Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 549 van 1490

...  537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562  ...
[26] Na deze woorden van Mij was de jonge man plotseling zodanig gezond en volkomen genezen van zijn kwaal, dat hij zijn krukken helemaal aan de kant zette en vrij in de kamer rondliep.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[30] Maar toch viel deze plotselinge genezing de waard, zijn personeel en verscheidenen van de hier aanwezige vreemdelingen sterk op, en zij vroegen aan de genezene wat Ik wellicht in het geheim met hem gedaan had, waardoor hij genezen was.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[31] Maar hij ( de genezene) zei: 'Jullie waren toch zelf hier in deze kamer en hebben gehoord dat hij tegen mij gezegd heeft: 'Jou geschiede naar je geloof"!' En bij deze woorden van hem werd ik als bij toverslag genezen en ben nu zo gezond als ik nog nooit eerder geweest ben. Dat is alles wat ik weet en jullie kan zeggen; als jullie meer willen weten, vraag het hem dan zelf"!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam er een vreemdeling naar Mij toe en zei: 'Heer en meester, kunt u iedere ziekte van de mensen genezen zoals u nu die van de jonge Egyptenaar genezen hebt en van wie hebt u deze wonderbaarlijke manier om ziekten te genezen geleerd?' .
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Luister, nieuwsgierige Arabier, voor Mij is geen ding onmogelijk, en wat Ik heb, dat heb Ik van Mijn vader in de hemel! Maar deze Vader kent niemand dan alleen Ik, en ook niemand kent Mij zo volkomen als Mijn Vader Mij kent! - Stel je daar tevreden mee en vraag Mij verder niets meer, want jij en jouw stam zijn nog ver verwijderd van het rijk Gods! Jullie hemel bestaat immers uit jullie vrouwen en slavinnen; en wie zulke hemelen als de hemel prijzen, zijn nog ver van Mij en Mijn vader!'
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Na deze woorden zweeg de Arabier en vroeg Mij verder niets meer.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar Ik zei tegen hen: 'Hoe kunnen jullie zoiets van Mij denken, aangezien jullie Mij nu toch kennen? Ik ben niet zoals een zwak, met allerlei hartstochten behept mens, maar Ik ben in deze wereld gekomen om alle mensen te helpen die in Mij zullen geloven en volgens Mijn leer zullen leven en handelen; en zo ben Ik nu, zoals Ik was, nog voordat deze aarde geschapen was. Ik heb ook die mensen lief die Mij nog niet kennen en ook nog nooit gekend hebben, en ook aan hen zal op het juiste moment het evangelie verkondigd worden. Wie dat ter harte zal nemen, zal het eeuwige leven ontvangen; maar wie het evangelie niet zal aannemen, zal in het aloude gericht en de aloude dood blijven.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Zorg er dus in het vervolg voor dat ook de vele doden die naar jullie toekomen en allerlei hulp bij jullie zoeken Mijn leer ontvangen en in de geest ontwaken en levend mogen worden, dan zullen jullie hen daardoor werkelijk helpen! Ik wil dat alle mensen zalig zullen worden! En omdat Ik dat wil en ook in deze wereld gekomen ben om voor alle mensen de poort naar het eeuwige leven te openen, ben Ik niet vandaag zo en morgen weer anders, maar steeds hetzelfde zoals de Vader in de hemel, die in Mij is, leeft, werkt, richt en in stand houdt.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Als Ik nu met dergelijke bedoelingen naar de mensen in deze wereld gekomen ben, hoe zou Ik daarbij dan ooit net als een mens slecht geluimd zijn, en wie kan Mij beledigen? Wie Mij herkend heeft en in Mij gelooft en volgens Mijn leer handelt, zal Mij zeker niet beledigen; maar wie Mij niet herkend heeft of niet wil kennen, ook als hij Mij zou kunnen kennen, die kán Mij niet beledigen; hij beledigt alleen zichzelf, aangezien hij een vijand van zijn eigen leven wordt.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] De overste van de Essenen zei: 'O Heer en Meester in Uw goddelijke geest van eeuwigheid! Wie zou dat niet begrepen hebben? Want deze waarheid is zo licht als de zon op klaarlichte dag, en in het licht daarvan hebben wij nu pas helemaal ingezien wat de mens moet zijn en hoe hij moet leven en handelen, om waarachtig mens te zijn volgens Gods wil en orde. Wij zullen daarom van nu af aan ook niet alleen maar hoorders, maar tot het einde der tijden van de aarde ook zeer vurige uitvoerders van Uw heilig woord zijn en blijven.
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Wij hebben ook priesters en magiërs, die tot allerlei buitengewone dingen in staat zijn, die zeggen, dat zij die dingen kunnen doen met behulp van geheime krachten van de natuur en haar geesten, en dat zij daarom ook onsterfelijk zijn. Maar deze priesters en magiërs weten zelf net zo weinig van maar één ware God als wij, zij kennen Hem niet, kunnen dus ook niet in Hem geloven en Hem nog minder boven alles liefhebben; want wat voor ons mensen eigenlijk niet bestaat, kunnen wij ook onmogelijk boven alles liefhebben.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Als u zelf die ene en enig ware God bent, zoals uit vele van uw woorden en ook uit uw daadkracht niet al te moeilijk af te leiden was, zeg en toon ons dat dan nog duidelijker, dan zullen wij werkelijk in u geloven, u boven alles liefhebben en net als deze Essenen heel precies voldoen aan uw aan ons bekend gemaakte wil! Maar dat wat ik verlang moet eerst gebeuren!'
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] En door wat Ik jullie allemaal, heidenen en joden, nu heb getoond zullen jullie wel inzien, dat God geen enkel volk van deze aarde zonder openbaring heeft gelaten; maar wanneer het die in de loop der tijd kwijtgeraakt is, dan kwam het altijd alleen door henzelf, zoals Ik jullie heb laten zien. En jij, blinde Arabier, zeg Mij nu of jij dat nu ook met je scherpe wereldse verstand goed begrepen hebt!'
Hoofdstuk 196: Gods openbaringen bij de volkeren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen de ochtend aanbrak was Ik met de twaalf alweer op de been en zei tegen Petrus: 'Wat vind je: aangezien het vandaag de dag vóór de sabbat is, waar de oude joden die hier in deze plaats wonen groot belang aan hechten -moet Ik vandaag werken tot heil van de mensen of zullen wij deze dag het werk laten rusten?'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Petrus zei: 'Heer, hoe kan ik als zwak, zondig mens U hierin raad geven? Want U alleen weet het beste wat juist is! Maar de zon is nog niet opgegaan, en U kunt met Uw wil nu alles verrichten, voordat de zon deze plaats zal verlichten; en om de oude joden niet te ergeren kunnen wij vervolgens deze voorsabbat houden tot de zon helemaal is ondergegaan. Deze dag verbiedt echter niet om te spreken en onderwijzen, alhoewel de joden veel waarde aan deze dag hechten omdat zij geloven dat het de geboortedag van Mozes is.'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  537 - 538 - 539 - 540 - 541 - 542 - 543 - 544 - 545 - 546 - 547 - 548 - 549 - 550 - 551 - 552 - 553 - 554 - 555 - 556 - 557 - 558 - 559 - 560 - 561 - 562  ...