ook niemand meer, geen Griek, geen Romein en nog minder een vals kwezelende Jood! Hadden al diegenen die zich hier net als wij vanwege hun ziekten in dit nieuwe kuuroord bevinden, mij op een even wonderbaarlijke manier kunnen helpen als mijn luid en openlijk beleden God en Heer mij heeft geholpen?
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Maar als de almacht van Zijn wil nu zo openlijk aan mij bevestigd wordt, waarom zou ik, die op Zijn hulp kan rekenen, tegenover de machteloze mensen zwijgen? Zou ik soms bang moeten zijn om door de een of ander ter verantwoording geroepen te worden vanwege mijn nieuwe belijdenis, die op levende ervaring berust? Waarlijk, wat dat betreft zou ik voor de keizer nog niet bang zijn!
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Een tiran kan wel mijn lichaam doden, maar de ziel niets meer doen; Mijn God kan echter de doden weer levend maken en heeft onze zielen in Zijn macht, anders zou Hij onmogelijk ieder ogenblik onze meest geheime gedachten, wensen en begeerten kunnen weten.
Hoofdstuk 161: De belijdenis van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Nu kwam er een voorname Romein, die de arts al een poos had staan afluisteren, naar onze arts toe en zei tegen hem: 'Vriend, wat voor een enig ware God heb jij dan gevonden, ter wille van wiens almacht jij hier tegenover je meer bescheiden metgezellen aan alle oude goden, alle mensen, alle furiën en duivels, aan de wilde verscheurende dieren, adders en slangen en in jouw fantasie wellicht ook aan de elementen de oorlog hebt verklaard? Je kent de wetten van Rome en de strikte en onverbiddelijke handhaving ervan, en ik ben een Romeinse opperrechter en heb mijn mensen hier. Wat zou je zeggen als ik jou nu, ondanks de almacht van jouw nieuwe God waarvan je zeker weet of hoopt dat die jou zal beschermen, toch door mijn gerechtsdienaren liet grijpen en in een ellendige kerker liet werpen? Rechtvaardig jezelf nu dus over jouw nieuwe, enig ware God, of er zal met je gebeuren wat ik je heb gezegd!'
Hoofdstuk 162: Het gesprek tussen de Romeinse opperrechter en de Griekse arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Kijk, zo iemand hebben wij gevonden! Daar staan er twee, die vanmorgen op de berg door Hem, alleen door Zijn wil, genezen zijn. Zij hebben ons dat blijde bericht gebracht en ik, die arts ben op Melita -zoals u wel zult weten omdat u mij een jaar geleden vanwege mijn wijdverbreide goede naam zelf bezocht hebt en ik de ongeneeslijkheid van uw oude kwaal evenals mijn eigen slechte toestand goed heb onderkend -heb afgaande op de overtuiging van mijn twee vrienden in mijzelf een volledig vertrouwen in die waarachtige Godmens opgevat en Hem gevraagd of Hij mij op dezelfde manier wilde helpen als Hij mijn twee vrienden heeft gedaan, als Hij misschien vandaag nog zegenrijk naar dit kuuroord zou komen, zoals Hij beloofd had.
Hoofdstuk 162: Het gesprek tussen de Romeinse opperrechter en de Griekse arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Maar ik had die wens nog maar nauwelijks met het volste vertrouwen in de wonderbaarlijke macht van die Godmens tegenover deze plaats en lotgenoten van mij hardop uitgesproken, of er schoot als het ware een bliksem door alle vezels van mijn lichaam -en kijk, op hetzelfde ogenblik werd ik zo volkomen gezond als ik nooit tevoren geweest ben!
Hoofdstuk 162: Het gesprek tussen de Romeinse opperrechter en de Griekse arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...