17481 resultaten - Pagina 538 van 1166
... 526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 ...
[18] Daarop begonnen de reizigers hun bagage aan land te brengen, en ze informeerden hoe ze hun reis over land tot aan de grote zee konden voortzetten. Dat werd hun ook uitgelegd, en onze Rafaël nam het op Mijn aanwijzing op zich om hen verder te brengen, zonder dat hij de reizigers ook maar in het minst verraadde dat hij meer was dan een gewoon aards mens. Wel deelde hij daarna in Tyrus de reizigers mee in wiens nabijheid ze zich hadden bevonden, daar waar hij hen op wonderbaarlijke wijze had gered.Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Het was nu echter al de achtste dag die Ik met Mijn leerlingen bij Marcus in rust had doorgebracht; en Marcus en ook de leerlingen vroegen Mij waarom Ik deze dagen in nagenoeg volkomen rust had doorgebracht, wat ze bij Mij nog niet hadden meegemaakt.
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Maar van nu af aan zal het afgelopen zijn met de rust.Wij zullen nu echt in de tIjd van de grote stormen komen, en binnen nauwelijks een halfjaar zal wel de grootste storm komen; die zal de Herder doden, en vele schapen van Zijn kudde zullen verstrooid raken in de wereld en zullen van het ene einde van de wereld tot het andere omwille van Mijn naam vervolgd worden! Pas als dat gebeurt, zullen jullie geheel en al inzien en te weten komen waarom Ik hier nu een paar dagen heb gerust.'
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Laat echter een goed schip in orde maken, want over een uur moet Ik naar Ebal* (* De waard van een herberg in Genezareth, waar de Heer al eerder was geweest. Zie deel 2, hfdst. 103-154.) in Genezareth! Wie Mij daarheen wil vergezellen kan dat doen. Mijn leerlingen kunnen Mij vergezellen samen met Kisjonah, die evenals Maria en Philopold met Mij mee moet komen naar Genezareth.'
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Toen ze klaar waren met dat werk, ontstond er een groot gejuich onder hen waarmee ze Mij prezen, en ze voeren voor ons uit naar Genezareth; daar wachtte Ebal met zijn mensen op de oever hen op, omdat hij sterk hoopte op een rijke vangst, aangezien hij veel gasten had. En deze ochtend hoopte hij des te zekerder op een rijke vangst, omdat zijn dochter Jarah een voorspellende droom had gehad, waarin ze Mij met Mijn leerlingen en vrienden over het water had zien aankomen, en dat de vissers daardoor ook een gezegende vangst zouden doen.
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Toen de vissers na een half uur bij de oever van Genezareth aankwamen en Ebal zag, wat voor rijke vangst ze hadden gedaan, zei hij direct met opgeheven handen: '0, mijn dochter, die vrome ziel, heeft een waar visioen gehad! Dat is een zegen van mijn Heer, van mijn God! Hem zij daarvoor alle lof en alle eer!'
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] op dit bevel van Ebal ging iedereen onmiddellijk aan het werk om uit te voeren wat hij bevolen had. Zelf stapte hij echter samen met Jarah in een klein schip en voer Mij tegemoet; toen hij en Jarah Mij vanuit de verte zagen en naast Mij Mijn moeder Maria, die ze reeds kenden, en Rafaël, Kisjonah, Philopold, Johannes, Petrus, Jacobus en de oude Marcus, die Mij ook naar Genezareth vergezelde, hieven ze van meer dan grote blijdschap hun handen in de hoogte en begroetten ons heel hartelijk met de gebruikelijke tekenen. Toen ze vlak bij ons waren, wilde er maar geen eind komen aan de liefdevolle begroetingen. Ebal en Jarah stapten beiden bij ons in het schip en lieten het aan hun schippers over om hun schip terug te varen.
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[22] Er werd heel veel gevraagd, en Ikzelf vertelde Ebal in het kort de belangrijkste momenten van Mijn werkzaamheden na de tijd dat Ik de eerste keer van Marcus verder reisde, en hij en Jarah lieten daar hun grote vreugde over blijken.
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[25] Ik zei: 'Vriend Ebal, laat dat maar achterwege; want jij weet toch wel waar Ik bij de mens naar kijk en luister, en iets anders is er tussen ons niet nodig! Wees dus maar heel opgewekt en blijf voortaan zoals je tot nu toe geweest bent, dan zul je je voortaan ook in Mijn liefde, genade en vriendschap kunnen verheugen. Maar laten we ons nu naar de nieuwe zaal begeven, waar we nog verder met elkaar zullen spreken!
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Onze Jarah, die weer nauwelijks van Mijn zijde wilde wijken, sprak nu met Mijn moeder Maria en met Rafaël. Aan hem vroeg ze veel dingen die ze in haar dromen had gezien en gehoord, en hij legde het haar heel vriendelijk uit. En Maria was erg verbaasd over de wijsheid van Jarah en liefkoosde haar hartelijk. En Ebal, die rechts van Mij zat, informeerde naar de namen van enkele leerlingen die hij niet kende, die Ik hem ook vertelde.
Hoofdstuk 6: De maaltijd bij Ebal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Toen de kinderen en dienaren van Ebal alle spijzen op tafel hadden gezet, kwamen ze naar Mij toe en groetten Mij hartelijk en dankten Mij dat Ik deze plaats nogmaals de liefde bewees om hier persoonlijk te komen. Ik legde hun de handen op en sterkte hen, waarvoor ze Mij opnieuw bedankten en daarna weer aan het werk gingen -want ze hadden deze keer veel vreemde gasten te bedienen, die hier nu ook vanwege hun gezondheid verblijf hielden. Want sinds Mijn eerste verblijf hier was het voorheen zeer ongezonde Genezareth veranderd in een kuuroord, en heel in het bijzonder de door Mij speciaal gezegende weide.
Hoofdstuk 6: De maaltijd bij Ebal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Ik zei: 'Mijn vriend, er zal zich weldra een geducht werk voor ons aandienen, dat ons veel te doen zal geven tot de nacht valt! Jijzelf zult Mij vanwege dat volbrachte werk niet genoeg kunnen loven. Maar laten we nu nog een poosje in deze eetzaal rusten; want deze keer hoeven wij het werk dat ons wacht niet op te zoeken - het zal ons gauw genoeg vanzelf vinden!'
Hoofdstuk 6: De maaltijd bij Ebal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Ebal, die de dienaar natuurlijk goed kende en wiens verlegen gezicht hem direct opviel, stond snel op, liep op hem toe en zei: 'Benjamin, mijn oude, trouwe dienaar, wat voor slecht bericht breng je mij? Want in je onrustige ogen lees ik niets goeds!'
Hoofdstuk 6: De maaltijd bij Ebal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De dienaar zei: 'Ebal, mijn heer en gebieder, ik heb niet de indruk dat er iets ergs in aantocht is, maar noch voor jou noch voor de aanwezige gasten zal het echt aangenaam zijn. Je kent de nieuwe Romeinse commandant wel, die pas enkele weken geleden uit de omgeving van Bethlehem hiernaartoe overgeplaatst is. Hij is hier dus een nieuwe bezem en wil om zijn aanzien te vergroten buitengewoon schoon vegen. Hij heeft via zijn alziende spionnen en oplettende wachters gehoord over de aankomst van dit hoge gezelschap, en is van mening dat hem direct bij aankomst van dit gezelschap gemeld had moeten worden wie er allemaal aangekomen zijn, waarvandaan, waarom en waarheen men verder zal reizen, en of iedereen voor zich of één persoon voor allemaal zich kan legitimeren.
Hoofdstuk 6: De maaltijd bij Ebal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Toen Ebal voor de commandant stond, snauwde deze hem direct met van woede gloeiende ogen toe (de commandant): 'Is dat bij jou de manier waarop mijn bevelen hier in acht worden genomen, en weet je nog niet wat degene te wachten staat, die de wetten van Rome niet in acht neemt?! Waarom heb je deze keer achterwege gelaten onmiddellijk bij mij aangifte te doen van de aankomst van een aanzienlijk aantal vreemdelingen, opdat ik mij er via deze dienaren van mij van had kunnen overtuigen of de aangekomenen hier al dan niet voor een bepaalde tijd opgenomen kunnen en mogen worden?
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)