Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 526 van 1088

...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...
[6] De koning, die Petrus en ook Marcus erg liefhad, raadde Petrus dat af, aangezien hij wel wist door welke geest zijn Baalpriesters bezield waren, en hij zei speciaal tegen Petrus: 'Kijk eens, wij leven hier in een land waar zich vooral verder naar het oosten tot aan de grote rivier de Ganges overal allerlei wilde en verscheurende dieren bevinden en het ook vergeven is van allerlei giftig onkruid! Waar God de Heer echter zulke dieren en giftige planten in zulke grote aantallen laat groeien, daar is de aardbodem en met name ook de lucht vast en zeker vervuld van boze geesten en duivels, en die rennen rond als hongerige en brullende leeuwen, tijgers, panters en hyena's en proberen iemand uit de klasse der mensen te vinden om hem te verscheuren.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Daarbij werd hem door de genezenen ook verteld dat de priesters van de stad hem met alle vriendelijkheid naar hen toe hadden gebracht, dat hij hen op wonderbaarlijke wijze beter had gemaakt en bovendien een dode weer tot leven had gewekt. Ze voegden er nog aan toe dat hij daarna met de priesters verder landinwaarts was gegaan.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Maar de meer dan tweeduizend priesters in die stad verging het daarna slecht. De koning spaarde niet een van hen, liet hen door zijn soldaten allemaal doden en daarna op meer dan vierhonderd wagens ver weg naar een woestijn brengen, waar hij hen uit de wagens liet gooien om daar als voedsel voor de vele wilde beesten te dienen.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Maar Ik zei tegen hem: 'Als je in Mij gelooft, Mij voortdurend liefhebt en volgens Mijn leer leeft en handelt, zal Ik in de geest altijd bij je blijven, maar met Mijn lichaam zal Ik niet lang meer op deze aarde zijn; want Mijn tijd loopt ten einde, en Ik heb nog veel te doen in andere steden en dorpen; daarom zal Ik met Mijn leerlingen dan ook onmiddellijk verder naar het zuiden reizen.
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Daarna keerde hij weer terug naar huis en wij trokken nog ruim een halve dagreis verder naar het zuiden, en wel over zeer woeste en dorre grond; daar troffen wij slechts enkele herders met hun magere kudden, die op ons toeliepen om ofwel een aalmoes van ons te vragen of in het ergste geval af te dwingen.
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Maar eigenlijk is hij niet dom; want hij verstaat heel goed de kunst om door zijn toespraken en wonderen de heidenen -zowel Romeinen als Grieken -voor zich te winnen, om ons later met hun hulp ten val te brengen. Maar dat zal hem niet lukken! Maar hij moet maar niet al te vaak naar Jeruzalem komen, anders zullen wij een einde maken aan dat goddelijke zoonschap van hem op een manier die hij echt niet prettig zal vinden.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Wij kwamen al snel bij hen, keken helemaal niet naar de plek waar zij stonden en liepen hen zwijgend voorbij.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Ik zei tegen hem: 'Ben jij hier soms een stadsrechter, die als enige het recht heeft om reizigers uit te vragen wat hen naar de stad heeft gebracht en inzage in hun reispapieren mag verlangen?'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Toen zei die Farizeeër: 'Ik ben geen stadsrechter, maar ik ben een overste van de Joodse gemeente hier en heb als zodanig ook het recht om aan reizigers te vragen met welk doel ze naar deze stad zijn gekomen -en jou en je gezelschap wel in het bijzonder, omdat ik je uit Jeruzalem ken en maar al te goed weet dat jij geen vriend van ons bent en je in het geheel niet aan onze oude voorschriften houdt, omdat wij niet kunnen en willen aannemen wat jij tegenover ons en het volk maar al te duidelijk beweerd hebt te zijn.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] Jullie hebben Beëlzebub als vader en leren en handelen volgens zijn ingeving, wat Ik maar al te goed zie. Ik ben echter herhaalde malen naar jullie toegekomen om je uit zijn boeien te bevrijden; maar het bevalt jullie beter om dienaren van de duivel te blijven dan dienaren van de ene en enig ware God te worden, die jullie niet kennen en nog nooit hebben gekend. Blijf dus dienaren van wie jullie willen; Ik zal dat ook doen, en binnenkort zal Ik voor de ogen van de hele wereld openbaar maken wie jullie zijn en wie Ik ben. En laat ons nu gaan, en het ga je goed in naam van degene die jullie dienen!'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] Deze woorden van Mij beledigden deze Farizeeërs in zo buitengewoon hoge mate, dat ze Mij en Mijn leerlingen onmiddellijk naar het kantoor van de stadsrechter wilden brengen.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[23] Ik ben met Mijn leerlingen heel rustig naar jullie toegekomen en heb niemand van jullie met ook maar één enkel woord of door een gelaatsuitdrukking lastig willen vallen, hoewel Ik al van enige afstand hoorde wat voor laaghartige praatjes jullie met elkaar over Mij hadden; derhalve zou Ik het recht hebben gehad om jullie ter verantwoording te roepen over wie jullie hier in den vreemde het recht heeft gegeven om opmerkingen over Mij te maken, die Mij noch een van Mijn leerlingen konden bevallen. En dus zeg Ik jullie nu nog één keer dat Ik de Heer ben en de macht heb om deze stad binnen te gaan en Mij daarin niet door jullie te laten hinderen; als dat echter niet genoeg is voor jullie en jullie bij je voornemen willen blijven, zal Ik daar wel met goed gevolg tegen op weten te treden!'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[24] Na deze woorden van Mij zei Dismas, die de hele kwestie toch wat pijnlijk vond, tegen zijn zeer hardnekkige metgezel: 'Laat hen in Godsnaam maar verder gaan! Laten wij eenvoudigweg naar ons gezelschap terugkeren; want met dergelijke mensen, die in het bezit zijn van geheime krachten, wil ik verder niets te maken hebben! Als ze in strijd met Gods wil handelen, zal God hen te zijner tijd wel weten te tuchtigen en vernietigen; als ze echter toch hoe dan ook overeenkomstig de wil van de Almachtige handelen, zullen wij niet in staat zijn iets tegen hen uit te richten.'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[25] De metgezel van Dismas wilde daar echter niet naar luisteren, maar riep de anderen, die langzaam achter hen aan liepen, om hem te hulp te komen en samen met hem Mij en Mijn leerlingen naar de stadsrechter te brengen.
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[26] Ik zei: 'Tot hier en niet verder met jullie Beëlzebubwoede tegen Mij en Mijn leerlingen! Ik zal tot morgen wachters voor jullie neerzetten, die jullie aan geen enkele poort deze stad binnen zullen laten; en die wachters zullen ook het teken zijn dat jullie van Mij verlangden. Hopelijk zullen jullie daaraan zien dat Ik volkomen naar waarheid Heer over alle schepselen op deze aarde ben en ook nog Heer oneindig ver daarbovenuit, veel verder dan jullie je ooit kunnen voorstellen. Ik wil het, en zo geschiede het!'
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...