Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 539 van 1490

...  527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552  ...
[8] Kijk, jij bent een heel rijk man en, hoewel je niet echt gierig bent, ben je toch een spaarzame waard, die het met de naastenliefde steeds zuinigjes aan weet te doen! Jouw hart en jouw ziel hangen nog veel te sterk aan de dode schatten van deze wereld en het zachte levenslicht van de hemelen kan daar niet doorheen dringen. Zolang jouw ziel bevangen is door haar liefde voor de dode schatten en bekoringen van deze wereld, is ze als het ware ook dood; want ook haar op dode dingen gerichte liefde is dood, zolang die zo sterk aan de dode goederen van deze wereld gehecht is.
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Toen de waard en ook de anderen die nog aanwezig waren dat zagen, zeiden ze: 'Ja, ja, beste en wonderbaarlijk wijze Meester, U hebt ook daar weer precies de spijker op de kop geslagen! Deze overste is volgens de wet weliswaar een rechtvaardig man en men kan hem in geen enkelopzicht van onrechtvaardigheid betichten; maar men heeft hem nog nooit tot de vrijgevige mensen kunnen rekenen, en zelfs al zijn dienaren hebben een heel karig loon en magere kost. Wie iets voor hem doet, heeft zelfs bij het vragen van de meest redelijke betaling voor de geleverde arbeid stellig problemen. Hij ontdekt overal fouten en vermindert daarom de bedongen betaling dan ook dikwijls met meer dan de helft. Maar daarom wil ook bijna geen enkele handwerksman meer iets met hem te maken hebben.
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Hij en die oude Farizeeër, die zich nu samen met hem uit de voeten heeft gemaakt, omdat U, beste Meester, ook hem erg geraakt hebt, zijn precies hetzelfde, de één is al net zo krenterig als de ander; maar wanneer zij over hun goede werken spreken, die ze in het verborgene voor de behoeftigen zouden doen, dan zou je gaan geloven dat er eigenlijk op de hele aarde geen liefdadiger mensen zijn. En wij zijn er nu erg blij om, o beste Meester, dat u deze beiden de volle waarheid hebt gezegd.'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Want iedere ziel neemt na het afvallen van haar lichaam niets anders met zich mee dan haar liefde, en de werken daarvan volgen haar als producten van haar wil. Als de liefde van de ziel nu zo sterk aan de dode dingen van deze wereld hangt, dat ze daar volkomen één mee geworden is, dan is ze eveneens dood; en omdat haar wil gelijk is aan de gerichte, dode dingen van deze wereld, mist ook die wil de volledige vrijheid, is dus ook gericht en derhalve als dood te beschouwen -en dat is nu wat men de hel en de eeuwige dood noemt!
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Daarop zeiden allen die dat gehoord hadden: 'O beste en meest waarachtige Meester! Wie zal, wanneer de zaken zo staan, dan zalig worden? Want alle mensen die wij kennen zijn voor het merendeel vol van eigenliefde en wereldliefde, en wij lijden zelf aan deze kwaal.'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Ik zei: 'Ja, ja, helaas is het wel zo, en de mensen zouden zichzelf ook eeuwig nooit kunnen helpen! Maar wat nu, zoals altijd, bij de mensen onmogelijk is, dat is bij God toch wel mogelijk, en Ik ben juist als mens in deze wereld gekomen om de mensen die hulp te brengen, die ze zichzelf eeuwig nooit zouden kunnen verschaffen. Wie nu in Mij gelooft en volgens Mijn leer handelt, zal ook het eeuwige leven verkrijgen; want Ikzelf ben de weg, de waarheid en het eeuwige leven.'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Van deze woorden van Mij stonden allen versteld, en de waard zei: 'Beste en wonderbare Meester! Dat er meer achter U schuilgaat dan bij een of andere profeet, dat ben ik stil in mijzelf direct gewaar geworden, hoewel ik het niet hardop durfde uit te spreken; maar aangezien U nu Zelf een groots en betekenisvol woord over Uzelf hebt uitgesproken, kan ik nu niets anders meer doen dan zeggen: Heer, ik ben het niet waard om mijn ogen naar U op te slaan, maar wees mij, arme zondaar, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Voor deze les bedankte de tollenaar Mij, evenals alle andere aanwezigen.
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Werkelijk, er is niemand die zijn huis of zijn ouders of broeders, zusters, vrouw of kinderen verlaat omwille van het rijk Gods, die het niet reeds in deze tijd veelvoudig terug ontvangt, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven oogst! Als Ik jullie dat zeg als Degene die alles heeft en ook alles kan en zal geven wat Hij beloofd heeft, dan kunnen jullie Hem ook geloven! Want jullie hebben nu al bijna een paar jaar achtereen gezien, beleefd en meegemaakt dat Ik nog nooit een woord gezegd heb dat zonder resultaat en onvervuld gebleven is.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Waarlijk, Ik zeg jullie allemaal: deze aarde, zoals ze nu is, en ook deze hele zichtbare en eveneens materiële hemel zullen vergaan en er zullen nieuwe scheppingen in plaats van de oude komen, maar Mijn woorden zullen eeuwig blijven en bijgevolg ook de volste vervulling van alle door Mij openlijk uitgesproken beloften!
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Simon Juda zei: 'Heer, U hebt toch wel gemerkt dat ik deze vraag nu niet zozeer ter wille van ons stelde, maar veeleer ter wille van de mensen die hier zijn, die de wereld nog erg liefhebben en nu door mijn vraag dan ook horen dat wij diegenen zijn die omwille van het rijk Gods alles hebben verlaten en U gevolgd zijn.'
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De tollenaar en ook de andere aanwezigen begonnen Mij echter te vragen of Ik niet tenminste deze nacht hier zou willen blijven, aangezien de dag al bijna ten einde liep.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Dat is wat deze plaatsen betreft heel gemakkelijk te verklaren. Want alle bewoners van deze plaatsjes kwamen maar zelden naar Jeruzalem, omdat de meesten erg arm waren; de weinige rijken bleven echter ook liever thuis dan een reis naar het dure Jeruzalem te ondernemen. Want ten eerste schrokken ze terug voor de onnodige uitgaven, en ten tweede vreesden ze dat ze tijdens hun afwezigheid door de vele armen bedrogen, bestolen of zelfs beroofd zouden worden.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] En zo was er gedurende enkele jaren dan ook niemand van de bewoners van deze plaatsen in de buurt van Jeruzalem gekomen, en aangezien deze weg ook niet door andere reizigers bereisd werd omdat hij zo onveilig was, kon Mijn roep in deze streken nog niet verbreid zijn; want deze streken lagen toch wel tamelijk ver van Jeruzalem en werden bovendien meer door Grieken en Arabieren dan door J oden bewoond. En juist het feit dat ze Mij en Mijn leer totaal niet kenden, deed Mij besluiten naar hen toe te gaan en Mij aan hen te openbaren. Want Ik ben immers hoofdzakelijk in de wereld gekomen om het verlorene te zoeken en om op te richten wat in het stof neergebogen lag.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Deze woorden zijn bedoeld voor de lezers van dit evangelie, dat Ik nu opnieuw gegeven heb. Heil degene die ze in zijn hart opneemt, Mij de eer geeft, en ernaar handelt!
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  527 - 528 - 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552  ...