Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 538 van 1088

...  526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551  ...
[1] (De Heer:) 'Want kijk, in de oertijd der tijden schiep Ik maar één, voor jouw begrippen onmetelijk grote zon -en als je 's nachts naar het firmament kijkt, dan zul je het met louter sterren bezaaid zien! En kijk, al die sterren, met uitzondering van de paar planeten die je wel kent, zijn ook zonnen waar omheen zich hemellichamen zoals deze aarde bewegen!
Hoofdstuk 211: De Heer als almachtige Schepper - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Men zegt dat er in het grote Indië werkelijk mensen bestaan die met de dieren kunnen praten; maar daar heb ik nog niets naders van te zien gekregen, en derhalve kan men zo'n sage al dan niet geloven. Het laatste is naar mijn mening dan ook het verstandigste!'
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Als nu de mens dat tot stand zal kunnen brengen, wil dat dan niet zoveel zeggen als: mijn evangelie is aan alle schepselen verkondigd? Want als jij met Mijn macht in jou een leeuw, een tijger of een beer kunt bevelen om weg te gaan naar waar zijn plaats is -zoals je Mij al verschillende keren hebt zien doen -zal je daarbij toch duidelijk zijn dat Mijn woord en wil door alle schepselen begrepen wordt.
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Mijn beste Simon Juda, nu zul je het beeld van de zaaier wel duidelijker begrijpen dan tot nu toe! Als er nu nog iets is wat je op dezelfde manier hebt begrepen als Mijn aansporing om Mijn evangelie aan alle schepselen te verkondigen, kom er dan mee naar voren!'
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Simon Juda zei: 'Heer en Meester, ik heb nog wel iets, en wel uit de tijd van Uw beroemde bergrede; maar eerlijk gezegd schaam ik me om dat naar voren te brengen, omdat mijn domheid daardoor nog een graadje sterker belicht zal worden!'
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik weet wel, o Heer en Meester, dat ik hiermee iets heel doms en belachelijks naar voren heb gebracht -maar wat heeft het voor zin dat U die dingen in Uw bergrede hebt gezegd, als ik ze niet in de ware geestelijke betekenis heb kunnen begrijpen, evenals ik Uw prediking in Kapernaüm niet goed heb begrepen, waarin U uitdrukkelijk hebt bevolen Uw vlees te eten en Uw bloed te drinken, omdat men anders niet het eeuwige leven zou kunnen ontvangen en Uw rijk binnengaan?
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Ik zei: 'Breng nu maar naar voren wat jou nog enigszins krom voorkomt!'
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik denk, o Heer en Meester, dat er in deze leer die U over de naastenliefde hebt opgesteld -natuurlijk alleen naar het oordeel van mijn wereldse verstand nog heel wat kroms zit, dat door de rechtlijnige maag van ons gemoed niet zo gemakkelijk te verteren valt. Ik weet niet of ik verstandig of onverstandig heb gesproken; maar omdat ik toch geloof dat mijn wereldse verstand wel redelijk is, omdat ik U anders waarschijnlijk nooit als de Heer en Meester herkend zou hebben, ben ik dus ook van mening dat juist die redelijkheid van mijn verstand ook dergelijke kromme dingen herkent.'
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Wie dus zo'n erge vijand heeft, moet naar een wereldse rechter gaan en het bij hem aangeven, dan zal die bij degene die door en door slecht is geworden zijn boosaardigheid uitdrijven.
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Maar opdat jij, Simon Juda, dit goed begrijpt, moet je naar Mij luisteren, met beide oren tegelijk, opdat niet via het ene oor er weer uit gaat wat het andere heeft opgenomen, en het zodoende in je hart blijft hangen! Kijk, ieder aards rijk mens die veel meer goederen en geld bezit dan hij nodig heeft voor zijn aardse levensonderhoud, is ten opzichte van Mij steeds min of meer een onrechtvaardige rentmeester, omdat Ik de enige ware eigenaar van de goederen ben, en de goederen die hij de zijne noemt zijn alles bij elkaar genomen een onrechtvaardige mammon.
Hoofdstuk 216: Over de ontrouwe rentmeester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Als het slechte verstand het goede ergert, moet je dat onderkennen en voor altijd afstand doen van het slechte verstand, en evenzo moet je met de wil doen; en het is natuurlijk ook beter om met je goede verstand en wil het hemelrijk binnen te gaan dan met twee verstanden en willen naar de hel te gaan. Want ik houd het er nu op dat iemand die zich al naargelang de gesteldheid van zijn liefde voor de wereld nu eens door zijn slechte verstand en zijn slechte wil en dan weer door zijn goede verstand en goede wil tot allerlei handelingen laat verleiden, reeds op deze wereld een aartsduivel is. Want iemand anders, die als gevolg van zijn oorspronkelijke opvoeding alleen maar een slecht verstand en een slechte wil heeft en derhalve ook niet anders dan slecht kan handelen, is in feite eigenlijk geen boosaardige, maar veeleer een domme duivel, voor wie je nog tot U de bede kunt richten: 'Heer, vergeef hem en maak hem beter; want tot nu toe heeft hij niet geweten wat hij heeft gedaan!' O Heer en Meester, wees zo genadig mij te zeggen of ik nu goed en juist heb geoordeeld!'
Hoofdstuk 214: De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] In die tijd zullen ook twee joden in één bed slapen; de ene, die een bekende vriend van de Romeinen is, zal behouden blijven en de hardnekkige jood zal verworpen worden. Zo zullen er ook twee anderen in één molen malen; ook daar zal om dezelfde reden de ene behouden, de ander verworpen zijn. Wie op het veld werkt, laat die niet weer naar zijn huis terugkeren om zijn mantel te halen, en wie het dak op zijn huis repareert, moet niet van het dak zijn huis ingaan om iets te halen, maar laat hij liever van het dak op de grond springen en door te vluchten proberen zijn leven te redden! Want als hij in zijn huis afdaalt, zal hij zijn leven zeker verliezen; als hij echter van het dak springt, kan hij in het gunstigste geval zijn leven nog behouden en zichzelf door de vlucht redden.
Hoofdstuk 215: De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Simon Juda zei: 'Och, Heer en Meester, dat loont de moeite eigenlijk niet, maar omdat U het wilt: het gaat om Uw lof over de ontrouwe rentmeester en het wegsturen van de gast aan de maaltijd, omdat hij geen feestkleed aan had! Want daar komen twee onbegrijpelijke dingen in voor: ten eerste hoe en waar de gasten, die door de dienaren van de gastheer, die bij hekken en stegen werden opgevangen en naar binnen werden geduwd om aan het gastmaal deel te nemen, van de vereiste feestelijke kleding voorzien zijn, en ten tweede waarom die ene arme duivel, die ook door de dienaren van de gastheer naar het gastmaal werd gestuurd, eruit gegooid moest worden omdat hij geen feestkleding aanhad. Kijk, o Heer en Meester, die man die eruit werd gegooid en Uw lof over de onrechtvaardige rentmeester zijn voor mij nog twee kromme lijnen, die ik nog niet recht heb kunnen krijgen!'
Hoofdstuk 216: Over de ontrouwe rentmeester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Als hij dan met zijn onrechtvaardige rijkdommen tenminste de armen rijkelijk bedenkt, wanneer de aard van zijn ziekten, die Mijn boden zijn, hem heel duidelijk zegt: 'De Heer van deze goederen heeft veel tegen jou ten aanzien van je onrechtvaardige handelwijze, en je zult voortaan geen rentmeester meer zijn!', dan zal hij vrienden maken door de vele armen die hij veel heeft gegeven, en als hij dan spoedig daarna naakt en verlaten in Mijn rijk naar hen toekomt, zullen zij zich over hem ontfermen en hem zijn goede werk aan hen rijkelijk vergelden.
Hoofdstuk 216: Over de ontrouwe rentmeester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Kijk, daarom was Abraham Mijn lieveling en Ik heb hem en zijn hele huis veelvoudig gezegend -wat jullie kunnen afleiden uit het feit dat Abraham de voornaamste en grootste vriend was van de Koning der koningen en de Priester der priesters, die zonder begin en einde was en Melchizédek heette, aan wie hij zelf de tiende gaf en die onder de vele toenmalige koningen als enige het geluk en het recht had om de woonplaats van Melchizédek te naderen; en Deze is een keer Zelf naar hem toegekomen vergezeld van twee engelen en voorspelde hem, dat zijn bejaarde vrouw Sara hem een zoon ter wereld zou brengen, wat Abraham dan ook zeer vast geloofde!
Hoofdstuk 217: De verklaring van de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester en van het koninklijke gastmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  526 - 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551  ...