Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 541 van 1490

...  529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554  ...
[1] Terwijl iedereen nu hals over kop druk bezig was, kwam de waard weer naar Mij toe, bedankte Mij nogmaals voor het bericht en zei heel vriendelijk: 'Heer en meester, ik ben de tweede blinde, die u nu ook ziende hebt gemaakt; want ik begin nu de grote schatten te zien die boven alles verheven zijn, en goed te begrijpen dat in u mijn huis het grootste heil ten deel is gevallen. Ja, wanneer men deze schatten bekijkt met het hart en het verstand, dan ziet men wel hoe volkomen waardeloos alle aardse schatten zijn, en hoe leeg, hoe weerzinwekkend! Maar wat kan een mens, die reeds in de diepste nacht en in volslagen onwetendheid tegen wil en dank op deze wereld geboren is, eraan doen, dat hij het meest waardeloze als kostbaar beschouwt en zich dag en nacht afmat om grote hopen van dat aardse slijk te verzamelen?
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Na deze woorden verliet de waard in allerijl de gelagkamer en ging met zijn mensen en verscheidene buren zijn aankomende zoon tegemoet. Hij was nog maar nauwelijks op de aangeduide plek aangekomen, of daar kwam ook zijn zoon Kado, zittend op een muildier; hij herkende zijn vader direct, en aan het omarmen en liefkozen kwam bijna geen einde.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] En de vader leidde hem direct naar Mij en zei: 'Kijk, mijn geliefde zoon, deze man is de heer en de grote meester! Maar kijk ook eens naar onze oude, blinde bedelaar, die jij nog goed kent! De heer en meester heeft hem het licht in zijn ogen volledig teruggegeven en hij heeft zich daarvoor van geen ander middel bediend dan zijn woord en wil. Wat zegje daar nu van en wat denk je van zo'n mens?'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] je weet, lieve vader, dat ik de afgelopen veertien jaar flink handel heb gedreven en daardoor ook grote rijkdommen heb verworven. Dat ik nu echter al meer dan twee jaar niets van mij heb kunnen laten horen, had als reden dat ik mijn handelszaken in Klein-Aziƫ en over de hele Pontus dreef; daar had ik zoveel over de wonderman gehoord, dat ik al gauw het besluit heb genomen om al mijn handelszaken samen met de huizen en andere goederen aan een broer van deze lieve vrouw van mij te verkopen, hierheen te verhuizen en de beroemde man te leren kennen.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Maar nu is er nog iets belangrijks; als dat ook overeenstemt, dan heb ik wat ik hier kwam zoeken! De eerder genoemde koning, aan wie ik de volste verzekering gaf dat ik zo spoedig mogelijk alles in het werk zou stellen om de grote wonderman zelf te leren kennen, schreef een brief met het opschrift: 'Aan de goede heiland Jezus te Nazareth in Galilea'.* (Zie ook het boekje Brieven van Jezus en Abgarus, in het Nederlands uitgegeven door uitgeverij Ankh Hermes.) Deze brief heb ik bij mij en ik zal hem direct laten zien. Maar eerst moet ik nog een omstandigheid vermelden, die mij toch van wezenlijk belang lijkt.'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (Kado:) 'Toen ik spoedig daarna alles in Athene in orde gemaakt had en dan ook zonder verder oponthoud de thuisreis aanving, nam ik vanuit Tyrus de weg langs het oude Nazareth en informeerde daar zorgvuldig naar de goede heiland Jezus. Men toonde mij toen al gauw een kleine woning heel dicht bij de stad. Deze woning heb ik direct bezocht en ik trof daar enkele vrome en rechtschapen timmerlieden aan, die mij voorstelden aan een vrouw met de naam Maria, die al weduwe was en de lichamelijke moeder van de gezochte heiland was, maar die mij toch niet wist te zeggen waar haar zoon Jezus zich in die tijd en op dat moment bevond.
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Nu hangt het er enkel nog van af of deze wonderman die jij, lieve vader, mij getoond hebt, de geliefde heiland Jezus uit Nazareth is, voor wie ik die briefbij mij heb, en dan heb ik mijn heil gevonden!'
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] In de afgelopen tijd, nauwelijks een half jaar geleden, deed ik zaken in Frygiƫ met een zekere koning Abgarus van dat gebied, en ik vertelde hem toen ook veel van wat ik op mijn grote reizen over water en over land allemaal had meegemaakt. Onder andere kwamen wij toen ook te spreken over onze grote wonderman, en ik was niet weinig verbaasd toen die eerder genoemde koning mij over die man, over wie hij als een goddelijk wezen sprak, meer wist te vertellen dan ik hem, en hij mij zelfs op zijn erewoord verzekerde dat hij hem persoonlijk kende en zijn vriend was. Hij beschreef mij ook de gestalte en de kleding van de wonderman en dat komt precies overeen met wat ik nu aan deze ware godsman gezien heb. En dat bracht mij er zojuist dan ook toe om te zeggen dat hij heel zeker de man zal zijn, ter wille van wie ik gedaan heb wat ik je eerder vertelde.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Hierop boog Kado voor Mij en zei: 'Heer en grote meester, zeg mij toch, of u in waarheid degene bent voor wie ik deze brief bij mij heb!'
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Ik zei: 'Vraag het eerst aan deze genezen bedelaar en daarna ook aan al deze leerlingen van Mij; want zij zijn nu allemaal Mijn trouwe getuigen, en zij zullen je de waarheid zeggen en je die niet onthouden!'
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Ik zou vandaag ook niet hier zijn, als Ik niet geweten had dat jij nog deze avond hier zou aankomen, op zoek naar Mij. Maar maak het je nu gemakkelijk, aangezien je enigszins moe bent geworden van de lange reis; kom daarna terug, dan zullen wij nog heel wat met elkaar te bespreken hebben!'
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Kado zei: 'O beste, goede heiland, dat zou te brutaal van mij zijn; want wat U alleen aangaat hoeven wij niet van U te horen, en omdat de brief alleen aan U gericht is, hoeven wij de inhoud ervan ook niet te weten. Maar dat die koning, die U zo buitengewoon liefheeft en de grootste achting voor U heeft, in de brief dezelfde gevoelens heeft geuit als hij tegenover mij hardop heeft uitgesproken, dat kan iedereen zich wel voorstellen, en dus geef ik deze zeer waardevolle brief met alle respect weer aan U terug.'
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Het grootste verlangen van de koning zou zijn om U, o Heer en Meester, samen met al Uw leerlingen en vrienden bij zich te hebben, en wel te meer daar hij uit betrouwbare bronnen vernomen heeft hoezeer de voorname joden en hun trotse en buitengewoon heerszuchtige en hebzuchtige priesters U haten en U in hun onbegrensde blindheid en razernij zelfs naar het leven staan. Deze koning heerst over een heel vreedzaam land en volk, dat U weldra zou erkennen en U samen met de koning uit louter liefde, hoogachting en dankbaarheid op handen zou dragen. In zijn land zou U veilig zijn voor iedere vervolging en zou U de rust hebben, die U die elders misschien wel nergens zou vinden.
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Er werd Mij een bijzonder goede vis voorgezet, die in deze streek heel zeldzaam en kostbaar was, en Ik at die ook op, waarover Kado zijn grote vreugde te kennen gaf. Maar omdat ook enkele leerlingen, die vissers waren, min of meer met het water in de mond onder elkaar opmerkingen maakten over het feit dat de vis die Ik gegeten had zo kostelijk was, en Kado die opmerkingen hoorde, speet het hem te dat hij niet ook voor de leerlingen nog een paar van zulke edele vissen in voorraad had, en hij zei dat hij daar morgen wel voor zou zorgen.
Hoofdstuk 174: De maaltijd bij de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Deze woorden stelden Kado en ook zijn vader weer gerust en de leerlingen maakten daarna ook geen opmerkingen meer in die richting, maar prezen ook de voortreffelijkheid van de andere spijzen, waarvan niet eens een derde deel opgegeten kon worden.
Hoofdstuk 174: De maaltijd bij de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554  ...