Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 526 van 1110

...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...
[15] Toen deze zich in een bepaalde orde rond onze tafel opstelden, zei de commandant met een zeer heerszuchtige stem: 'Kijk, buitengewoon gevolmachtigde Jood, dat is mijn effectieve volmacht, die jullie net zo lang gevangen zal houden tot jullie aan mijn eis zullen voldoen! Ken je die volmacht?'
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Kijk, de ruimte van deze zaal is hoog en wijd; het plafond is ruim zeven manslengten hoog, en hij is ongeveer twintig manslengten lang en twaalf breed! Nu wil Ik dat jullie door Mijn alomvattende volmacht samen met jullie scherpe wapens halverwege de hoogte van deze zaal vrij in de lucht zullen zweven, en dan zullen we zien wat jullie scherpe en leeuwachtige volmacht jullie zal baten; en totdat je helemaal zult afzien van je onrechtvaardige eis aan Ebal en Mij, zal je voet geen vaste grond raken. Het geschiede zoals Ik nu heb gezegd!'
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Ebal liet dat direct gebeuren, en de drie werden uitstekend verzorgd en aten en dronken. Toen ze zich bij de wijn enigszins hersteld hadden van hun angst en vrees voor Mij, begonnen ze ook harder en moediger te praten, en de commandant wilde al verschillende keren van zijn stoel opstaan en naar Mij toegaan om een gesprek met Mij te beginnen; maar zijn twee dienaren raadden hem dat af, omdat het volgens hen niet raadzaam was zich met grote magiërs in een gesprek te begeven, voordat die dat zelf wensten. Zodoende bleef de commandant nog rustig en liet zich nog meer wijn brengen.
Hoofdstuk 8: Een wonder van de Heer ontnuchtert de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Daarop schreeuwde de commandant vanuit de lucht naar Mij:'Ik smeek je, hoofd van alle magiërs of halve of hele god, bevrijd ons uit deze uiterst onverdraaglijke toestand, dan zal ik helemaal afzien van de uitgesproken straf; want ik zie nu maar al te duidelijk in, dat alle macht van zelfs het grootste rijk op aarde geen wedstrijd met jou kan aangaan! Bevrijd mij uit deze beklagenswaardige toestand, dan zal ik niet alleen de straf die ik jullie heb opgelegd helemaal kwijtschelden, maar me ook verder niet meer in het minst om jullie bekommeren en over deze kwestie zwijgen als een Egyptische piramide, en jullie kunnen in deze stad blijven zolang jullie willen en ik zal niemand van jullie dwingen deze plaats te verlaten!'
Hoofdstuk 8: Een wonder van de Heer ontnuchtert de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Toen ze weer vaste voet hadden gekregen, stuurde de commandant zijn soldaten direct weg en gaf ook de wachten, die buiten om de zaal heen stonden, het bevel om zich naar hun woonhutten en kampementen te begeven, wat ook onmiddellijk gebeurde. Zelf bleef hij echter met twee van zijn hoogste onderaanvoerders bij ons in de zaal, ging aan een kleine bijtafel zitten en liet zich brood en wijn geven, en nu zei hij tegen Ebal (de commandant): 'Dat kunnen jij en die almachtige ons voor de volledige kwijtschelding wel toestaan! Had je mij buiten iets gezegd over de macht van deze zeer uitzonderlijke mens, dan zou ik vast en zeker meer menselijke eisen aan je hebben gesteld! Maar wie had ook kunnen vermoeden dat zich onder deze mensen, die volgens jou je oude vrienden zijn, een aan de goden gelijke almachtige magiër bevindt?
Hoofdstuk 8: Een wonder van de Heer ontnuchtert de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Ik zei: 'Vandaag is het werk, waarvan het moeilijkste deelons nog te wachten staat, belangrijker dan de omgeving buiten, die hier in Genezareth niet veel liefelijks te bieden heeft. Wie van jullie echter naar buiten wil gaan, is daar vrij in; maar Ik blijf hier.'
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Blijf dan, waar het Godsrijk en het eeuwige geestelijke leven ervan heerst; want Ikzelf ben de Waarheid, het Godsrijk, de Opstanding en het eeuwige Leven. Wie in Mij gelooft zal het eeuwige Leven ontvangen, wanneer Ik hem op de jongste dag zal opwekken. In degene die in geloof en in liefde in Mij blijft, zal Ik ook blijven; en in wie Ik blijf, heeft het eeuwige leven reeds in zich en zal de dood nooit zien, voelen of smaken. Blijf dus hier bij Mij, en door jullie liefde in Mij!'
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Op de manier zoals de Farizeeën het jullie leren, helemaal niets! Want het lichaam, dat voor een korte tijd de ziel als een naar buiten toe handelend instrument dient, zal noch in het dal van ]Josafat noch ergens anders op deze aarde op een bepaalde jongste dag opgewekt en weer met zijn ziel verenigd worden in de vorm waarin het de ziel hier voor een korte tijd heeft gediend.
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Nauwelijks had Ik dat tegen Ebal gezegd, of de commandant stond onmiddellijk op van zijn stoel en kwam met een vriendelijk gezicht naar Mij toe.Toen hij bij Mij was, zei hij: 'Grote en machtige meester op het mysterieuze gebied van uw kunst en wetenschap, waardoor u alle geheime krachten van de natuur aan u hebt onderworpen, ik heb jullie gesprekken met gespannen aandacht beluisterd en daaruit afgeleid dat jullie allemaal tot die Joodse godsdienstige cultus behoren, die veel goeds, maar daarnaast heel veel slechts bevat, waaruit zich langzamerhand de vele misbruiken van jullie priesters in nog veel ergere mate ontwikkeld hebben dan bij ons heidenen, zoals wij door jullie rechtzinnigen worden genoemd.
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Maar hoe het ook zij, u, machtige meester, schijnt veel dieper ingewijd te zijn in jullie godsdienst dan de overigens ook heel wijze Ebal?! Alleen begrijp ik niet wat u ermee hebt willen zeggen toen u zei dat alleen u het grondbeginsel van alle bestaan, leven en voortbestaan bent! U zou de waarheid en het eeuwige leven zijn; wie in u gelooft en u liefheeft, zou nooit de dood zien, voelen en smaken. Evenzo zou u ook degene zijn die de zielen op de jongste dag tot het eeuwige leven zal opwekken, en nog meer van dergelijke dingen.
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Kom dan samen met je twee ondergeschikten aan deze tafel zitten; dan zullen we zien hoever jullie gebracht kunnen worden!'
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Kijk, in het begin van ieder begin en voor het bestaan van ieder bestaan was het Woord! Dit Woord was bij God, want God Zelf was het Woord, en alles wat er is en wat de eindeloze ruimte vult, waar jullie wijzen al over gesproken hebben, is door het Woord geschapen en zonder dat Woord is er niets geschapen.
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] De commandant zei: 'Gelezen heb ik ze wel, evenals veel andere dingen; maar wie kan ze begrijpen? Jullie priesters begrijpen ze niet; hoe zou ik als Romein ze moeten begrijpen? Ze hebben net zo onbegrijpelijk geschreven als u nu tegen mij over uzelf hebt gesproken!
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Ik zie wel dat ik bij u nooit duidelijkheid zal krijgen; laten we als u het goedvindt, liever over andere dingen gaan praten! Zeg mij toch, wonderlijke, oppermachtige meester, in welk land bent u eigenlijk geboren, en tot welk volk behoort u wat uw lichaam betreft!?'
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Dit verhaal deed de drie Romeinen erg versteld staan, en ze wisten nu niet wat ze eigenlijk van Mij moesten denken.Want ze geloofden allang niet meer in hun goden, en nog minder in de God van de Joden; ze leefden volgens Epicurus, en een Godheid was voor hen een onding. Maar nu ontdekten ze goddelijke eigenschappen aan Mij, en ze wisten niet hoe die te verenigen waren met iemand die naar hun mening ook alleen maar tijdelijk als mens leefde en bestond.
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...