Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 54 van 215

...  42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67  ...
[5] Zelf was ik ook in de school en ik heb het voornaamste deel van Uw woorden heel goed gehoord; maar ik vond er niets in wat mij ook maar in het minst had kunnen verwonderen. Want dat U, hoewel thans in volmaakt menselijke vorm, Heer bent over hemel en aarde en over de hele geesten en zinnenwereld, was mij allang duidelijk. Wie buiten U kan voor het voedende brood voor alle mensen en dieren zorgen, en wie buiten U geeft de geesten, zoals ook nu onze zielen, eeuwig leven, liefde en wijsheid, hetgeen ik zie als het ware levende brood dat uit de hemelen komt?! Op deze wijze heb ik dat nog een paar van de betere mensen willen verduidelijken; maar hun domme opgeblazen verstand begreep het niet.
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Van dergelijke vragen heb ik er wel duizenden, en hoe meer ik erover nadenk, des te verwarder word ik en ik raak alleen maar steeds verder van het licht verwijderd in plaats van er dichterbij te komen, en juist door dat gezoek en gepieker kan ik nooit helemaal achter het beslist zeer wijze doel komen dat de Schepper heeft met deze en de talloos vele andere schepselen. Zoiets zou ook eigenlijk voor ons mensen ook helemaal niet nodig zijn, want schepselen zijn er nu eenmaal en de goede en wijze Schepper zal wel weten waarom Hij ze geschapen heeft.
Hoofdstuk 53: De bestemming van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Ja, Mijn beste vriend, op dat punt ben je echter wat moeilijk te helpen; want dan zou Ik heel lang met je moeten praten om je van alle ontelbare soorten schepselen het ware doel van hun bestaan uit te leggen. Alleen in het algemeen kan Ik je zoveel zeggen, dat alles wat voor de mensen zichtbaar en voelbaar geschapen is iets geestelijks is dat onder het gericht ligt en de bestemming heeft om via een lange rij van allerlei vormen tenslotte in een vrij en zelfstandig leven over te gaan.
Hoofdstuk 53: De bestemming van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar zelfs de uiterlijke vorm van de mens, namelijk zijn lichaam, heeft slechts waarde zolang de levende ziel daarin woont. Is de ziel eenmaal rijp geworden, dan verlaat zij voor eeuwig het lichaam, dat daarna wordt verteerd. Het is dan van geen belang door wie of door wat. Wat er nog aan substantieels tot de ziel behoort, wordt ook weer aan de ziel gegeven; al het andere gaat als voedingsstof in vele andere geschapen vormen over . Hier heb je heel in het kort een grondige beschrijving van al datgene waarover jij tevergeefs zoveel hebt nagedacht. - Begrijp je dit nu goed?'
Hoofdstuk 53: De bestemming van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'Zeker; want alleen diegene moet door de naastenliefde geholpen worden die deze nodig heeft, dat heeft waarde voor God. Daarom zeg Ik jullie er echter nog bij: Iemand die een gastmaal aanricht en daarvoor zijn rijke buren en vrienden uitnodigt, heeft daardoor weliswaar niet gezondigd, maar in de hemel zal hij daarvoor ook geen loon te verwachten hebben, omdat zijn vrienden hier hem daarvoor kunnen belonen. Nodig daarom de armen als gast uit, en het zal je in de hemel vergolden worden; want de armen kunnen het je hier niet vergelden!
Hoofdstuk 56: De voornaamste oorzaken van de ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Zo gaat het ook met hen die hun vele geld tegen rente uitlenen en na een bepaalde tijd hun kapitaal ook weer terugkrijgen. Zij begaan daardoor, als zij geen woeker bedrijven, zeker geen zonde; maar in de hemel zullen zij daarvoor geen rente tegoed hebben, - echter wel, als zij ook de armen in hun nood geld lenen zonder rente en ook zonder terugbetaling van het kapitaal. Dus, het ware werk van de naastenliefde is: alle soorten armen op iedere mogelijke goede wijze helpen.
Hoofdstuk 56: De voornaamste oorzaken van de ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Maar IK zei tegen hem: 'Geloof het, Mij is alle macht in de hemel en op aarde gegeven, en het water wordt hier dan ook zo sterk bewogen omdat Ik dat wil! Ik heb er echter een reden voor, waarvan je je later zelf zult kunnen overtuigen.'
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen zei DE RIJKE BURGER: 'Maar beste oude vriend, je zegt maar steeds hetzelfde! Wees toch eens nuchter en bedenk dat er in de eerste plaats nog nooit iemand als een volkomen wijs man uit de hemel op onze aarde is gekomen -en iemand van ons al helemaal niet! Hoe konden we dan weten dat achter de timmermanszoon, die ons persoonlijk maar al te bekend is en die met zijn vaderjozef en zijn broers meermalen bij ons heeft gewerkt, nu opeens de volledige Godheid moet schuilen?!
Hoofdstuk 58: Petrus en de rijke inwoner van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Als men jullie echter niet zal opnemen, of alleen maar op de wijze waarop je oude vriend nu jouw woorden heeft opgenomen, schud dan zelfs het stof van je voeten dat op zo'n plaats of in zo'n huis daaraan bleef kleven, opdat niets werelds van de mensen met je mee gaat! Want jullie weten dat Mijn Rijk niet van deze wereld is, maar dat het geschapen moet worden door het leren kennen en nakomen van Mijn woord in het innerlijk van de mens. Maar het scheppen van deze innerlijke levens en tevens hemelwereld blijft altijd een moeilijke zaak zolang aan de mens nog enige wereldse zin kleeft.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ik bedreigde het onweer, en het trok weg, en boven ons was de hemel onbewolkt en blauw, hetgeen de joodse Grieken erg veel genoegen deed en waarvoor zij Mij begonnen te prijzen.
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Nu zeggen jullie wel bij jezelf dat dat nu wel volkomen waar is, maar je vraagt je daarbij af waarom dat dan juist nu moet gebeuren, en hoe het dan met die hele reeds voorbijgegane, eeuwige tijd zit, waarin God net zo eindeloos volmaakt bestond als nu, -en wat er dan met de schepselen gebeurd is die deze huidige levensvervolmaking niet hebben kunnen bereiken omdat Ik nooit eerder een vleselijk lichaam zoals dat van een geschapen mens heb aangenomen.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] De mensheid was ten tijde van Noach niet zo goddeloos als jullie wel denken; zij was echter tegenover de God die zij maar al te goed kende, trots en erg hoogmoedig geworden en wilde zich in alle ernst tegen Hem verzetten en Hem Zijn macht afhandig maken. Zij deed wat ze wilde; en hoewel haar vanuit de hemel de meest wijze wetten gegeven werden, trad zij die met voeten en deed precies het tegendeel.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Kijk naar de bloemen op het veld die niet werken en ook niet oogsten, maar de Vader in de hemel zorgt toch zo voor hen dat zij gevoed worden en bovendien uiteindelijk nog veel prachtiger getooid zijn dan Salomo ooit in zijn grootste koningspracht.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'Zijn ook jullie dan nog blind, en onthouden jullie niets van wat Ik jullie zeg? Heb je vorig jaar niet die rijke jongeman gezien? Hij vroeg Mij wat hij moest doen om het eeuwige leven te bereiken. En Ik zei tegen hem dat hij de geboden moest houden en God boven alles en de naaste als zichzelf moest liefhebben. Toen bezwoer de jonge man dat hij dat al vanaf zijn kinderjaren had gedaan. Maar Ik zei daarop:'Goed dan, als je meer wilt, verkoop dan je hele bezit, verdeel de opbrengst onder de armen, en kom dan en volg Mij, dan zul je je daardoor een grote schat in het hemelrijk verwerven!' Meteen werd de jongeman treurig, keerde ons de rug toe en ging weer verder. Maar Ik maakte toen tegen jullie de opmerking, dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald* (* Een smalle neveningang bij de hoofdpoort van Jeruzalem ten tijde van Jezus) gaat, dan dat een rijke in de hemel komt. Toen waren jullie daar verbaasd over en dachten dat er dan maar heel weinigen in het hemelrijk zouden komen. En Ik zei tegen jullie, dat voor de mensen veelonmogelijk lijkt wat echter bij God nog altijd heel goed mogelijk is.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Opdat echter de eenmaal geschapen mens als uit zichzelf vrij voort bestaat, zichzelf vormt en versterkt en vervolgens als uit eigen kracht vrij wordt in denken, willen en handelen, heeft God reeds van eeuwigheid een orde vastgesteld. Volgens deze orde moeten de eenmaal uit God naar buiten gebrachte ideeën zichzelf geleidelijk aan steeds meer van God afzonderen en uiteindelijk in zekere zin het gevoel krijgen dat ze los van God bestaan en volgens hun eigen mening een vrije wil krijgen en vrij handelen, opdat hun leven daardoor volkomen duurzaam wordt en zij dan door van buitenaf gegeven lessen van God als toekomstige goden geleid en als het ware op eigen grond en bodem tot levensvervolmaking gebracht kunnen worden.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67  ...