10915 resultaten - Pagina 541 van 728
... 529 - 530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 ...
[8] Jellinek zegt: 'O, dat kan ik me best voorstellen. Bestaat er een God, waaraan niet valt te twijfelen, dan rijst de vraag: Hoe heeft dit volmaakte Wezen bijvoorbeeld ook zo'n Windischgrätz kunnen scheppen? Deze tijgermens vertegenwoordigt tamelijk getrouw de hel op deze aarde en is toch net als iedere ratelslang een werk van de volmaakte Godheid? Zou er echter geen God bestaan, hoe konden de stomme natuurkrachten dan in zo'n miserabel humeur komen en een Windisgrätz geheel bij toeval te voorschijn toveren? Jullie zien dus, dat zowel met een God als zonder een God, het kwade evenzogoed voorkomt als het goede. Meestal zelfs nog rijkelijker en sterker, waaruit dan in beide gevallen volgt dat het begrip hel goed te verklaren is. Daarom is het ook heel goed mogelijk daarin even onschuldig terecht te komen zoals wij op aarde in handen vielen van Windischgrätz. Wat denken jullie hiervan?'Hoofdstuk 53: De volksleiders Messenhauser, Jellinek en Becher in het hiernamaals. Hun meningen over God, hel en noodlot - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Kijk eens op tafel, waar onze belangrijke papieren hebben gelegen. Ze zijn opeens onzichtbaar geworden. Dat is toch een verbluffende en eigenaardige omstandigheid! Verder merk ik op dat daarginds aan de oostzijde opeens een deur open staat, terwijl we nog kort geleden niet konden ontdekken in welke wand mogelijkerwijs de deur te vinden zou zijn. Tenslotte bemerk ik met niet geringe verbazing, dat onze gevangenis in een aardig uitziende kamer begint te veranderen. Ook begin ik nu werkelijk ramen in deze kamer te ontdekken en zie heel duidelijk, dat het steeds lichter en lichter wordt. Wel was er al een eigenaardig schemerlicht in onze kerker, maar we konden daarbij niets echt duidelijk onderscheiden. Nu echter kan ik alles al goed waarnemen en zie ik allerlei sierlijke voorwerpen!
Hoofdstuk 53: De volksleiders Messenhauser, Jellinek en Becher in het hiernamaals. Hun meningen over God, hel en noodlot - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] De leer op zich kan dus heel goed alleen maar van menselijke oorsprong zijn en heeft geen godwezen nodig. Want als iedere grondlegger van juiste leerstellingen een god zou moeten zijn, dan zou het op aarde al bijna moeten wemelen van goden. Euclides, de uitvinder van de geometrische figuren, zou een god zijn! De uitvinder van de landbouw gereedschappen, die van onschatbaar belang zijn, zou al een soort god-vader zijn! De uitvinder van de getallen, de uitvinder van de schepen, eveneens goden, en zo nog meer dan tienduizend andere uitvinders van de meest verschillende nuttige zaken. Zoals het hele leger van uitvinders van belangrijke dingen nog nooit aanspraak heeft gemaakt op vergoddelijking, zo geloof ik ook dat de uitvinder van de beste en eenvoudigste moraal daar ook wel van af had kunnen zien. Naar mijn weten heeft hij nooit aanspraak gemaakt op die belachelijke vergoddelijking. Zeker maakten in die tijd kortzichtige en bijgelovige mensen een god van hem, omdat hij duizend keer wijzer was dan zij! Dat moet ons nu echter niet meer in de war brengen, zodat we Jezus niet meer op een belachelijke manier voor een god houden, maar alleen voor dat, wat hij werkelijk was. Ik geloof dat de huidige mensheid eindelijk eens zou moeten inzien, dat het oneindige nooit eindig kan worden, dat God eeuwig God blijft en de beperkte mens slechts een mens.
Hoofdstuk 54: Jellinek bewijst uit het boek der natuur het bestaan van God. Een beter inzicht over de Godheid zou de mens echter nooit kunnen verkrijgen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Ik neem de fles en schenk dezelfde beker vol. Dan zeg Ik: 'Hier, lieve vriend en broeder, neem deze beker en drink; en kom daardoor tot de volledige overtuiging dat jouw vriendschap Mij buitengewoon lief en dierbaar is! Wat praat je over je zonden? Welk mens zou een hart, dat zo vol is van onzelfzuchtige liefde, als een met zonden beladen hart kunnen zien? Ik zeg je, voor Mij ben je rein. Want jouw liefde voor Mij bedekt al je aardse zonden! Wat je echter nog hier of daar aan de wereld verschuldigd was... Ik zou een slechte vriend zijn, als Ik die schuld niet van je af zou nemen en ze niet voor jou zou vereffenen! Drink dan nu, broeder Jellinek, op onze eeuwige vriendschap!'
Hoofdstuk 56: Jellineks hart ontbrandt in liefde voor Roberts vriend. Een hemelse wijn. Jellineks heildronk en het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Jellinek zegt: 'Vriend Blum, dat is terwille van het bewijs echt niet nodig, maar wel echter terwille van mijn hart. Want ik moet eerlijk bekennen dat ik als hij nu zou komen en mij zou wenken hem te volgen, jullie allen ogenblikkelijk ontrouw zou worden! Want ik houd al meer van hem als de meest volmaakte, beste mens, dan van alle mensen op aarde bij elkaar. Hoeveel te meer zal ik hem dan liefhebben, als hij ook werkelijk God is! Om het hoe wil ik me helemaal niet bekommeren. Want ik heb eens een zinspreuk gelezen die luidde: 'God is liefde! Wanneer je hart ooit door een machtige liefde wordt gegrepen, denk dan: God is in deze liefde!' Kijk, deze spreuk is mijn barometer voor de aanwezigheid van God, ook in ieder mens. Als ik nu echter zo' n machtige liefde voor Christus in mijn hart gewaar word, dan zegt me juist deze liefde: Christus is, en moet wel God zijn, want waarom zou ik hem anders zo intens liefhebben? Daarom houd ik ook zoveel van deze hemelse broeder, omdat hij zeker veel goddelijke liefde in zich heeft. Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 57: Uitwerking van de hemelse wijn. Vraag naar Christus en zijn Godheid. Veelbetekenend antwoord van Robert. Jellineks liefdes lijfspreuk - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Ik wil je deze weliswaar wat jezuïetachtig klinkende grondregel vooraf eerst op aardse wijze toelichten, zodat zijn geestelijke inhoud je des te duidelijker wordt. Luister dus naar Mij! Zie, deze grondregel luidt kort gezegd als volgt: Het goede doel heiligt ieder middel waardoor het zo mogelijk bereikt kan worden. Of deze grondregel echter ook juist is, zullen we nu zien aan de hand van verschillende voorbeelden:
Hoofdstuk 59: De Heer over het vaak verkeerd gebruikte gezegde: 'het doel heiligt de middelen' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Terwijl hij een beker met de beste wijn aanreikt, zegt Robert: 'Beste zusters, in naam van God de Heer en Schepper van de oneindigheid, neem maar rustig deze wijn en drink ervan. Want de geest van deze wijn is niet zoals de geest van de aardse wijn, waarin volgens Paulus geesten van ontucht en hoererij wonen. Maar de geest in deze wijn heet geest van eeuwige, zuiverste liefde in God, welke geest dan ook een heilige vlam vol licht, helderheid en duidelijkheid is. In dit licht zullen jullie heel spoedig vanzelf in je vinden, wat jullie van ons zouden willen ontvangen.
Hoofdstuk 60: De danseressen verlangen opheldering over God. Robert onderricht ze: 'zoek het licht in jezelf'. Gevaar van het puur uiterlijke onderzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Dat echter deze danseressen nog geen zuivere engelen zijn omdat door hen voor jullie een goed doel werd bereikt, hoef ik jullie nauwelijks nader toe te lichten. Maar we willen alles doen, opdat zij worden, wat zij en ook wij nog niet zijn!
Hoofdstuk 61: Het begrip van de danseressen. Strijd tegen onzuivere natuurgeesten in de mens. De trap naar de volmaaktheid. De allerhoogste - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Kijk, een zoon op aarde heeft een vader, die bij zijn werk het ongeluk had een been zodanig te breken, dat hij alleen door een deskundige operatie weer genezen kan worden. Wat zou de goede, zijn vader boven alles liefhebbende zoon wel doen met iemand, die zijn vader puur uit woede of boosaardigheid zijn voet met een scherpe bijl zou afhakken? Deze zoon zou die booswicht grijpen en hem levenslang tuchtigen! En toch zou zijn vader bij deze 'spoedoperatie' heel wat minder geleden hebben, omdat deze dan pijlsnel aan een gezonde voet zou zijn uitgevoerd, dan wanneer de operatie nu aan een toch al uiterst pijnlijke voet door een dokter moet worden uitgevoerd. Kijk, het middel op zich, zonder samenhang met het daardoor te bereiken doel, zou zonder meer een gruwel zijn. Maar met betrekking tot het goede doel is het een zegen. En de zoon zal zich tegenover de kundige chirurg die zijn geliefde vader het leven redde, zeker uiterst dankbaar tonen. Want zonder hem zou zijn vader zeker aan koudvuur gestorven zijn. Laten we echter verder gaan!
Hoofdstuk 59: De Heer over het vaak verkeerd gebruikte gezegde: 'het doel heiligt de middelen' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Kijk, doodslag is een van de zwaarste zonden die een mens aan zijn naaste kan begaan. Er wandelt een vader met zijn zoon door een bos. Een booswicht die vermoedt dat de vader veel geld bij zich draagt, springt opeens uit het struikgewas naar voren, grijpt de vader bij de keel en wil hem wurgen. De zoon ziet het grote gevaar waarin zijn vader verkeert, grijpt meteen naar zijn geweer en doodt de roofmoordenaar! Kijk, doodslag is, zoals gezegd, een van de grootste zonden. Is echter de doodslag die de zoon beging aan de moordenaar die zijn vader wilde wurgen, ook zonde? O nee! Reeds het gezonde verstand zegt je: Doodslag is op zich en als middel tot het bereiken van een slecht doel een van de grootste zonden. Maar zoals hier, in verband met het goede doel, is hij even heilig als het doel zelf. In het bijzonder, wanneer hij het enige doeltreffende middel blijkt te zijn.
Hoofdstuk 59: De Heer over het vaak verkeerd gebruikte gezegde: 'het doel heiligt de middelen' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Want zie, een alleen uiterlijke leer kan zich om te beginnen ook alleen maar aan de uiterlijke geesten bekend maken, wier geaardheid stoffelijk is. Hij brengt dan in deze geesten wel een revolutie teweeg en dwingt hen hier en daar om die leer aan te nemen, maar de innerlijke geest merkt zoiets al gauw. Hij treedt naar buiten onder de natuurgeesten ofwel de eigenlijke natuurziel van ieder mens, bespeurt daar het goede zaad en is daarover zeer verheugd. Maar dan gebeurt er meestal een ongeluk. Terwijl de eigenlijke levensgeest van de mens het uiterlijke zaad beziet en zich buiten zijn kamer te midden van zijn natuurgeesten verheugt over een rijke oogst, verzamelen zich de meest boze en onzuivere natuurgeesten die nog in de ziel aanwezig waren, om in de kamer van de ware geest binnen te dringen en deze dan de terugkeer te versperren, ja heel vaak onmogelijk te maken. Wanneer de ware geest dan echter zijn levenszetel verliest, probeert hij aanvankelijk een nieuwe plek temidden van de beste natuurgeesten van zijn ziel te verwerven; hij woont daar bij hen, als medebewoner in het huis van een andere eigenaar. Maar omdat hij van al zijn eigendommen beroofd, tenslotte de huur niet kan voldoen, neemt de eigenlijke heer des huizes hem alles af wat hij nog bezat en maakt hem bovendien tot gevangene of zelfs tot slaaf van zijn heerszucht! In deze toestand moet de ware, innerlijke levensgeest zich dan met de meest onzuivere natuurgeesten verbinden en met hen samen onder hetzelfde juk aan het schandtouw van de zonde te trekken. En dat is dan ook zoveel als de geestelijke dood van de mens. Want in zo iemand heeft satan dan zijn troon opgericht en de eigenlijke heer van het leven in de mens tot slaaf gemaakt van helse begeerten en instincten!
Hoofdstuk 60: De danseressen verlangen opheldering over God. Robert onderricht ze: 'zoek het licht in jezelf'. Gevaar van het puur uiterlijke onderzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Hoe vaak hebben we op aarde mensen gezien, wier geest de hoogst mogelijke ontwikkeling had. Mensen die met name op het gebied van de religie een reputatie van heiligheid hadden en door iedereen werden geëerd en geprezen. Ja, nog meer: Mensen die door woord en daad onmiskenbare sporen van een hogere verlichting lieten blijken. Zulke mensen kwamen soms bij ons en deden ons voorstellen voor de meest verfoeilijke genoegens. Nee, dachten we bij onszelf, als dat de gevolgen zijn van een zo voortreffelijke christelijke deugd, dan moeten we daar verder niets meer van hebben! Destijds waren zulke verschijnselen voor ons een onoplosbaar raadsel, nu echter is ons dat allemaal duidelijk. Want nu weten we pas waar al dat kwaad vandaan komt. Geef ons nu die wijn des levens, dan willen wij allen deze beker van deemoed tot op de laatste druppel in ons opnemen.'
Hoofdstuk 61: Het begrip van de danseressen. Strijd tegen onzuivere natuurgeesten in de mens. De trap naar de volmaaktheid. De allerhoogste - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] De heldin begeeft zich weer te midden van haar groepje. De patheticus trekt echter zijn neus op en doet, alsof hij die vlotte spreekster helemaal niet gehoord heeft.
Hoofdstuk 64: De patheticus wordt door Robert terechtgewezen. De goedhartige heldin spreekt hem tevergeefs toe - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] De heldin zegt: 'Goeie hemel, wat zegt u me nou! Als hij dat kan, moet hij zeker een beetje met onze lieve Heer verwant zijn. Dat zal wel een grappig gesprek worden, als hij al van te voren weet wat je hem wilt zeggen! Maar aanspreken wil ik hem toch eens, al zou hij ook zeggen, wat hij maar wilde! Maar zeg me nu alleen nog hoe hij heet; dan ben ik wel tevreden.'
Hoofdstuk 65: De Weners en de onplezierige Bohemer. De heldin wendt zich tot Jellinek. Deze verwijst haar naar de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[12] Jellinek zegt: 'Ja, mijn beste vriendin, daar vraag je naar iets, waar ikzelf ook nog niet achter ben. Ik heb zo'n vermoeden dat hij een grote, machtige engelgeest is, en dat hij naar ons is toegezonden, om ons te leren en de juiste weg naar God te wijzen. Maar dat is ook alles wat ik je kan zeggen. Hoe hij eigenlijk heet en welke hoge plaats hij voor God bekleedt, dat weet ik evenmin als jij. Maar het is zeker, dat alleen hij hier echt kan helpen, omdat hij daartoe de macht bezit.'
Hoofdstuk 65: De Weners en de onplezierige Bohemer. De heldin wendt zich tot Jellinek. Deze verwijst haar naar de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)