Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 526 van 1112

...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...
[25] De waard ging weg, bracht ons een grote karaf vol water en zette ook nog een voor ons toereikend aantal drinkbekers op tafel en zei wat knorrig, Als mijn wijn jullie niet smaakt, drink in Neptunus' naam dan water!'
Hoofdstuk 229: Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[26] Maar Ik zegende het water en veranderde het in wijn, zoals Ik al vaker had gedaan. Toen werd ieders tweede beker daarmee gevuld, en wij dronken en versterkten ons.
Hoofdstuk 229: Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[27] De waard merkte echter dat het water ons heel goed smaakte, en zei: 'Eigenaardig, dat mijn slechte water jullie beter schijnt te smaken dan mijn wijn; ons water is namelijk niet goed, omdat wij eigenlijk geen bronwater bezitten, maar genoegen moeten nemen met water uit de Jordaan, die hier vlakbij de Dode Zee geen goed water meer heeft voor een dorstig mens!'
Hoofdstuk 229: Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Daarop reikte Ik de waard een beker vol water, en hij was heel erg verbaasd dat hij in plaats van water een buitengewoon goed smakende wijn in zijn mond kreeg, en toen zei hij: 'Volgens mij zijn jullie magiërs en heksenmeesters; met zulke mensen is niet goed om te gaan!'
Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Dit wonder deed hem versteld staan, en hij zei dat het veranderen van water in wijn niet zo onbekend was, want hij wist dat ook de Bacchuspriesters iets dergelijks hadden gedaan; maar het vermeerderen van brood sloeg hij hoger aan. Want van iets dat er was kon iemand, die de geheimen kent, wel iets maken -maar iets scheppen als er niets is, dat leek hem van goddelijke aard te zijn; want dat konden alleen de goden, maar mensen nooit ofte nimmer!
Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik zei: 'Dat is allemaal niet nodig; want als Ik wilde, zouden de hele Jordaan en de Dode Zee zich in één ogenblik in de beste wijn veranderen! Maar we hebben nu voldoende brood en wijn, en dus kun je met ons mee-eten en hoef je je kelder niet verder aan te spreken!'
Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Daarop zei de waard: 'Luister, mijn wonderbaarlijke vriend en gast! Ik zou je wel vriendelijker tegemoet getreden zijn, maar jouw gedrag tegenover mij was ook enigszins afwijzend. Want ik heb jullie vlees en vis aangeboden; maar daar maakte jij een opmerking over waar ik niet blij mee kon zijn. Ik kon er weliswaar niet achter komen hoe je wist dat mijn vissen niet vers zijn, en dat ik jullie ook alleen varkensvlees kon aanbieden. Jouw opmerking was wel juist, maar ik heb me er toch over geërgerd; want je zult wel begrijpen dat geen mens - of hij nu Jood, Griek of Romein is - zich graag laat beledigen. Ik zie nu wel dat jij iets buitengewoons moet zijn -want je hele wezen schijnt door een hogere geest bezield te zijn -maar desondanks kan ik je zo laat in de nacht alleen maar aanbieden wat ik bezit. De enige fout die ik tegenover jou heb begaan is waarschijnlijk dat ik jullie niet de beste wijn uit mijn kelder heb voorgezet; maar die fout kan ik toch wel goedmaken, en ik zal je onmiddellijk een karaf van mijn allerbeste wijn op tafel brengen.'
Hoofdstuk 230: De ontoeschietelijke waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Hierna kwam de waard weer naar ons toe, viel voor Mij op zijn knieën en zei: 'O edele mensenvriend, u bent hier nog maar nauwelijks een uur en hebt mij al tot uw schuldenaar gemaakt! U moet een grote profeet onder de Joden zijn, die u vast niet herkennen; want voorzover ik het kan beoordelen zijn de Joden het slechtste volk, vooral die in de steden wonen, en voorzover ik weet vervolgen hun buitengewoon trotse priesters alle grote mannen die uit hun midden zijn opgestaan en beschouwen iedere gewone Jood die zich met een Romein of een Griek inlaat, als een zondaar -maar het goud van de Grieken en Romeinen verachten ze niet, wat mij maar al te goed bekend is!'
Hoofdstuk 232: Het oordeel van de waard over de Joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Daarna begaf de waard zich weer direct naar ons toe en zei tegen Mij:'O mijn wonderbaarlijke, beste vriend! Met deze gasten, die nu zijn aangekomen, zal ik me niet zoveel bemoeien; want ik heb direct gezien dat het kooplieden uit Jeruzalem zijn, in wier gezelschap zich drie levieten bevinden, die ook handel drijven.
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Toen deze zich weer bij zijn metgezellen bevond, zei de waard tegen Mij: 'Ik heb wel betere wijn, en het spijt me nu dat ik die u en uw metgezellen om dezelfde reden heb onthouden als waarom ik nu deze net aangekomen gasten de wijn onthoud. Maar het spreekt toch vanzelf want ik hield ook jullie voor Joden; en dat ik absoluut geen vriend van de Joden kan zijn, daarvan heb ik jullie de reden uiteengezet. Maar ik heb wat jullie betreft al heel gauw gezien dat jullie wel naar het uiterlijk tot het geslacht der Joden behoren, maar jullie innerlijk schijnt ver verheven te zijn boven het huidige jodendom.
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Alleen één ding is mij opgevallen -voorzover ik het heb begrepen -en dat is, dat de Joden op een nieuwe koning hopen, die met grote macht en kracht zal komen en voor de Joden een groot, machtig en onoverwinnelijk rijk zal vestigen. Maar ik ben van mening dat deze koning, waar de Joden op hopen, nog heel lang op zich zal laten wachten, en dat zij zich de Romeinse overheersing nog aardig lang zullen moeten laten welgevallen.
Hoofdstuk 233: Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Maar Ik zeg je ook dat deze titel weldra van dit volk zal worden afgenomen en aan jullie heidenen zal worden gegeven. Dit volk, dat zich nu zo groot en hoogmoedig gedraagt, zal over de hele wereld verstrooid worden, en het zal tot aan het einde der tijden geen land en geen koning uit zijn stam bezitten.
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Iedereen die de waarheid zoekt zal die gemakkelijk en zeker vinden, en zal daardoor het volkomen vrije, eeuwige leven in zich hebben.
Hoofdstuk 234: De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Wanneer jij of iemand anders met een geschikt schip langs de oever van die zee zou varen, op een tijd dat de zee geen dampen afgeeft, zou je nog enkele resten van kleinere steden onder de waterspiegel zien; maar, zoals gezegd, de oevers van die zee mogen alleen bevaren worden als er boven het oppervlak van het water geen damp te zien is.'
Hoofdstuk 235: Het ontstaan van de Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Het is gemakkelijk te begrijpen dat bij deze gelegenheid grote watermassa 's uit het inwendige van de aarde naar buiten moesten treden, en met het water ook een grote massa nevel en wolken, die tot een bepaalde hoogte opsteeg en als een wolkbreukachtige regen neerstortte, meer dan twaalf maanden lang. Dat was hoogst noodzakelijk, omdat anders in de loop van enkele jaren het hele oppervlak van de aarde in brand geraakt zou zijn; want op een diepte van ongeveer tweeduizend klafter***, (*** Een klafter = 1, 90 m.) en vaak veel minder, is brandbaar materiaal genoeg, zoals zwavel, aardpek en steenkool, evenals hier en daar buitengewoon grote bekkens met nafta.
Hoofdstuk 236: Het ontstaan van de Kaspische Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  514 - 515 - 516 - 517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539  ...