Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 529 van 1088

...  517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542  ...
[9] Een enorme keizerlijke burcht is natuurlijk wel een verbazingwekkend werk, dat de Meester ervan zeker eer aandoet; maar denk je niet dat het bouwen van een hele wereld, zoals de aarde is, nog aanzienlijk veel meer wijsheid en kracht vereist dan het bouwen van de majesteitelijke, kunstige keizerlijke burcht?
Hoofdstuk 170: De Heer stelt aan de opperstadsrechter enkele vragen die tot nadenken stemmen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Goed; nu vraag Ik je verder of je al eens een drager hebt gezien die het licht van de zon naar deze aarde brengt! Of heb je de band al gezien, waarmee de hemellichamen zodanig met elkaar zijn verbonden, dat ze voortdurend op dezelfde afstand rond hun grotere hemellichamen moeten bewegen? Of heb je al eens die krachten gezien, die zowel in planten als in dieren werken en allerlei dingen voortbrengen?
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Vriend, als die kiem niet ook in jou zou bestaan - waar jij als uiterlijk zintuiglijk georiƫnteerd mens weliswaar niets van weet -zou jij de Schepper jouw verwijten niet hebben gemaakt; want alleen de onverwoestbare levenszin in jou heeft je, onbewust voor jezelf, daartoe aangezet, en Ik ben Voornamelijk ter wille van jou naar deze streek gekomen, om je in woord en daad te tonen hoe ver en laag je nog achter de pijler van leven en licht staat! En nu hebben we voorlopig genoeg woorden over en weer gebruikt, en we zullen ter wille van jou ook tot enkele feitelijkheden overgaan.'
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Dan zoekt ze evenwel de geest in haar huis, die haar door af en toe lawaai te maken bij zich in huis wilde roepen; maar dikwijls hoorde ze dat lawaai niet door het wereldse tumult. Af en toe wierp ze wel een vluchtige blik in het inwendige van haar huis, waar ze echter maar weinig en onbetrouwbare dingen zag. Dan keerde ze zich na zo'n klein onderzoek al gauw weer naar buiten, waar het haar beter beviel dan in de donkere vertrekken van haar huis, waarin ze niets duidelijks meer kon ontdekken, omdat haar gezichtsvermogen door het uiterlijke licht teveel verblind en haar innerlijke vermogen om te horen door het harde wereldse tumult te sterk verdoofd was.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Hier en daar zijn er echter vreesachtige zielen, net als kinderen, die bang zijn voor het wereldse licht en het wereldse tumult. Die blijven dan liever thuis en houden zich bezig met wat zich in het huis bevindt. Als er nu lawaai te horen is, kunnen ze door een ruit, die niet verblind is door uiterlijk licht, heel goed van binnen naar buiten kijken en er snel en gemakkelijk achter komen wat het lawaai heeft veroorzaakt, en ze kunnen zich van veel dingen die ook in het huis gebeuren juister en eerder bewust worden dan degenen die zich buiten hun huis bevinden.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Voor mensen van jouw soort is dat inderdaad nauwelijks mogelijk, want die zijn vanaf het eerste begin te werelds ontwikkeld; ze hebben wel zoveel mogelijk hun natuurlijke gezichts- en begripsvermogen gescherpt, maar daardoor hun innerlijk geestelijk gezicht op de achtergrond geplaatst. Want het gaat hun met dat innerlijke geestelijke gezicht ongeveer zoals iemand die glazen ruiten in zijn huis heeft aangebracht. Hij bevindt zich echter buiten en hoort plotseling een hard geluid in het huis. Hij gaat dus onmiddellijk naar een venster en wil het inwendige van het huis zien; maar ondanks al zijn inspanning kan hij vrijwel niets ontdekken, want de weerspiegeling van het daglicht op de ruiten maakt dat onmogelijk. Als hij dus de oorzaak van het geluid te weten wil komen, blijft hem niets anders over dan de voordeur van het huis en alle tussendeuren open te doen en naar binnen te gaan, om te zien Wat de oorzaak van het geluid was; of hij moet een ruit kapotslaan en, als dat te weinig is, nog meerdere, om beter naar binnen te kunnen kijken naar wat het geluid heeft veroorzaakt.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Als de desbetreffende huisheer zich op het moment dat hij het geluid hoorde in het huis zelf in plaats van erbuiten had bevonden, dan zou hij eerder en gemakkelijker achter de oorzaak van het geluid zijn gekomen; maar omdat hij zich buiten bevond, kon hij niet aanwezig zijn op het moment dat het geluid optrad, maar pas later en in ieder opzicht minder goed, omdat zowel de oorzaak als het gevolg al verdwenen waren. Hij zou dan langdurig en met veel moeite alle hoeken binnen in het huis moeten doorzoeken en tenslotte een gebroken stuk vaatwerk vinden, waarvan hij dan zou moeten vermoeden dat het door een of andere beweging van boven naar beneden op de grond is gevallen, daarbij gebroken is en het lawaai heeft veroorzaakt. Maar toch heeft hij zelfs over dit vermoeden geen volledige zekerheid, omdat het gebroken stuk vaatwerk ook wel eerder gebroken had kunnen zijn -daarom is zijn aanname ondanks alles niet zeker, maar slechts een vermoeden, en dat allemaal vanwege het feit dat hij zich op het moment dat hij het geluid hoorde niet binnen, maar buiten zijn huis bevond.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Daarop zei de vader tegen hem: 'Hoe zou dat ook gekund hebben? Want hoe vaak ik ook naar je toekwam,je was nooit thuis en was altijd bezig in de uiterlijke wereld met haar licht, en daar is het onmogelijk voor ons om aan iemand te verschijnen en hem te onderrichten. Want zoals we nu zijn, zijn wij niet meer de verschijning die door een andere kracht bewerkstelligd wordt; wij zijn derhalve zelf de kracht die innerlijk in alle elementen werkzaam is. Die elementen kan de zintuiglijk ingestelde mens wel waarnemen -maar de werkzame kracht, die het eigenlijke, ware zijn in zichzelf is, kan een uiterlijk, op jou lijkend mens evenmin waarnemen als welke andere kracht ook die in de materiƫle wereld werkzaam is -tenzij hij in zichzelf in zijn ware zijn zou terugkeren en daardoor zijn innerlijk gezicht zou ontsluiten, dan zou hij ook het ware zijn van de werkzame krachten gewaar worden, ze in hun ware zijn aanschouwen en er ook mee in contact kunnen treden!'
Hoofdstuk 173: Een geestverschijning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik ben nu naar aardse tijdrekening toch al een zodanige tijd aan gene zijde, dat men toch wel iets bijzonders kan zien en ervaren; maar tot nu toe heb ik nog niets gezien wat enigszins overeenkomt met wat men in deze wereld over de wereld aan gene zijde geloofd, gedacht en verzonnen heeft. Ik heb de rivier de Styx gezocht en de schipper Charon, en heb geen van beide gevonden. Ik heb ook wel een poosje een dodelijke angst gehad voor een furie of voor de drie onverbiddelijke rechters Minos, Aeacus en Rhadamanthys alleen, niets van dat al! Ik heb het Elysium willen zoeken, ben wijd en zijd als het ware door een grote zandwoestijn rondgelopen, en zie, er was ook geen Elysium te vinden - kortom, ik zag en vond niets en niemand, behalve mijzelf en de zeer losse bodem waar ik mij op bevond.
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Terwijl ik daar levendig aan begon te denken, stond er ook al voldoende brood en wijn op tafel; bij de aanblik daarvan aarzelde ik niet lang, greep snel naar het brood en ook naar de wijn, want ik had al erge honger en dorst - en kijk, spoedig daarna voelde ik mij zeer gesterkt, en met mijn denken en fantaseren begon het veel levendiger en krachtiger te gaan!'
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Daarna keerden degenen die mij in mijn eenzaamheid hadden bezocht weer terug, en opnieuw volgde ik de verdere raad van mijn nog onbekende vriend op. En kijk, weldra kwam er een grote groep behoeftige zielen naar mij toe, en ik vroeg hen of ze iets zagen en waarnamen.
Hoofdstuk 175: Leiding in de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] En kijk, spoedig daarna kwamen jouw moeder en zusters naar mij toe, en ik kon met hen spreken, net als nu met jou! Ze geloofden wat ik hun vertelde en hebben het ook aan jou verteld; maar bij jou vond het tot nu toe geen geloof, omdat je je met je hele denken, liefhebben en willen te veel in de starre uiterlijke wereld hebt begeven.
Hoofdstuk 175: Leiding in de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Als dat omhulsel van je afwordt genomen, dan ben je zonder plaats, zonder enige vaste bodem en zonder een bepaald licht boven je -behalve wanneer je reeds in deze wereld de weg naar je innerlijk hebt gevonden. Dan gaat het aan gene zijde natuurlijk anders; want dan komt alles, de plaats en wat voor jou nodig is, al met je mee naar de andere kant en hoef je niet pas aan gene zijde door een vriend op de hoogte te worden gesteld hoe men bij ons een woonplaats en gezelschap verkrijgt. - Onthoud dat, mijn zoon!'
Hoofdstuk 175: Leiding in de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] In de grote wereld aan gene zijde bevinden zich reeds talloze betere Joodse en heidense geesten zoals jouw vader; als Ik binnenkort naar Mijn eeuwige oer-zijn terugkeer, zal ook aan al die betere heidenen en Joden aan gene zijde de juiste weg naar het volmaakte, eeuwige leven getoond worden. Alle slechte zielen zullen echter ook altijd de vrijheid hebben om hun leven te beteren en de weg van het licht op te gaan of in hun kwaad te blijven en zich daardoor eeuwig te laten kwellen; want in wat zijzelf willen, overkomt hun geen onrecht.
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Bij hem gekomen, vroeg ik hem direct: 'Jij schijnt je in een soortgelijke toestand te bevinden als ik! Onder onze voeten niets dan een zandvlakte, waar geen einde aan komt, boven onze hoofden een meer donkere dan lichtgrijze nevel, en verder ziet men alleen zichzelf en zijn in het zand gedrukte voetstappen. Er is ook geen wind, en van water of een ander object is helemaal geen sprake. Ik dwaal nu naar aardse tijdrekening ongeveer twee jaar in deze zandwoestijn rond, en vind niets waarmee men zich zou kunnen verzadigen en zijn eventuele dorst zou kunnen stillen. Ik weet dat ik het tijdelijke verlaten heb en als een echte arme ziel in deze woestijn rondzwerf, wat ik werkelijk buitengewoon onaangenaam vind. Ik heb heel veel moeite gedaan om hier in deze wereld, die een geesten of zielenwereld moet zijn, alles te zoeken en te ontdekken waar ik in de wereld zo half en half in heb geloofd, maar niets van dat alles
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  517 - 518 - 519 - 520 - 521 - 522 - 523 - 524 - 525 - 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542  ...