Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 548 van 1490

...  536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561  ...
[24] En zo heb Ik jullie nu de reden getoond, waarom Jozua zo heel nadrukkelijk geboden heeft om op die plaats nooit meer een stad te bouwen - met welke naam dan ook. Maar deze plaats, waar nu dit Jericho staat, is niet slecht, hoewel hij zich in de buurt van de oude, slechte plaats bevindt, en daarom kon er ook een kleine stad gebouwd worden; maar de naam heeft helemaal niets te betekenen.'
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Hierop bedankte Kado Mij voor deze verklaring en vroeg Mij of ook Ik nu de kwade natuurgeesten door middel van Mijn macht zou willen gebieden, om buiten die slechte plaats noch voor de mensen noch voor de dieren schadelijk te zijn.
Hoofdstuk 190: Het doel van de natuurlijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Deze keer was de zonsopgang echter buitengewoon prachtig, omdat de horizon heel zuiver was; alleen in het westen dreven er lichte schapenwolkjes hoog in de lucht, wat het blauw van het firmament levendig maakte. Ook kwamen er verschillende trekvogels uit het noorden, hoog in de lucht over ons heen vliegend, die hun koers naar het zuidwesten richtten en de omgeving van de Dode Zee meden. Zodoende was de ochtend heel helder en levendig en alle aanwezigen werden daardoor vrolijk en opgewekt en prezen Mij, omdat Ik hun zo'n mooie ochtend gegeven had.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De oude dienaar zei: 'Omdat de Heer en Meester van eeuwigheid voor mij een eindeloos veel grotere en heiliger levenszon is dan die daar in het verre oosten, die ik immers al heel vaak op en onder heb zien gaan en wat ik hopelijk nog meerdere malen zal zien. De wereldse zon zal voor mij spoedig voor altijd helemaal ondergaan; maar deze heiligste zon, die voor ons nu eenmaal zo heerlijk is opgegaan, zal onze zielen voor eeuwig verlichten als op het lichtste moment van de dag en zal nooit meer ondergaan. Wee echter degenen voor wie deze zon zal ondergaan! Die zullen lang moeten wachten eer zij opnieuw weer opgaat! Kijk, daarom zie ik nu liever deze levende en heiligste zon dan die wereldse zon in het verre oosten, die Zijn werk is evenals deze aarde en alles wat daar in, op en boven is!'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Daarmee was de waard ook weer tevreden en vroeg Mij niet verder over deze kwestie.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Een andere Griek, die ons achterna gekomen was, keek vooral naar het vliegen van de vogels en zei daarover: 'O, wat hebben deze dieren het toch goed! Snel en licht vliegen ze door de lucht naar verre verten, waar ze het voedsel van hun gading overvloedig vinden. Maar de mens is er , wat het bewegen betreft, het allerslechtst aan toe en moet gebruik maken van de poten van verschillende dieren, om op een grotere reis toch sneller vooruit te komen; want met zijn eigen benen komt hij steeds maar langzaam vooruit. Had God ook aan de mens maar zo'n paar vleugels gegeven, zodat hij net als die mooie vogels door de lucht kon vliegen, wat zou dat voor de mensen een zaligheid zijn!'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[23] Daarbij werd nog veel besproken. Ik sprak echter niet veel, alleen met de oude dienaar van Kado; na het eten legde Ik hem de handen op en sterkte hem, en Ik wekte hem op tot leerling en verbreider van het evangelie. Zijn naam was Apollon. Deze werd toen al gauw de stichter van een gemeente, die zijn naam aannam.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Wij begaven ons met haastige pas op weg en namen weer de weg, waarlangs wij gisteren naar Jericho gekomen waren. Kado gaf ons een geleide tot aan de brug over de Jordaan, waar de weg zich splitste; want van daar af leidde de oude weg naar Jeruzalem, en een nieuwe leidde van daar in de richting van Egypte naar de plaats Essea, dat van hier af nog ruim een dagreis verwijderd was. Daar ging Ik nu dan ook heen, zoals Ik de Essenen een paar dagen geleden beloofd had. De weg daarheen liep langs menige woeste plaats en beviel de leerlingen niet zo erg; maar toch mopperden ze niet, hoewel wij op deze weg hitte en dorst moesten doorstaan, aangezien er op dit stuk geen herberg was en weinig goede bronnen waren. Laat in de avond hadden wij Essea bereikt. In de plaats Essea waren heel veel herbergen, omdat deze plaats om reeds bekende redenen door veel vreemdelingen steeds heel druk bezocht werd.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Toen de waard dat van Mij gehoord had, ging hij direct naar buiten naar zijn dienaren en stuurde er direct één naar de burcht, die deze keer nog open was, omdat er een groot aantal vreemdelingen uit alle windstreken met allerlei zieken en ook met verscheidene dode kinderen waren aangekomen, die de Essenen smeekten en bezwoeren hen te willen helpen. Maar dat bracht de Essenen nu tot wanhoop; want hoe meer zij de smekelingen uitlegden dat zij hun verzoeken deze keer niet konden en mochten inwilligen, des te sterker drongen de vreemdelingen er bij hen op aan. En zo bleef de burcht dan ook langer open, en de door de waard gestuurde bode kon volkomen ongehinderd bij de Essenen binnenkomen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar ook verscheidene vreemdelingen hadden deze boodschap gehoord en zij vroegen aan de Essenen, die nu heel blij waren geworden, wat er aan de hand was, wie die aangekondigde heer was en wie zijn vrienden waren.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Maar de Essenen zeiden: 'Vandaag hebben wij geen tijd meer om jullie dit grote geheim bekend te maken; maar morgen zal ieder schepsel zich buitengewoon verbazen over de macht en wijsheid van deze Ene Heer!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Deze woorden hadden effectbij de leerlingen en de Essenen, en daarna genoot ieder in alle matigheid van het voedsel en de wijn.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[22] Deze jongeman keek onafgebroken naar Mij en vatte uiteindelijk de moed om Mij aan te spreken; hij bewoog zich naar Mij toe en vroeg Mij of hij slechts enkele woorden met Mij mocht wisselen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[24] De jongen zei: 'O goede heer, toen ik een poosje naar u keek, begon het als het ware te gloeien in mijn hart en ik hoorde een stem in mij die zei: 'Alleen deze man kan jou helpen!' Daarop vatte ik dan ook de moed om mij direct tot u te richten en u te vragen mij te helpen. Want ik geloof vast dat alleen u mij, arme, kunt helpen!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[25] Ik zei: 'Welnu dan - als jij gelooft, dan geschiede jou naar je geloof"! -Maar als je genezen bent, zwijg daar dan vandaag over, zodat er in deze plaats geen oploop ontstaat!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  536 - 537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561  ...