17481 resultaten - Pagina 545 van 1166
... 533 - 534 - 535 - 536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 ...
[4] Ik zei:' Als je zou weten wie Ik ben, zou je tegen Mij zeggen: 'Heer, ik heb een zoon die aan jicht lijdt, waar al vele artsen hun kunsten op hebben beproefd; daardoor ben ik arm geworden, en mijn zoon lijdt elke dag ergere pijn! Help mijn zoon, want U kunt alles!' Maar jij weet het niet, daarom heb Ik het je nu gezegd.'Hoofdstuk 33: De Heer bij de waard in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Toen de waard dat uit Mijn mond had gehoord, dacht hij bij zichzelf: 'Hoe weet deze vreemdeling, die onze bergstad Pella nog nooit heeft gezien, dat mijn zoon aan jicht lijdt en dat zijn lijden van dag tot dag erger wordt?'
Hoofdstuk 33: De Heer bij de waard in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Daarop wendde hij zich pas tot Mij en zei (de waard): 'Heer, dat u geen gewoon mens bent, heb ik nu wel duidelijk gemerkt; en als u mijn zoon kunt genezen, zal ook ik ondanks mijn armoede alles geven om mij tegenover u en uw metgezellen dankbaar te betonen!'
Hoofdstuk 33: De Heer bij de waard in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Toen zei de waard tegen de zijnen: 'Houd op met klagen, want kijk, hier is een vreemde arts die mijn zoon kan en zal helpen, en ik geloof stellig dat alleen Hij dat kan doen!'
Hoofdstuk 33: De Heer bij de waard in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Ik zei: 'Ja, ja, Hij heeft ze verhoord, en nu zeg Ik vanuit Mijn eigen macht, die in Mij is:jij,jichtlijder, Ik wil datje gezond wordt, en zondig in het vervolg niet meer; want door jouw geheime zonden ben je zo komen te lijden!'
Hoofdstuk 33: De Heer bij de waard in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Nu stribbelde de waard niet meer tegen om aan Mijn wens te voldoen en bracht Mij naar de vertrekken van de herberg, die uiteindelijk toch genoeg ruimte voor ons boden.
Hoofdstuk 33: De Heer bij de waard in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Geërgerd zei de rabbi: 'Vriend, ik ben hier door de gemeente tot rabbi gekozen! Die is tevreden over mij, en jij als vreemdeling hebt er niets mee te maken hoe ik de kinderen onderwijs geef. Wij leven hier onder heidenen, en daarom moet ik mijn leerlingen behalve onze Schrift ook de zeden en gebruiken van de Romeinen en Grieken bijbrengen en het goede daarin ook levend erkennen, opdat ze mij niet ter verantwoording kunnen roepen. Wij zijn nu eenmaal in deze wereld geplaatst en moeten naast God, die voor ons geen manna uit de hemelen meer laat regenen, ook de wereld dienen, als we van haar willen leven.'
Hoofdstuk 34: De Heer in de school in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] De rabbi begon Mij voor een kleine profeet te houden, omdat Ik hem dingen voorhield die Ik naar zijn mening als gewoon mens en vreemdeling anders toch niet zou kunnen weten, en hij zei: 'God geve dat ik kan leven, zonder dat ik hier ook de heidenen om brood hoef te vragen, dan zal ik mijn dienst aan de heidenen onmiddellijk laten varen!'
Hoofdstuk 34: De Heer in de school in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik bevond Mij met Mijn leerlingen reeds in de herberg, en niemand van de velen, die naar de herberg waren gekomen, heeft Mij deze dag te zien gekregen, temeer daar het toch al bijna avond begon te worden.
Hoofdstuk 35: Het avondmaal in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Toen de mensen weer vol verbazing en voor een deel ook vol vrees voor Mij naar hun huizen waren gegaan, kwam de waard naar ons toe en zei: 'O grote Heer en Meester, alles zou nu prachtig, goed en in orde zijn, als ik voor jullie allemaal maar genoeg mondvoorraad bezat! Wijn heb ik helemaal niet, maar ik zal in de Griekse herberg wat laten halen! Ik heb wel wat tarwe en gerstebrood, en eveneens wat gerookt schapenvlees; als jullie daar voor vandaag tevreden mee willen zijn, zal ik daar heel blij om zijn. Morgen zal er naar mijn beste vermogen beter voor alles gezorgd worden.'
Hoofdstuk 35: Het avondmaal in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De karaffen werden dan ook onmiddellijk gevuld en naar ons toe gebracht, en opnieuw wisten de waard, zijn vrouwen zijn kinderen niet hoe ze Mij daar voldoende voor konden bedanken. Daarbij ging het hun nu minder om het wonder dan om Mijn wil, dat Ik hen zo gelukkig wilde maken; want na de genezing van hun zoon twijfelden ze er niet in het minst aan dat voor Mij alles mogelijk was wat Ik maar wilde.
Hoofdstuk 35: Het avondmaal in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De waard zei: 'Zorg nu voor de tafel! Of hij nu Elia of zelfs nog iets hogers is -of uiteindelijk de beloofde Messias Zelf, dat is nu voorlopig onbelangrijk; nu is het zaak om deze wonderbaarlijke gasten tevreden stellen!'
Hoofdstuk 35: Het avondmaal in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Maar de commandant bleef bij zijn bewering, liet zich niet van de wijs brengen en zei: 'Zijn begeleiders zullen nooit in staat zijn Zijn woord en Zijn wil te versterken; want als men zo'n zieke geneest als de zoon van de Joodse waard, kan er nooit iets bereikt worden door een bepaalde afspraak of door een geheime samenwerking. Wij zouden hier allemaal samen kunnen afspreken om onze wil er vast op te richten dat mijn oudste dochter, die al drie jaar te bed ligt met een ongeneeslijke ziekte, gezond wordt, dan zullen wij daar niets mee bewerkstelligen; maar als die man dat helemaal alleen zou willen, zal mijn dochter zeker heel gauw even gezond worden als de zoon van deze waard!'
Hoofdstuk 36: De Heer en de Romeinse commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Zo spraken de mensen voor het huis van de waard over Mij, terwijl Ik met de leerlingen reeds aan het ochtendmaal zat; want wij waren onopgemerkt door het volk aan de achterkant weer het huis binnengegaan, en het personeel en de kinderen van de waard hadden van hem de opdracht gekregen om Mijn aanwezigheid niet te verraden, behalve wanneer iemand daar van Mijzelf opdracht voor kreeg. Evenmin mochten ze tegen het volk iets zeggen over het wonderbaarlijke ontstaan van de wijn.
Hoofdstuk 36: De Heer en de Romeinse commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] De waard bracht hem naar Mij toe en zei: 'Voor Degene die op deze stoel zit, zal ik altijd mijn knieën buigen!'
Hoofdstuk 36: De Heer en de Romeinse commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)