17481 resultaten - Pagina 539 van 1166
... 527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 ...
[2] Hierop zei Ebal: 'Gestrenge heer en gebieder, sinds u hier uw wetten toepast met een gestrengheid die wij, bewoners van deze stad, niet gewend zijn, heb ik nog nooit een berisping van u gekregen vanwege het niet tegemoet komen aan uw wil. Ook deze keer heb ik niet uit onwil tegen uw steeds moeilijker te verdragen verordeningen achterwege gelaten aangifte te doen van de komst van mensen, die geen vreemde gasten, maar mijn sinds lang bekende en oprecht beste vrienden zijn; maar alleen vanwege mijn grote vreugde over hun komst ben ik puur vergeten mijn plicht na te komen, waar ik mij nu goed van bewust ben, en ik denk dat ik niet tevergeefs een verzoek tot u richt, als ik u voor deze ene keer om genadige toegevendheid smeek.'Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] De commandant zei: 'De wet kent geen mededogen of toegevendheid! Je hebt mijn wet overtreden - ofwel omdat je het vergeten bent of uit onwil, wat bij mij hetzelfde is - en je bent derhalve ook zonder meer strafbaar. Enkel en alleen omdat je een voorname en in aanzien staande burger van deze stad bent, zal ik de strafniet in een lichamelijke, maar in een aanzienlijke geldstraf omzetten; en als je niet aan mijn gerechtvaardigde eis voldoet, laat ik je kinderen als gijzelaars gevangen nemen, en je zult hen niet weer in je bezit krijgen, zolang je mij het verlangde bedrag niet tot op de laatste stater betaald zult hebben! De straf bedraagt duizend pond goud en tienduizend pond zilver, en moet binnen drie uur aan mij betaald worden! Je weet nu watje te doen staat, en met jou ben ik klaar. En nu richt ik mijn ambtsuitoefening op jouw aangekomen vrienden, dus breng mij nu onmiddellijk naar je nieuwe zaal!'
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De commandant zei: 'Degenen over wie jij de heer bent, zijn vrij van straf; maar jij, die weinig respect voor mij lijkt te hebben, omdat je een kwalijk oordeel over mijn strafmaat hebt uitgesproken, zult mij binnen drie uur hetzelfde bedrag overhandigen datje voor je vriend Ebal te onmenselijk vond en waarvan Je meent dat het op geen enkele Romeinse wet gebaseerd is! Ik zal jullie Joden wel eens laten zien en begrijpen dat de wetten van Rome wel degelijk gefundeerd zijn! Ik heb gesproken, en jullie weten wat je te doen staat! ,
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Je bent hier nu wel een trotse, harde en bijna niet meer te verdragen gebieder, maar toch staan er nog anderen bovenjou, bij wie degenen die door jou al te onmenselijk worden onderdrukt, stellig meer rechtvaardigheid zullen vinden dan bij jou. Toon Mij dus je instructies van de keizer zelf of van de opperstadhouder, anders zal Ik je Mijn volmacht tonen!'
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Deze ernstige woorden van Mij deden de commandant versteld staan, en na een poosje nagedacht te hebben zei hij (de commandant): 'Een geschreven. volmacht heb ik niet, omdat geen enkele Romeinse commandant in mijn positie die nodig heeft; maar iedereen staat onder de eed van trouw aan de keizer en het uitsluitende welzijn van Rome. Als ik bij mijn handelen die twee punten.in het oog houd, kan niemand mij vanwege mijn strengheid ter verantwoording roepen! Waar heb jij dan wel jouw allerhoogste volmacht?'
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Toen deze zich in een bepaalde orde rond onze tafel opstelden, zei de commandant met een zeer heerszuchtige stem: 'Kijk, buitengewoon gevolmachtigde Jood, dat is mijn effectieve volmacht, die jullie net zo lang gevangen zal houden tot jullie aan mijn eis zullen voldoen! Ken je die volmacht?'
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Ik zei: 'Ja, Mijn trotse en tot nu toe nog zeer blinde Romein met je handlangers en soldaten, die volmacht ken Ik al sinds lange tijd; maar deze keer zal die je niet baten! Want omdat je Mij nu de volle scherpte van je tanden hebt getoond, zal Ik jou ook Mijn alomvattende volmacht tonen -maar slechts zoveel als een zonnestofje ervan; dan zal je daardoor helemaal duidelijk worden dat niet jij Mijn heer, maar alleen Ik voor altijd jouw Heer zal zijn en blijven!
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Kijk, de ruimte van deze zaal is hoog en wijd; het plafond is ruim zeven manslengten hoog, en hij is ongeveer twintig manslengten lang en twaalf breed! Nu wil Ik dat jullie door Mijn alomvattende volmacht samen met jullie scherpe wapens halverwege de hoogte van deze zaal vrij in de lucht zullen zweven, en dan zullen we zien wat jullie scherpe en leeuwachtige volmacht jullie zal baten; en totdat je helemaal zult afzien van je onrechtvaardige eis aan Ebal en Mij, zal je voet geen vaste grond raken. Het geschiede zoals Ik nu heb gezegd!'
Hoofdstuk 7: De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Toen de commandant zich samen met zijn helpers bijna een half uur lang in die voor hem ongehoorde positie had bevonden, vroeg Ik hem: 'Hoe denk je nu over Mijn algehele volmacht? Vind je niet dat de leeuw van Juda machtiger is dan jouw scherpe Romeinse volmacht, die jij ook een leeuw noemde, die jacht maakt op alle dieren en niet zoals een haas direct voor een sluwe Joodse vos op de vlucht slaat?'
Hoofdstuk 8: Een wonder van de Heer ontnuchtert de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Ik zei: 'Luister eens, Ik doorzie je hart en zie datje het met je beloften nog niet helemaal ernstig meent; maar aangezien Ik Mijn macht zeker beter ken dan jij de jouwe, zal Ik je bede dan ook verhoren; laat de aardbodem dus weer een vast steunpunt voor je voeten worden!'
Hoofdstuk 8: Een wonder van de Heer ontnuchtert de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik heb in de lucht van jouw zaal veel angst doorstaan, waardoor ik heel zwak ben geworden, en daarom wil ik mij hier nu ook weer versterken; maar ten tweede zou ik nu tot niemands schade in goede en volle ernst nader kennis willen maken met die wonderman, wat hij mij wel waardig zal achten, aangezien ik hem op geen enkele manier meer dreigend in de weg zal staan. Laat mij en ook mijn twee dienaren nu derhalve zeer goede wijn en wat brood en zout brengen! ,
Hoofdstuk 8: Een wonder van de Heer ontnuchtert de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Het dal van Josafat betekent de toestand van innerlijke zielenrust, als haar handelen steeds gerechtvaardigd was. Die rust, die door geen enkele wereldse liefde en begeerte en daarmee gepaard gaande hartstocht wordt verstoord en die te vergelijken is met een volkomen rustige waterspiegel, waarin je de weerspiegeling van ver verwijderde en nabije streken onvertroebeld kunt zien, is dan ook reeds het eerste begin van de ware jongste dag van de ziel, van haar opwekking door Mijn geest in haar en tegelijk ook van haar opstanding tot het eeuwige leven.
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Er staat immers geschreven: een sterfelijk en vergankelijk lichaam wordt in de aarde gezaaid, en onsterfelijk en onvergankelijk zal het weer opstaan. Als je dat op je materiƫle lichaam betrekt, moet je natuurlijk wel helemaal het spoor bijster raken; maar als je het betrekt op de goede werken van de ziel, die haar ware lichaam zijn, dan kom je daardoor tot de waarheid. Want kijk, ieder goed werk dat een ziel met haar lichaam op deze aarde tegenover haar naasten heeft verricht, gaat net als alles op deze aarde voorbij en sterft reeds na de daad; want als je een hongerige hebt verzadigd, een dorstig mens gelaafd, een naakte gekleed en een gevangene bevrijd hebt, dan duurt die edele daad niet voort, maar hij duurt slechts de korte tijd van de handeling zelf! Daarna wordt hij dikwijls door jou vergeten evenals door degene aan wie je die daad hebt bewezen, en derhalve is hij ten grave gedragen en als sterfelijk en vergankelijk in het aardrijk van de vergetelheid gezaaid; maar op de ware jongste dag van de ziel, zoals Ik je die heb aangeduid, wordt die daad als eeuwigdurend door Mijn geest in de zielopgewekt, echter niet meer in de vorm van de vergankelijke aardse daad, maar in de vorm van de eeuwigdurende vrucht.
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Ik zei: 'Niet als bestanddeel van de door Mijn geest eeuwig levende ziel, omdat die zelf puur geest wordt wat haar innerlijk betreft! Maar wat de contouren van haar uiterlijke vorm en met name haar kleding betreft, zullen de zielen etherdeeltjes van haar aardse lichaam weer in geestelijke zuiverheid met haar verenigd worden, maar van het grove organische lichaam niets, nog geen atoom! Want de bestemming van dat lichaam is dezelfde als die van alle andere materie van de aarde -die wordt namelijk ook steeds verder in betere natuurgeesten opgelost, zoals ze ook oorspronkelijk uit veel minder zuivere en op een zeer laag niveau staande natuurgeesten wordt samengesteld.
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik zei: 'Op Mijn hoogst eigen school, en wel sinds eeuwigheid; want voor er nog enig bestaan was in de eindeloze ruimte, was Ik er wat 'Mijn meest innerlijke geest betreft en vulde Ik de eeuwige oneindigheid!'
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)