Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 54 van 139

...  42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67  ...
[6] De koning, die Petrus en ook Marcus erg liefhad, raadde Petrus dat af, aangezien hij wel wist door welke geest zijn Baalpriesters bezield waren, en hij zei speciaal tegen Petrus: 'Kijk eens, wij leven hier in een land waar zich vooral verder naar het oosten tot aan de grote rivier de Ganges overal allerlei wilde en verscheurende dieren bevinden en het ook vergeven is van allerlei giftig onkruid! Waar God de Heer echter zulke dieren en giftige planten in zulke grote aantallen laat groeien, daar is de aardbodem en met name ook de lucht vast en zeker vervuld van boze geesten en duivels, en die rennen rond als hongerige en brullende leeuwen, tijgers, panters en hyena's en proberen iemand uit de klasse der mensen te vinden om hem te verscheuren.
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] God was van eeuwigheid een zuivere en volmaakte geest en kan daarom niets anders willen dan dat mettertijd al Zijn schepselen langs de door de Schepper voorziene wegen weer datgene worden wat Hijzelf is - alleen met het verschil dat zij, voordat ze in zekere zin tot materieel bestaan werden geroepen, niets anders waren dan enkel grote gedachten en ideeën van de Schepper. Die heeft Hij toen met de macht van Zijn wil in de loop van zeer lange tijden in zekere zin op zichzelf bestaand buiten Zichzelf geplaatst en hun een omhulsel gegeven, waarbinnen zij zichzelf geleidelijk aan steeds meer moesten beschouwen en leren kennen en door Mijn hen toch nog altijd doordringende kracht hun zin voor zelfstandigheid en vrijheid in zichzelf moesten laten ontkiemen.
Hoofdstuk 171: Over het werken van krachten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Voor mensen van jouw soort is dat inderdaad nauwelijks mogelijk, want die zijn vanaf het eerste begin te werelds ontwikkeld; ze hebben wel zoveel mogelijk hun natuurlijke gezichts- en begripsvermogen gescherpt, maar daardoor hun innerlijk geestelijk gezicht op de achtergrond geplaatst. Want het gaat hun met dat innerlijke geestelijke gezicht ongeveer zoals iemand die glazen ruiten in zijn huis heeft aangebracht. Hij bevindt zich echter buiten en hoort plotseling een hard geluid in het huis. Hij gaat dus onmiddellijk naar een venster en wil het inwendige van het huis zien; maar ondanks al zijn inspanning kan hij vrijwel niets ontdekken, want de weerspiegeling van het daglicht op de ruiten maakt dat onmogelijk. Als hij dus de oorzaak van het geluid te weten wil komen, blijft hem niets anders over dan de voordeur van het huis en alle tussendeuren open te doen en naar binnen te gaan, om te zien Wat de oorzaak van het geluid was; of hij moet een ruit kapotslaan en, als dat te weinig is, nog meerdere, om beter naar binnen te kunnen kijken naar wat het geluid heeft veroorzaakt.
Hoofdstuk 172: Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Bij hem gekomen, vroeg ik hem direct: 'Jij schijnt je in een soortgelijke toestand te bevinden als ik! Onder onze voeten niets dan een zandvlakte, waar geen einde aan komt, boven onze hoofden een meer donkere dan lichtgrijze nevel, en verder ziet men alleen zichzelf en zijn in het zand gedrukte voetstappen. Er is ook geen wind, en van water of een ander object is helemaal geen sprake. Ik dwaal nu naar aardse tijdrekening ongeveer twee jaar in deze zandwoestijn rond, en vind niets waarmee men zich zou kunnen verzadigen en zijn eventuele dorst zou kunnen stillen. Ik weet dat ik het tijdelijke verlaten heb en als een echte arme ziel in deze woestijn rondzwerf, wat ik werkelijk buitengewoon onaangenaam vind. Ik heb heel veel moeite gedaan om hier in deze wereld, die een geesten of zielenwereld moet zijn, alles te zoeken en te ontdekken waar ik in de wereld zo half en half in heb geloofd, maar niets van dat alles
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Maak je daar maar niet zoveel of helemaal geen gedachten over! De boze geesten, die men duivels noemt, keren uiteindelijk ook in zichzelf, maar daar vinden ze enkel uiterst kwade dingen, die hun eigenlijke liefde zijn. Hieruit scheppen ze voor zichzelf oorden die volkomen gelijkenis vertonen met hun innerlijke karakter, en geleidelijk aan zonderen ze zich af in bepaalde groepen -al naargelang de mate van hun boosaardigheid -en proberen iedereen te schaden. Als ze onder de mensen op deze aarde soortgelijke karakters bespeuren, vinden ze ook al gauw wegen om hen op bijna dezelfde manier te benaderen als jouw vader jou heeft benaderd, nemen dan eerst het vlees in bezit en vervullen het met van alles wat men maar slecht en boosaardig kan noemen.
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] In het begin treden ze stilletjes op en proberen ze de ziel in het vlees te trekken. Als dat gebeurd is, is de ziel al zo goed als verloren voor alles wat juist, rein, goed en waar is. En Ik ben juist Zelf in het vlees in deze wereld gekomen om aan deze oude kwalijke praktijken een definitief einde te maken ten behoeve van al diegenen die in Mij geloven en volgens Mijn leer zullen leven en handelen -want kijk, Ik alleen ben de Heer over alles in de wereld en over alles in het rijk der geesten! Geloof dat, dan zul je leven!'
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] In de grote wereld aan gene zijde bevinden zich reeds talloze betere Joodse en heidense geesten zoals jouw vader; als Ik binnenkort naar Mijn eeuwige oer-zijn terugkeer, zal ook aan al die betere heidenen en Joden aan gene zijde de juiste weg naar het volmaakte, eeuwige leven getoond worden. Alle slechte zielen zullen echter ook altijd de vrijheid hebben om hun leven te beteren en de weg van het licht op te gaan of in hun kwaad te blijven en zich daardoor eeuwig te laten kwellen; want in wat zijzelf willen, overkomt hun geen onrecht.
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Na deze woorden van Mij begonnen allen -ook zelfs mijn apostelen Mij zeer te loven, en ze zeiden: 'Nu, o Heer, hebt U weer eens heel duidelijk en verstaanbaar over verborgen dingen gesproken, en wij hebben een echt licht gekregen over het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam en hoe het daar is; alles wat op deze manier bestaat kan alleen door U, o Heer, in een helder licht geplaatst worden, en daarvoor zij aan U de innige dank van ons aller hart luid en welgemeend uitgesproken!'
Hoofdstuk 177: De afgodsbeelden in het huis van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Uit deze korte uiteenzetting zie je dat Ik absoluut nooit de veroorzaker van de menselijke lichamelijke ziekten ben geweest, maar de mensen zelf, en wel vanaf het tijdstip dat ze lichtzinnig en moedwillig Mijn geboden en regels, die Ik hun altijd heb gegeven, steeds meer begonnen te verlaten en hun verstand en hun wil volgden, die steeds meer verduisterd en verward raakte door de kwade geesten die zich in de lucht, de aarde en het water ophouden.
Hoofdstuk 182: De oorzaken van lichamelijke ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[19] Het ziek worden dat tegenwoordig voorafgaat aan de lichamelijke dood van de mensen is derhalve niets anders dan het gevolg van het bijna geheel verlaten van de aloude orde, maar is tegelijk ook een beschermer van de in menig mens nog gezonde ziel; want het zorgt ervoor dat de ziel zich geleidelijk aan uit haar slechte vlees terugtrekt, zich daardoor losmaakt uit de boeien van de kwade zielensubstanties van haar lichaam en, als die te erg beginnen huis te houden, zich met hulp van haar betere geest van gene zijde nog bijtijds voor altijd uit haar lichaam verwijdert. Daarna heeft ze voor eeuwig nooit meer ook maar de geringste wens om zich ooit weer in een lichaam te begeven -behalve als ze al geheel en al boosaardig uit haar lichaam is getreden en dan, om zich bitter op het vlees te kunnen wreken, probeert binnen te dringen in het vlees van een mens die nog op aarde leeft om dat op de meest wrede en onbarmhartige wijze te martelen, wat jullie al dikwijls hebben gezien en meegemaakt bij door boze geesten bezeten mensen.
Hoofdstuk 182: De oorzaken van lichamelijke ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De ene en enig ware Godheid heeft men met een zekere vrees en schroom vereerd als het onverbiddelijk noodlot, en de Grieken hebben voor dit noodlot zelfs een tempel gebouwd, en wel met de benaming: 'Gewijd aan de enige aan alle mensen onbekende God'. In die tempel was dan ook geen enkel beeld geplaatst, maar alleen een cirkel, die met de 'sluier van Isis' bedekt was, waar niemand achter kon en mocht kijken.
Hoofdstuk 192: Het ontstaan van het afgodendom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Deze eigenschap, waarvoor de geest van jouw vader je al heel betrouwbare mededelingen heeft gedaan, hebben ook alle zuivere geesten - en heel in het bijzonder Mijn engelen, die steeds klaar staan om Mij te dienen -in een meer volmaakte graad dan de minder zuivere en nog onvolmaakte geesten.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Het lichaam zelf ziet niets, en als het lichaam zelf iets zou kunnen zien, zou zijn oog niet zo'n kunstige inrichting nodig hebben. Die is er dus alleen ter wille van de ziel en niet ter wille van het lichaam zelf. Want als je de werkelijkheden zou kunnen aanschouwen in hun werkelijke grootte, zoals ze uit Mijzelf buiten Mij zijn geplaatst, zou je met een steen, nauwelijks zo groot als een vuist, in duizend jaar nog niet klaar komen; want alleen op het oppervlak ervan zou je al zulke wonderbaarlijke, bijzondere dingen aanschouwen, dat je daar vele jaren niet van zou kunnen scheiden.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[18] De kleinste diertjes, die nauwelijks met het oog te zien zijn, zullen ze met dergelijke instrumenten weliswaar in zo'n reusachtige grootte kunnen aanschouwen als jij nu met je oog een op zichzelf werkelijk groot dier kunt zien; maar al zouden ze zelfs het kleinste diertje in de reusachtige grootte van een olifant waarnemen, zou zo'n vergroting toch nagenoeg niets zijn vergeleken bij de werkelijke, ware grootte van zo'n diertje, zoals het door Mij in de wereld is geplaatst.
Hoofdstuk 195: De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Daarop zei Rafaël: 'Kijk, mijn beste vriend en broeder, diezelfde eigenschap die jij in je gedachten bezit, bezitten wij volmaakte geesten natuurlijk in een veel volmaaktere graad in het rijk Gods in werkelijkheid, en als reine en vrije geest in het rijk Gods zul jij diezelfde eigenschap als ik ook bezitten.
Hoofdstuk 202: Rafaëls bewijs van zijn snelheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67  ...