Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 542 van 1037

...  530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555  ...
[16] En toen zei Abel: "Nu, broer Atheope, ben je bevrijd van elke schuld, want die is achtergebleven bij Hanoch en handel dan voortaan naar de wil van de Heer! Amen."
Hoofdstuk 24: De uittocht van Kaïn naar de zee - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] En zie, hij at en dronk allerlei soorten vruchten en verwekte in de volgende duizend jaar nog zevenhonderd kinderen. Toen echter werd hij door Mij vernieuwd en at en dronk niet meer, omdat hij voor de eeuwigheid verzadigd werd door Mijn liefde, dat is de beste kost die er is. Want wie daarmee verzadigd wordt, zal de dood voor eeuwig niet zien, smaken en ondergaan en hij zal dan nooit honger of dorst hebben. En zijn sterven zal een levend uittreden zijn uit dit leven naar het leven in het leven des levens van de levenden, door de Levende die Ikzelf ben.
Hoofdstuk 25: De ontwikkeling van Kaïns geslacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En wend nu je blik een korte tijd terug naar Hanoch en Ik zal jullie nog in het kort tonen, hoe het er daar al na een tijdsverloop van pas dertig jaar heeft uitgezien.
Hoofdstuk 26: Hanochs goddeloze regering - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En zie, zo ging men meer dan dertig jaar door op deze wijze te leven. Toen echter, omdat de mensen zich op deze ontuchtige manier vermeerderd hadden tot vele honderdduizenden en zich wijd en zijd over het land verspreid hadden en daardoor niet meer overzien konden worden, werden met de argeloze toestemming van Hanoch, hun nu geheel krachteloze en dadeloze god die nooit ingreep, nog eens tien steden gebouwd en deze werden vernoemd naar de namen van de tien vorsten, en deze heetten:
Hoofdstuk 26: Hanochs goddeloze regering - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] En zie nu: toen dus de god Hanoch zijn rede had beëindigd, stuurde hij zijn tien dienaren weg. Deze gingen heen, naar hun uiterlijk te oordelen diep geroerd door zo'n geweldige toespraak; maar in hun hart waren zij buitengewoon vrolijk over de grote dwaasheid van Hanoch, die uit vrees en door allerlei zorgen hun eigen wil tot enige wet gemaakt had en er op het einde zelf van overtuigd begon te raken dat hij een god was. Maar wat het laatste punt betrof vergisten zij zich deerlijk; want Hanoch wist voor zichzelf heel goed dat hij geen god was, omdat zijn zwakheid en algehele uitputting maar al te duidelijk aantoonden hoe het er met zijn goddelijkheid voorstond!
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Maar wat gebeurde er nu door dit wederzijdse bedrog? Niets meer of minder dan het allerergste wat je je maar in je diepste gedachten kunt voorstellen, namelijk: de dienaren trokken uiteindelijk de hele regering naar zich toe onder het sluwe voorwendsel, dat zij, die zeer goed van de tongriem waren gesneden, aan de vorst duidelijk maakten dat hij nu niet meer een vorst, maar een god van het volk was en dat het een vernedering zou zijn tegenover zijn oneindige hoogheid en onuitsprekelijke verhevenheid, die nu goddelijk was, om de aardwormen wetten te geven. De dienaren wilden uit onmetelijke hoogachting voor zijn boven alles verheven heiligheid deze vernederende zaak op zich nemen; en zodoende zou hij niets anders hoeven te doen dan alleen maar door middel van een wenk zijn welgevallen of zijn misachten te uiten en de schatten, die zij in grote hoeveelheden voor hem zouden verzamelen, goedgunstig en genadig aan te nemen.
Hoofdstuk 26: Hanochs goddeloze regering - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] En toen nu deze tien vorsten zagen hoe hun wetten blindelings gehoorzaamd werden door de diermensen, - natuurlijk als gevolg van de zeer grote vrees voor de eindeloze mishandelingen, - koos ieder van hen langzamerhand eveneens tien dienaren uit de vrije burgers van de stad en verhief hen in een soort adelstand, tezamen met hun vrouwen en kinderen. Daartegenover moesten evenwel hun dochters, als zij hun mooi en bekoorlijk genoeg voorkwamen, vrijwillig als hoeren aan hen worden gegeven. Zij verwekten kinderen bij honderden en duizenden tegelijk, die dan allemaal weer aan de diermensen overgeleverd werden om gevoed te worden; en wanneer ze volwassen waren, werden de mannelijken eveneens bij de diermensen ingedeeld, maar de vrouwelijke werden weer als hoer gebruikt, daar zij door een list Van de slang meestentijds zeer mooi en bekoorlijk werden. Zij werden dikwijls reeds op hun twaalfde jaar beslapen en werden daardoor onvruchtbaar gemaakt. En als zij dan na korte tijd al hun bekoring verloren hadden, werden zij uitgestoten naar de dieren en moesten hiervoor zorgen en werden 'Huhorae' genoemd, dat betekent bij jullie 'mensen, die het vee verzorgen'.
Hoofdstuk 26: Hanochs goddeloze regering - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Ik wil de mishandelingen die bij zo' n bouw plaatsvonden niet gedenken, maar Ik wil jullie naar de hoofdzaken leiden. - Toen nu de steden geheel gebouwd waren, gingen de tien vorsten naar Hanoch en zeiden: "Hanoch, gij grote verheven god van alle macht en kracht (N.B. ofschoon hij al zwakker was dan een mug en helemaal geen macht meer bezat) en allergrootste heer van alle gerechtigheid (N.B. waaraan niets anders dan diefstal, hoererij, bedrog, al het boze, gevoelloosheid, slangenbroedsel, wreedheid, leugens, vleierij en allerlei soorten misdrijven ten grondslag lagen)! Zie, onder de meest wijze leiding van uw grenzeloze, onbegrijpelijke en onnaspeurbare gerechtigheid is uw volk groot geworden (N.B. Het was waarlijk een grenzeloze, voor hen geheel onbegrijpelijke en meer nog, geheel onnaspeurbare gerechtigheid) en heeft zich verspreid over heel het wijdse land van uw goddelijke heerlijkheid en is daarom niet meer te overzien vanuit uw hoge huis en als wij ze niet in het oog houden, dan zullen ze doen wat ze willen; ja, zij kunnen zelfs zo ver afdwalen, dat zij in plaats van u, aan wie alleen toch alle aanbidding toekomt, weer de oude God van Kaïn beginnen aan te roepen en te aanbidden en het zou diezelfde oude God toch weer eens te binnen kunnen schieten, iemand van hen te verhoren en hem met een onoverwinnelijke macht toe te rusten, waarna hij dan een groot volk om zich heen zou kunnen verzamelen, ons overvallen en ons tenslotte allemaal vernietigen. (N.B. Zulke zorgen passen heel goed bij zo'n machtige god!)
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En zie, toen zei Hanoch tegen hen: "Luister en verneem mijn wil, die krachtig klinkt: ieder van jullie, mijn tien trouwste dienaren, betrekt een van de tien steden en heerst daar en regeert daar uit mijn naam en geeft wetten volgens het juiste inzicht en besef en zorgt ervoor dat die nauwkeurig en streng opgevolgd worden! Als een van jullie ooit in ijver zou verslappen, dan zal ik de trouwste en ijverigste uit jullie midden boven hem plaatsen. Ik zal jullie beoordelen naar de inbreng van de vruchten! De eerste die de aan mijn heilige verhevenheid verschuldigde gaven zal brengen, zal ook de lof van de gerechtigheid als eerste oogsten en ik zal het weinige van hem aannemen als ware het veel; maar zij die later komen moeten veel brengen en ik zal het aannemen als ware het slechts weinig, omdat ik daaruit hun laksheid zal afmeten en hen voor hun handelwijze een terechte lof of een terechte berisping zal doen toekomen; en de laatste zal overgeleverd worden aan de eerste, opdat zijn inzet en nauwgezetheid in alle rechtvaardige zaken zal toenemen. Want de strenge rechtvaardigheid is de enige grondslag van het rijk dat we hebben en zelf helemaal bezitten.
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Daarna stond Huïd op en liet de stem vanuit zijn borst als een bliksemslag klinken in de bijeenkomst van boze mannen en sprak heftiger dan de overigen, zeggende: "Luister goed naar mij, broeders en zonen van Kaïn, de vogelvrij-verklaarde, en begrijp al mijn woorden, want die zijn van zeer groot belang!
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Maar ik vraag jullie allen naar recht en billijkheid of het het volk niet beter zou vergaan onder de brokstukken van het vat, dan onder onze voortdurende slagen met taaie roeden, harde knuppels en stevige stokken! En zeg me, wat heeft hij dan voor het vat van de liefde onder de aarde gedaan? Ik geloof dat afgezien van de talloze bloeddruppels van onze broeders er zich zeer weinig in zal bevinden! En hadden wij de regering niet op een listige wijze naar ons toe getrokken, - zou hij dan ook niet als god van alle gruwelijkheden beslist begonnen zijn de een na de ander te laten doden?.
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[37] En zie, toen niemand meer durfde te spreken, trad Farak nog een keer naar voren en vroeg hun: "Hoe is het jullie te moede? Heeft niemand dan meer de moed als spreker op te staan en mij te antwoorden? Waar is nu je list, je bedrog, je sluwheid, je gevlei, je gehuichel, waar je leugens, waar je macht, waar je vorstendom en waar je bedrogen god Hanoch?
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[40] Beantwoord nu mijn vragen, als jullie dat kunnen, of zeg me recht in mijn gezicht, zoals ik het jullie ook zonder schroom gezegd heb, wat je nu besloten hebt te doen, als je dat tenminste durft; want ik streef niet naar heerschappij, noch, zoals jullie, naar het een of andere vorstendom, maar alleen naar het nauwkeurig vervullen van de door mijn ambt opgelegde plichten en naar het welbehagen van de Oude, - daarom beging ik ook nooit een onrecht, noch heb ik ooit een vrouw geschonden, noch een maagd en nog veel minder meisjes van twaalf jaar of jonger, zoals jullie; daarom ook hebben jullie mij de gruwelijke genoemd, omdat ik geen luie schurk wilde zijn zoals jullie!
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] En zie, toen Kad zijn toespraak had beëindigd, verhief Kahrak zich en zei: "Broeders, als het zo ligt, dan staan wij voor een gewonnen zaak! Zie, wat mij betreft ben ik het volkomen met Kad eens; we zouden toch wel grotere dwazen zijn dan de hele Hanoch, als wij, die machtiger zijn, hem voor niets anders zouden voeden dan om zijn dwaasheid te versterken en hem daarenboven ook nog zouden vetmesten, zodat hij er nog meer naar zou haken om onze mooiste vrouwen te beslapen? Wij moeten, zoals jullie allemaal weten, het ook nog als een uitzonderlijke genade beschouwen, wanneer hij er een voor ons overlaat als ze hem niet meer bevallen! Daarom geloof ik, dat wij de mooiste voor onszelf moeten houden! De minder mooie geven wij aan onze dienaren; de overigen moeten eigendom zijn van onze onderdanen en Hanoch kan daardoor een bloedschender worden van zijn eigen dochters en nu door eigen toedoen de schande ondervinden en mager worden als het been van een bok en met de kalveren eten en met de vogels drinken! En waarom zouden wij niet hetzelfde doen als hij met onze vader deed?! Vader Kaïn vergat ook een voorbehoud te maken voor bepaalde dingen en moest vluchten, terwijl hij toch evengoed Hanochs vader was als de onze! En zie, voor ons is hij nu nog slechts een domme broer; wat zal ons nu verhinderen aan hem de vlucht van Kaïn te vergelden?! - Zie, dat is mijn mening, voordelig voor ieder van ons, terwijl ik op mijn beurt de oude God zal aanhangen, zoals Kad dat zeer wijs, juist en doeltreffend achtte!"
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Van alle kanten klonk nu instemming met de rede van Kahrak, waarop Nohad opstond en begon te spreken, zeggende: "Jullie kennen mijn ambt en handwerk, dat ik volgens de wil van Hanoch heb uitgeoefend met de grootste trouw, vlijt en ijver! Toch vraag ik aan jullie allen wat ik er gedurende die lange tijd bij gewonnen heb, en je zult mij zeker als antwoord geven: niets meer en niets minder dan niets! Dat betekent: ik hielp de grote bedrieger met bedriegen en was bijgevolg zelf een bedrogen bedrieger; ik moest vanwege zijn bedrieglijke huichelarij tegenover de menigte een slecht leven leiden en mij openlijk - alleen maar omwille van een domme schijnheilige opvatting als zeer strenge dienaar van het recht, van ieder opwindend genot onthouden om daarvoor heimelijk de meest krachtige verwijten en allerlei bedreigingen te incasseren, in plaats van lof en een niet zichtbare schadeloosstelling en vergoeding voor krenking in het openbaar, tengevolge van zijn onbegrijpelijke dwaasheid. Jullie hebben het allemaal gemakkelijker gehad en konden voor je genoegen veel doen wat voor mij onmogelijk was, omdat ik precies aan de spits van zijn gerechtelijke verdwazing stond en zijn gekste en meest afschuwwekkende wensen nauwgezet uit moest voeren, waardoor deze door mijn gedwongen huichelarij, waar ik wel mee overweg kon - of eigenlijk mee overweg moest kunnen, het een of andere wettelijke tintje kregen, waardoor ik dan vanwege de volledige deugdelijkheid van mijn bedrog als rechtmatig bedrieger mij wederom heb moeten laten bedriegen en dat in drievoud: ten eerste door Hanoch vanwege het recht, ten tweede door mijzelf vanwege het volk en ten derde door het volk en jullie allen vanwege Hanoch. Ik geloof voldoende redenen voor mijn volslagen ontevredenheid aan het licht gebracht te hebben en daardoor ook mijn imago van bedrieger aan jullie voeten gelegd te hebben. En oordeel nu zelf of ik ongelijk heb, als ik uit dankbaarheid voor die erkenning het drievoudige bedrog van mij zal afschudden en dat met alle kracht naar Hanochs hoofd zal slingeren, daar ik hem voor het volk zal ontmaskeren. En hierna moet hij dan maar zien waarheen zijn goddelijkheid hem zal leiden en hij zal die als een hinkend hert achterna rennen. En dus zal ook ik doen wat Kad goed achtte en ik zal Kahraks raad nauwkeurig ten uitvoer brengen en mijn afgiften zullen zijn ogen niet schaden en het gedraaf van mijn kamelen zal zijn oor niet hinderen. En hiermee neem ik bezit van de stad die mijn naam draagt."
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  530 - 531 - 532 - 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555  ...